Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (deel 1 en 2) (1949-1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)
Afbeelding van Dichtwerken (deel 1 en 2)Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.64 MB)

XML (2.53 MB)

tekstbestand






Editeur

Frank Baur



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken (deel 1 en 2)

(1949-1950)–Guido Gezelle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]

[Bonte kraaie, waar, och armen]

 
Bonte kraaie, waar, och armen,
 
kunt gij, voor uw' taaie darmen,
 
voedsel vinden, worme of slek,
 
in dit daaglijkschbroodgebrek?
 
 
 
Eerde en water zijn gesloten,
 
overal ligt snee' gegoten;
 
en, 'k en zie geen mensch die ooit
 
kaf voor u of kooren strooit.
 
 
 
Gij en weet van schuur noch schelven,
 
van geen' wortelen weg te delven;
 
en ge'n hebt geen' spiere brood
 
bijgeleid, tot meerder nood!
 
 
 
Gij en grijpt, gelijk de gieren,
 
niet uw' eigen mededieren;
 
ook en heet uw kerstenbrief
 
‘eier-’ u, noch ‘kiekendief.’
 
 
 
Welke een' armoe komt deswegen,
 
gij nu, binst den winter, tegen;
 
als, alom met snee' bezaaid,
 
veld en wee van honger kraait.
 
 
 
In die snee' zie'k, aller straten,
 
uw tweevoetig speur gelaten:
 
eet gij snee', of, half vergaan,
 
laaft gij uwen dorst daaraan?
 
 
 
Of, hoe kunt gij, vast aan 't vliegen,
 
immers uwen buik bedriegen?
 
Kraait, of is hij, lijk uw' stem,
 
zwijgende? Hoe snoert gij hem?
[pagina 53]
[p. 53]
 
Neen, 'k en hoor geen klachte u klagen,
 
schoon veel andere om hulpe vragen,
 
piepen, kriepen, om end om:
 
bonte kraaie, wordt gij stom?
 
 
 
Ei, onmooglijk is u 't leven,
 
stonde er niet dit woord geschreven,
 
dat daar Een is die u voedt,
 
en u nooddruft vinden doet.
 
 
 
Een, die de akkerlelie kleêren
 
weeft, als Salomons, vol eeren;
 
Een die, zonder naalde of naad,
 
vacht en veder groeien laat.
 
 
 
En, voorwaar, 'k en zie geen lijken,
 
bonte kraaie, ooit in de dijken
 
liggen, van uw volk; of dood
 
uwe oorije, van hongersnood.
 
 
 
'k Hoor de menschen bitter klagen,
 
van de kwade winterdagen;
 
'k wete er, van gebrek en pijn,
 
louter, die gestorven zijn.
 
 
 
Gij betrouwt op God, onwetend
 
aan Zijn' wetten vastgeketend;
 
die u vulte en voedsel schiep,
 
eer Hij u in 't leven riep.
 
 
 
Hij heeft u twee vlerken neven
 
't lijf gezet, en kracht gegeven;
 
en twee oogen voert gij fijn
 
die scherp ziende en verre zijn.
[pagina 54]
[p. 54]
 
Op die vlerken zie 'k u roeien
 
door de lucht, en voorwaards spoeien:
 
in een omzien, stikken breed,
 
verre weg van mij gescheed.
 
 
 
Uit die oogen zie 'k u spieden,
 
hooge boven land en lieden;
 
hooge boven huis en al:
 
of u God iet geven zal.
 
 
 
Bonte kraaie, uw schamel wezen
 
leert een' schoone lesse aan dezen
 
die verkwisten 't daaglijksch brood,
 
etend, zonder etensnood.
 
 
 
Ach, verdeelden ze, alle dagen,
 
't brood, dat ze onzen Vader vragen,
 
met zoo menig armen bloed,
 
die 't, lijk gij, gaan zoeken moet?
 
 
 
Waar de neerstig nauwe boeren
 
hun gegraande peerden voeren,
 
trekkende aan den wagenlast,
 
daar is 't dat uw kooren wast.
 
 
 
Hun verlies komt u te baten,
 
en zoo zie 'k u, achter straten,
 
raad- en roekloos van gebrek,
 
pekken in nen peerdendrek!
 
 
 
'k Zie u neerstig 't leven halen,
 
'k zie u nederig zegepralen
 
op een hoopken mesch, verblijd,
 
lijk sint Job, in zijnen tijd.
[pagina 55]
[p. 55]
 
Bonte kraaie, 't doet mij dere
 
dat ik uwen troost begere,
 
en, eilaas, het doen daarvan
 
dat ik daar niet aan en kan!
 
 
 
Laat den winter eens verdwijnen,
 
laat de Aprilsche zonne schijnen:
 
dan, o kraaie, krijgt ge uw deel
 
in Gods goedheid, algeheel.
 
 
 
Dan zal God u voedselvollen
 
nooddruft doen op de eerdeschollen
 
vinden, en den ploeg omtrent,
 
die den veien akker wendt.
 
 
 
Dan, uw herte omhoog gerezen,
 
laat den buik eens weeldig wezen;
 
dan, te lijze of luider stem,
 
looft met alle vogels Hem!
 
 
 
11/12-1-1891

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken