Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 7 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 7
Afbeelding van Werken. Deel 7Toon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

Scans (5.65 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 7

(1909)–Julius de Geyter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Proza: De waarheid over de Vlaamsche Beweging; Het tooneel in Vlaamsch België; Verspreide en onuitgegeven stukken


Vorige Volgende
[pagina 83]
[p. 83]

Antwoord
op Schaepman's kritiek van ‘Keizer Karel’Ga naar voetnoot(1)

Onhistorisch

Schaepman erkent slechts als historie wat gebeurd is, wat gezegepraald heeft; niet wat wilde tot stand komen, wat geworsteld heeft, maar overwonnen werd.

Alles wat de Vlamingen van Brugge en Gent, en met hunne wenschen die van Ieperen en van Utrecht, en van Brussel en van Groningen, eeuwen en eeuwen zochten te verwezenlijken, eerst ter vrijheid der Gemeenten, dan ter macht van 't Graafschap Vlaanderen, eindelijk ter stichting van een Stamrijk dat aan vreemden dwang zou weerstaan, - dat alles is verzwonden, heeft niet bestaan zoohaast men er in gelukt is het te verpletteren.....

Welke redeneering!

[pagina 84]
[p. 84]

En zoo denkt een dichter, die leven moet wekken waar de dood omwaart; die uit puinen bloeiende steden moet doen verrijzen; die ziel moet storten in 't versmachte!

Schaepman is zóó onwaar, zóó valsch, dat hij het tijdvak van 60 à 80 jaren later tot getuige roept van den volksgeest bij Karels geboorte: als de Keizer ons had vertrapt; als zijn zoon Philips met zijne Alva's ons had verwurgd. Als 't Zuiden van 't Noorden was afgerukt, dan, ja dàn, vroeg men geen stamrijk meer, was men gelukkig met kleine, gemeentelijke staatjes.

Maar dat bezong ik niet. Ik juichte om de grootheid, niet om 't verval!

Een bewijs uit velen, maar een alles stavend bewijs: in d'onderhandelingen tusschen Gent en den Keizer; zijne tante en zijne zuster, herinnert men zeer nadrukkelijk, en menigmaal, aan de zegepralen en de nederlagen onzer voorvaderen in hunne gevechten tegen Frankrijk. Dat doet het harte deugd.

Middeleeuwsche versbouw

Schaepman heeft van dien versbouw nooit gevoel noch begrip gehad.

Hij schreef nooit, hij zou nog geen enkel stroofje in dien vorm kunnen schrijven.

Die muziek zingt in zijne ziel niet.

Zij zingt in 't hoofd en hart van zeer weinige Hollanders, dat is verwonderlijk, bedroevend, doch waar.

Sinds de hervorming, sinds d'opkomst der Hollandsche, Nederlandsche in de plaats der Dietsche,

[pagina 85]
[p. 85]

Vlaamsche letteren, is de ‘fijne kunstvorm’ verloren geraakt. Alexandrijnen zwaaien den scepter.

Onder Keizer-Karel noemden die van Amsterdam en van Zwolle en van Utrecht hunne taal het Vlaamsch. Toen zij Hollandsch werd, bracht zij geheel andere kunstgewrochten voort, - als 't wel rechte kunstgewrochten mogen heeten; want nederl. alexandrijnen zijn noodlottigerwijze éénvormig, ééntonig, veel slechter dan fransche.

Tegen vader Willems, die het voelde, Bormans en anderen, heeft Jonckbloet met zijne vrienden jaren en jaren gepennetwist over de wetten van den middeleeuwschen versbouw, en Jonckbloet dwaalde al verder en verder van de waarheid af.

Ik heb het hun moeten leeren, heb het hun in d'ooren geschreeuwd ze kunnen het nog maar half (de goeden); en Schaepman, die er niets van gevoelt en er dus niets van kent, geeft te verstaan dat hij wel maar ik niet, dat fijne instrument bespelen kan.....

't Is om om te vallen!

Zwakke verzen

Men zie de dichtkunst toch wat dieper in!

Men moet niet zwakke verzen, maar soms losse verzen maken, ja geheele losse brokken, om tot degelijkheid op te klimmen. Het is, eilaas! bij Bilderdijk en zoovele anderen zonde, dat ze terstond, van in 't begin, en in 't midden nog, en op 't einde van een gedicht immer voort, met de hoogste deftigheid aan 't zingen gaan, en zingen blijven.

Niet het vers maakt het kunstwerk, maar de schikking, het plan, d'ontwikkeling. Zijn effect bereiken,

[pagina 86]
[p. 86]

dat is hoofdzaak. Wat men uitwerken wil, doet men het best: eenvoudig en gemakkelijk; maar zoodra men het effect nabij komt, wordt de losse gang als vanzelf ernstig, en zwakke verzen, zelfs losse, zijn niet meer te duchten.

Doch, wee den dichter die met die deftigheid, met dien ernst, aanvangt: hij is niet alleen gemaakt, pedant, hij kan geen kleur hebben, geen waar leven; voor hem zijn laagten en hoogten, zangerigheid en medesleeping, onmogelijk. Hij is indigest. Getuige Bilderdijk telkens als hij groot wil werken.

Lees eens Schaepman's Sofiakerk: is dat dooraderd, van leven tintelend, met onderdeelen en toppunten? - Het verveelt - uit eentonigheid.

‘Koninlijke verzen’. Dat leerde hij van Busken Huet, die Max Havelaar meer dan de Camera Obscura een ‘koninklijk boek’ betitelde.

S. heeft er nooit gemaakt, ‘koninklijke’ verzen.

En wat hij bedoelt zijn toch maar schoolmeestersverzen.

In Reinaert zal hij geene koninklijke verzen vinden, daar waar de ‘levendige’ wriemelen; maar hij zal er aanhalen uit De Ziekte der Geleerden; uit leerdichten, die vloeken tegen de kunst der Dichting!

Wansmaak!

De kastijding van Gent

Dat zou maar een onbeduidend feit zijn in Karels leven? Eene bijzaak?

Maar om het te doen heeft hij meer gewaagd dan om keizer te worden.

[pagina 87]
[p. 87]

Sinds ons volk, onze stam het bewustzijn had van zijn bestaan en van zijn toekomstige grootheid, heeft hij geen hooger doel voor oogen gehad.

De gemeente stichten, om de menschen voor de kasteelheeren te bevrijden.

Het graafschap, de graafschappen, hertogdommen, heerlijkheden tot staatjes uitbreiden, om de poorters voor gravendwang, enz. te behoeden.

Al die staatjes tot één rijk versmelten, voor éénen stam, met ééne taal, om tegenover andere rijken als man tegen man te staan.....

Dat is wel het grootste dat een volk nastreven kan.

En dat werk van alle eeuwen, op ééns vernietigen, zóó verdelgen dat er zelfs geen hoop tot herrijzing overblijft, - dat is klein, nietsbeduidend voor Schaepman?

Maar dan heeft die man van onze geschiedenis geen begrip.

Van 1540 was 't met Vlaanderen uit; en dat zou in de waereld, bij alle volkeren, niets beduiden?

Is voor S. Rome's grootheid dan toch alléén van belang?

De ware reden

Zij springt in d' oogen.

Er komen in Keizer-Karel tal van princiepen, welke de Roomsche kerk niet erkent. 't Werk is er niet om gemaakt; 't is geen tendenz-werk, maar 't zit hem in de stof. Geen vrijdenkend kunstenaar zou

[pagina 88]
[p. 88]

Keizer-Karel anders beschouwen. Die Vlaming ontzielde Gent, Vlaanderen, de Nederlanden; die Heerscher wou noch vrijheid van gelooven en denken, noch nationaliteiten, noch volksrecht, noch wetenschap, noch letteren, noch kunst, noch trots, noch weelde die hem hinderen konden. - Daarom was hij meester van den paus; richtte in Spanje, zelfs hier, de Inkwisitie in; gebruikte dwang in alles, - en was en bleef jaloersch op den glans der Fransche koningen..... Ook was 't een Croy die hem had opgevoed.

Vandaag, voor Schaepman's en Brouwersen, en Nuyens, enz. enz. is de Roomsche kerk nog alles; Frankrijk nog immer la fille aînée de l'Église; en loochenen zij alles wat al te erg is (d'Inkwisitie b.v.) - Zij willen meer:

Schaepman heeft zijn priesterkleed afgelegd; maar zijne priesterziel zit hem des te vaster in 't lijf. Hij heeft het in Noord-Nederland verbazend verre gebracht: tot een bond van alle katholieken met Kuyper en ‘de Groenen’. Ze zullen Noord-Nederland in gevaar brengen, want hunne kerk moet hooger dan de Staat. Nu begint in Holland - maar 't zal erger gaan dan bij ons - de strijd tusschen Liberalism en Kerkerij. En wie vreezen de bondgenooten het meest? De liberale Vlamingen, ons, die in dezen, voor 't Noorden nieuwen kamp, grijze haren hebben ‘gewonnen’.

Laat, b.v., een Vuylsteke eens elke week een open brief naar den Spectator schrijven over alles wat de Schaapman's en Kuyper's nu zullen gaan beginnen!

Lees bij Schaepmans tusschen de regels......

Hij zegt voor Kerk, Geloof, Heerschappij, rechtstreeks, geen woord; maar hij gevoelt niets anders.

[pagina 89]
[p. 89]

Hoe bedroevend echter, indien al de bondgenooten over een stamrijk denken als hij........ - Dan zou het blijven bij een droom, dàn gaan de Nederlanden ginds als hier stellig ten onder.......

Wat Keizer-Karel wezenlijk is

Ik maakte nochtans een kunstwerk.

Over dien tijd en dien man, kon ik niet anders uitweiden. Keizer-Karel verdient niets anders.

't Is geen strijdwerk.

't Was voor een propagandaboek bestemd.

Men moest het lief hebben en aanbevelen, het der jeugd voorprijzen.

Het katholicism komt er tegen op......

Hebben die mannen dan waarlijk geen vaderland?

Zij liegen, en verdraaien, en verkrachten, en geven te verstaan...... - Kortom, zij vervalschen!

Wie hadde zooveel jezuïeterij van den dikken Schaepman verwacht?

En nu springt de magere Snieders hem nog bij, die dan toch ook zijn meester is - in 't vervalschen?

Deze zegt dat Ten Brink, Gram e.a. Scheapman's artikel goedkeurden, terwijl zij het niet eens lazen dan na zijn verschijnen. Het beslaat eene heele aflevering der Haagsche Stemmen; geene letter van een ander staat er dien dag in.

En toch, hoe eerlijk van Schaepman zelf: van Lennep, Beets, Hofdijk en Thijm in de zaak te wikkelen!

[pagina 90]
[p. 90]

Altijd bondgenooten zoeken, met een glimlach op de leugenvolle lippen.....

Thijm is geen kunstenaar, Hofdijks karakter bewonder ik; Beets is groot; van Lennep dood. Waarom ruit hij hen en hunne vrienden tegen Keizer-Karel op? - Welk een priester van den zachten en eerlijken Jesus!

voetnoot(1)
Julius de Geyter zond mij dit stuk in potlood, niet gekribbeld, maar met zorg overgeschreven, en liet er het volgende briefje bijgaan. Het is een antwoord op de scherpe kritiek van 's dichters epos door Schaepman geschreven in De Haagsche Stemmen (Mei 1888). Ik zelf had over het gedicht eene beoordeeling geschreven in Het Nederlandsck Museum, Gent, 1888.
11 Mei 1888.
Max,
Ik ben van namiddag met vrij, eilaas! en kribbelde dus maar algauw wat op' papier.
Lees het eens, en denk er bij wat er niet staat en staan moest.
Uw,
Julius de Geyter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken