Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken (deel 1 en 2) (1949-1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)
Afbeelding van Dichtwerken (deel 1 en 2)Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken (deel 1 en 2)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.64 MB)

XML (2.53 MB)

tekstbestand






Editeur

Frank Baur



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken (deel 1 en 2)

(1949-1950)–Guido Gezelle–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 234]
[p. 234]

[Jordane van mijn hert]

 
Jordane van mijn hert
 
en aderslag mijns levens,
 
o Leye, o vlaamsche vloed,
 
lijk Vlanderen, onbekend;
 
hoe overmachtigt mij
 
de mate uws vreugdegevens,
 
wanneer ik sta en schouwe,
 
uw' vrijen boord omtrent!
 
 
 
Hoe vaart gij welgemoed,
 
de malsche meerschen la`end
 
met blijder vruchtbaarheid,
 
te Scheldewaard, en voort
 
ten Oceaan, u, zelf,
 
een' diepe vore gravend,
 
die 't oude en vrije land
 
van Vlanderen toebehoort.
 
 
 
Wat zijt gij schoone, o Leye,
 
als 't helderblauwe laken
 
der hemeltente wijd
 
en breed is uitgespreid,
 
en dat, uit heuren throon,
 
de felle zunne, aan 't blaken,
 
vertweelingt heur gezichte
 
in uwe blauwigheid!
 
 
 
Dan leeft het rondom al
 
uw' groengezoomde kanten,
 
aanzijds en heraanzijds,
 
zoo verre ik henenschouw,
 
van lieden, die weêrom,
 
en nu in 't water, planten
 
den overjaarschen bloei
 
van hunnen akkerbouw.
[pagina 235]
[p. 235]
 
Den bast, die, onlangs, toen
 
hij jong was, jong en schoone,
 
't gezicht verblijdde, maar
 
één levend legtapijt;
 
die, veel te lichte, eilaas!
 
de blauwe maagdenkroone
 
verloos, en bleef het lieve
 
en jeugdig leven kwijt!
 
 
 
Het vlas! Nu staat 't gedoopt,
 
Jordane, in uwe lanken,
 
gegord in haveren stroo,
 
dat banden gouds gelijkt;
 
bij duizend duizenden
 
van bonden, die vier planken
 
bewaren, ketenvast
 
en aan den wal gefijkt.
 
 
 
Hoe zucht gij, om weêr uit
 
dit stovend bad te komen;
 
hoe zucht gij, zoo de ziel,
 
de vrome kerstene, doet,
 
die, na gedulde pijn,
 
vol hopen en vol schromen,
 
verlangt het licht te zien
 
dat haar verlossen moet!
 
 
 
Verdraagt den harden steen
 
nog wat, die, korts nadezen,
 
gelicht, u helpen zal
 
ter vrijheid; en de dood,
 
die u gedwongen hield,
 
zal zelf gedwongen wezen,
 
u latende uit het graf
 
en uit den Leyeschoot.
[pagina 236]
[p. 236]
 
Die steen heeft u gedempt,
 
g'ootmoedigd en gedoken,
 
tot dat uw taaie rug,
 
gemurruwd en verzaad,
 
geen' weêrstand biên en zou
 
aan hem die u, gebroken,
 
tot lijn hermaken zal
 
en edel vlasgewaad.
 
 
 
Hoe krielt het wederom,
 
langs al de Leyeboorden,
 
van lieden, half gekleed,
 
die half in 't water staan,
 
en halen, lekende uit,
 
lijk lijken van versmoorden,
 
't gebonden, zappig vlas,
 
en 't spreidende openslaan!
 
 
 
't Verrijst! Het wordt alhier,
 
het wordt aldaar bewogen,
 
gestuikt, gekeuveld en
 
gehut. De zonne lacht
 
en speelt in 't droogend schif,
 
dat, 't water uitgezogen,
 
heur' fijne stralen drinkt
 
en fijndere verruwpracht!
 
 
 
Wat zie 'k! o Israël,
 
lijk in de bibelprenten,
 
gekleend, den overtocht
 
van 't Abrahamsche diet;
 
gesmaldeeld en geschaard,
 
in lijnwaadgrauwe tenten,
 
ontelbaar, zoo 't den dwang
 
van Pharao verliet!
[pagina 237]
[p. 237]
 
Beloofde land van God,
 
Jordane, in 't hooge Noorden,
 
hoe schoon 't gelegerd volk,
 
dat, God gehoorzaam, voet
 
en hand te zamen, zwoegt,
 
naar uwaard, en de boorden
 
van 't stroomend waterkleed
 
strijdmachtig leven doet!
 
 
 
Ik hef, lijk Bala'am,
 
mijn woord op, en 'k bezegen
 
den arbeidweerden troost
 
dien 't neerstig Vlanderen vand ...!
 
Zij 't immer God getrouw,
 
God dankbaar, God genegen,
 
en weerd de diere kroon
 
die hem de vrijheid spant,
 
 
 
zoo lang de Leye loopt,
 
zoo lang de velden dragen
 
den taaien lijnwaadoost,
 
die op heur' boorden groeit;
 
zoo lang 't gestorven vlas
 
herleeft in kant en kragen,
 
en, sneeuwwit, op de borst
 
van jonk- en schoonheid bloeit!
 
 
 
19-5-1882

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken