Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De school van Fontainebleau (1959)

Informatie terzijde

Titelpagina van De school van Fontainebleau
Afbeelding van De school van FontainebleauToon afbeelding van titelpagina van De school van Fontainebleau

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.40 MB)

Scans (2.60 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De school van Fontainebleau

(1959)–Marnix Gijsen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 43]
[p. 43]

IV.

De ervaren krijgslui weten dat de oorlog hoofdzakelijk bestaat uit wachten. Over de hele wereld werd gewacht en geduld geoefend: de soldaten aan het front, de krijgsgevangenen achter de tralies, de slachtoffers bestemd voor de gasovens, de millioenen vrouwen en geliefden in de zes continenten; ze wachtten allen. Geraldine wachtte nu ook. Ik vernam dat ze, na een hele week aarzelen, Purdaple had ontboden en hem het geld had gegeven. Hij was goddank discreet geweest.

Ik ben steeds op de zaterdagse bijeenkomsten van Geraldine verschenen, alleen kwam ik wat later en vermeed het met de gastvrouw te praten. Het beschadigde doek was verdwenen en vervangen. Geraldine scheen nerveuzer dan ooit en haar stem klonk anders. Ze dronk opvallend veel en verkondigde met klem dat de oorlog naar zijn einde liep. De vierde zaterdag na ons nachtelijk gesprek was er een zekere beroering in haar salon merkbaar. Men had de gasten te verstaan gegeven dat waarschijnlijk Mary Thalman zou verschijnen, de beroemde actrice, die de toneelwereld beheerste en wier lesbische avonturen mondgemeen waren. Ik

[pagina 44]
[p. 44]

vertrok vroeg, maar werd bij de deur door Geraldine opgevangen die me verwijtend vroeg of ik me voor de beruchte toneel- en filmgodin niet interesseerde.

‘Helemaal niet,’ zei ik, ‘ik zie de hele dag zieken.’

 

Het bericht dat Trautendorf was afgemaakt, heeft me op de volgende zaterdagmorgen bereikt. Uit de tekst bleek duidelijk dat zijn vriendin zijn lot had gedeeld, ook al stond haar naam niet correct vermeld. Ik belde Geraldine op. Wat heeft me bezield haar het nieuws mee te delen zoals ik het deed? De herinnering aan de vernederende manier waarop ze had geweigerd de Joodse werken te steunen toen ik haar dat had gevraagd, en toen ze me haar klassiek antwoord had gegeven? Of de overtuiging dat zij Mary Thalman reeds had uitverkoren als de opvolgster van Emilienne? Of was het mijn wraak op haar monsterachtige, beledigende vraag?

‘Luister,’ zei ik, ‘ik heb slecht nieuws. Zo maar eventjes een millioen is verspild geworden. A cool million. Trautendorf en Emilienne zijn dood.’ Ze haakte af zonder een woord te zeggen.

Ik heb die namiddag haar appartement op Park Avenue vermeden en ben naar de bioscoop gegaan. Het was verbazend te zien, in het filmjournaal, hoe de Amerikaanse mariniers het ene eiland na het andere in de Stille Zuidzee heroverden. Ze beschikten over die ellenlange vlammenwerpers waarmee ze de Japanners uit hun rotsholen joegen, om ze dan neer te schieten wanneer ze als levende toortsen te voorschijn kwamen: het leek een heel hygiënische handeling, zoiets als een verdelging van ratten. Die dingen hadden de Kozakken moeten hebben om pogroms te organiseren in het tsarenrijk. Daarna zagen we General McArthur van

[pagina 45]
[p. 45]

een landingsboot in het water stappen en, klaar met zijn historisch woord, aan de inwoners van Bataan verklaren: ‘Ik ben weergekeerd,’ zoals hij hun dat vier jaren tevoren had voorspeld. Boze tongen beweren dat hij van zins was op het water te wandelen, maar dat Truman het hem verboden had. Alles verliep naar wens voor de Verbondenen, de oorlog ging naar zijn einde.

Rond elf uur werd ik opgebeld door het dienstmeisje van Geraldine. Haar meesteres was ziek, en wilde ik dadelijk komen? Ik zei haar een Amerikaanse dokter te ontbieden, maar liep toch naar haar woning. Geraldine lag in het coma. Naast haar stond nog het champagneglas waarin ze de slaapmiddelen had gemengd die haar hadden verlost uit haar leed. Samen met mijn Amerikaanse collega, heb ik er voor gezorgd dat haar zelfmoord gecamoufleerd werd. Het past niet dat een grote dame zou sterven lijk een proletariër. Wat is er edeler dan een hart dat breekt, omdat een geliefd wezen de dood is ingegaan?

Onze ambassadeur heeft een roerende lijkrede uitgesproken in onze nationale kerk. Alhoewel door zijn beroep verplicht zich hoofdzakelijk in gemeenplaatsen uit te drukken, en daardoor geestelijk misvormd, deed hij toch zijn best om Geraldine's dood te beschrijven als het besluit van een martelaarschap dat jaren had geduurd. ‘Een gevoelig dichter in ballingschap heeft geschreven: ik lijd aan mijn land. Deze edele vrouw, edel door geboorte en door de adel van haar gemoed, is aan haar land gestorven,’ zei hij. De habitués van haar salon waren allen aanwezig. De politici en de diplomaten zaten vooraan, maar voor de oude Prins von Z. had men een speciale bidstoel op het koor geplaatst, zodat alles verliep zoals het hoorde. Een ieder kende zijn plaats. Ik zat

[pagina 46]
[p. 46]

helemaal achteraan, en ik luisterde verstrooid naar de dunne stemmetjes van de blinde kinderen - de protégés van Geraldine - die met een vreemd accent en op een nog vreemder ritme ons nationaal lied radbraakten. Ik voel me altijd vreemd in een kerk of in een synagoog. Ik ben een indringer, die niet deelneemt aan wat er sacraal gebeurt. Ik ben dan ook altijd de eerste buiten.

Toen ik op het trottoir stond, hoorde ik een auto met geweld remmen. Het was een mooie wagen, waaruit de Heer Theodoor Purdaple stapte, elegant uitgedost. Ik verwittigde hem dat de dienst ten einde was.

‘Hoe kan zulk een charmante vrouw zulk een dwaasheid begaan?’ vroeg hij.

‘Welke dwaasheid?’ zei ik hypocriet.

‘Mijn waarde Dokter, laten we mekaar nu niet Frederik noemen,’ zei hij. Ik ben niet op zijn zinspelingen ingegaan. Ik kreeg het zelfs over mijn hart in zijn kraaknieuwe wagen te stappen en hem toe te laten me naar huis te voeren.

‘Doet U zaken?’ vroeg ik.

‘Allerlei zaken,’ zei hij veelbetekenend. ‘De bluts met de buil. De ene lukt, aan de andere scheur ik mijn hemd.’ Ik heb niet aangedrongen. Het had geen nut. Ik wenste ook niet te weten of Geraldine wellicht te lang had gewacht om Purdaple te roepen en hem het ‘cool million’ te geven. Ook niet of hij wellicht op de som een deel had achtergehouden. Hij ook had het recht als rechter op te treden en te handelen naar goeddunken. Was ik zelf geheel zeker van mijn stuk? Alleen de onnozelen van geest bezitten dat voorrecht.

De Amerikaanse faculteit heeft me waardig gekeurd mijn beroep uit te oefenen. Als verpleegster heb ik de ‘weduwe’ van Trauvater aangeworven. Ze zou door een vuur gaan voor

[pagina 47]
[p. 47]

me. Wanneer een van mijn rijke patiënten mij inviteert in een der selecte restaurants van New York, gebeurt het in de laatste tijden vaak dat ik daar ook Purdaple aantref, die me van ver met een breed gebaar groet en met een glimlach, of we oude vrienden of, liever nog, oude medeplichtigen zijn. We hebben allebei getriomfeerd, terwijl Emilienne en Geraldine, die alle troeven in handen hadden, ten onder zijn gegaan. Purdaple draagt ook al een wit piqué ondervest, al is hij voor een dergelijke opschik veel te jong. De parel op zijn das is veel kleiner dan die van Finkelstein, maar die zal wel groeien.

De vrede heeft de vuile dampen van de oorlog weggevaagd. We doen ons best om alles te vergeten. We slagen er schitterend in. We kennen weer het geluk onze eigen dilemma's te scheppen, de staatslieden laten ons met rust. Nu zijn de wetenschappelijke leerlingen-tovenaars aan het werk gegaan, die ons het bericht gebracht hebben dat we eindelijk de stof zijn meester geworden. Het geheim van de materie hebben we doorgrond. Protserig bekijken we een wereld die we morgen aan gruizelmenten kunnen doen springen, maar van wat er in de geest en in het hart van de mens omgaat weten we nog even weinig als de Grieken, of als die misanthroop die ‘Gilgamesh’ heeft geschreven in spijkerschrift van Babylonië.

 

Na de dood van Geraldine ben ik me ook voor het werk van haar blinden gaan interesseren. Ik heb zelfs de buste die een jonge beeldhouwer van haar had gemaakt, gekocht en aan het werk geschonken te harer gedachtenis. Als ik het instituut bezoek, zie ik vaak hoe een der jonge meisjes voor het beeld stil staat en met tedere vingertoppen de scherpe

[pagina 48]
[p. 48]

trekken van Geraldine betast, zoekend naar het geheim van haar wezen.

‘Ik zorg voor mijn necrologie’, had ze me eens gezegd. In deze onnozele harten leeft zij voort als een weldoenster en een wezen van mateloze verfijning. Haar voorzichtige, ietwat schorre stem, haar parfum, haar strelende aanrakingen, dat herinneren die kinderen zich en ze trachten dit alles terug te roepen tot de werkelijkheid terwijl hun vingeren met eerbied langs de bronzen wangen aaien, aan de brede mond aarzelen totdat hun handen liefderijk de zachte driehoek der kin omvatten.

In de geest van de leden onzer kolonie en van de aristocraten van het oude Keizerrijk, leeft Geraldine voort alleen omdat ze te midden van de oorlogswoestijn een perverse en hemeltergende oase had geschapen van integraal egoïsme.

Nooit heb ik de laatste woorden van Nero: Qualis artifex pereo kunnen bespottelijk vinden zoals mijn moraliserende leermeesters dat verlangden, evenmin kan ik Geraldine veroordelen omdat zij poogde de oorlog en zijn gruwelen eenvoudig te negeren en als een Olympische godin te leven.

Ik alléén heb haar gekend zonder masker, het gelaat vertrokken door paniek en hysterie, een jammerlijk bros en sprok wezen dat, zoals ik, tot een minderheid behoorde en daaronder lijden moest. Wanneer er over haar wordt gesproken - er is reeds om haar gedachtenis een zoeterig flepse legende aan 't groeien - dan kan ik steeds naar waarheid zeggen dat zij als een grande dame geleefd heeft en ook zo is gestorven, roekeloos zich zelf bevestigend tot in de dood.

Het gebeurt me vaak, bij het verlaten van het Instituut, dat ik, zoals de blinde meisjes, vertederd de wang aanraak die ik eens heb geslagen.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken