Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II. Tochten naar het Noorden 1686-1806 (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II. Tochten naar het Noorden 1686-1806
Afbeelding van Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II. Tochten naar het Noorden 1686-1806Toon afbeelding van titelpagina van Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II. Tochten naar het Noorden 1686-1806

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.07 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/koloniën-reizen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse tijd. Deel II. Tochten naar het Noorden 1686-1806

(1916)–E.C. Godée Molsbergen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

[16] Dagverhaal van de landryse, door den Weledelen Gestrengen Heer Mr. Joachim Baron van Plettenberg raadt extra ordinair van Nederlands India, mitsgaders Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede HoopGa naar voetnoot1) met den ressorte van dien etcetera, etcetera, etcetera, in den jaare 1778 gedaan door de landstreken beoosten de gem. Caab tot aan de Plettenbergs en groote Visch rivieren, mitsgaders vervolgens van daar te rugwaarts langs de ZuydkustGa naar voetnoot2).
Van de Caab tot over de Hexe rivier.

[Donderdag den 3de September.]

Donderdag den 3de September. Den Weledelen Gestrengen heer Gouverneur had reeds voor eenigen tijd besloten in perzoon eene ryse te doen naar de aller verst gelegene landeryen, zo wijd dezelve door de ingezetenen werden bewoond, ten einde niet alleen van dezelve en de daar omtrent onlangs tusschen de beyde colonien van Stellenbosch en Swellendam nader bepaalde limiet scheidingen, oculaire inspectie te nemen; maar ook om van naby de nodige ordres te

[pagina 62]
[p. 62]

stellen ten opzigte van diverse zaken; dewelke in die verre afgelegene districten een noodwendig redres vorderden.

Om deeze ryze met zo veel mogelyken spoed en zekerheyd te doen, waren de respective land-drosten nevens de heem- en krijgsraden van Stellenbosch en Drakenstein, en ook die van Swellendam, tydig gelast, te zorgen dat er op de bestemde tyden en plaatsen de nodige voorspannen van trekossen en rijdpaarden gereed mogten zijn; insgelijks dat uyt elk derzelve districten een detachement, bestaande in een cornet, corporaal en agt dragonders uyt de landmilitie met derzelver volle wapenen, ter begeleidinge van zijn Weledele Gestr. zoude werden gecommandeerd.

Den capitein lieutenant militair van Heiden, een meede reysgezel zullende zijn, had zig gisteren met de wagens, beladen met al het geene van provisie als anderzints tot de reyse was geschikt, reeds voor uyt begeeven, naar de plaats van den oud burgerraad Hendrik Oostwald Eksteen aan de Tygerbergen gelegen; om in tijds de bagagie wagens verder te kunnen vooruyt zenden. Dezen ogtend ten seven uuren, aangenaam sonneschijn weer zijnde vertrok den Weledelen Gestr. heer Gouverneur, vergezelt van den secretaris der Weeskamer de Wet en den opper chirurgijn Seid als mede reisigers, in een rytuyg met agt paarden bespannen, uyt het casteel de Goede Hoop; werdende tot aan 't rytuyg uytgeleyd door den heer Secunde, benevens eenige verdere leeden der regeeringe en voornaamste van 's Comps. dienaren. By het uytreyden van de barriere wierd zijn Weledele Gestr. van 't fort Imhof met seventhien schoten gesalueert; terwijl zommige der gemde. heeren volgden tot de plaats van den oud burgerraad Eksteen voormeld daar wy ten negen uuren aanquamen en een vriendelijk onthaal genoten: Wy verlieten deeze plaats ten elf uuren in onze twee reyswagens met ossen bespannen; en onder wegen van ossen verwisselt hebbende, waren wy 's namiddags ten vijf uuren ten plaatse van de weeduwe Hop genaamt't Slot van de Paarl; en vonden hier onse drie bagagiewagens.

[Vrydag den 4 do.]

Vrydag den 4 do. 's Morgens mistig weer, dewelke kort daar aan in regen veranderde met een weste wind, reden wy ten half seven uuren van de laastgem.de plaats en passeerden de grote Bergrivier met de Ponton. 't Regenachtig weer verhinderde 't gezigt van 't Drakensteins gebergte daar de Du Troits cloof door gaat: door welke cloof men thans onder handen had het maken van eenen weg, bequaam om met vragt wagens gepasseerd te werden: het geen, voltooyd wesende, van veel belang en voordeel zoude zijn voor degeene

[pagina 63]
[p. 63]

die hunne plaatsen in de Gaudiene, aan de Hexe rivier en daar omstreeks leggende hebben;Ga naar voetnoot1) dewelke, om de producten van daar na de Caab te brengen, de rode Zandse cloof moeten passeeren; makende eenen omweg van twee dag reisens.

's Voormiddags ten half elf uuren, bevonden wy ons ter plaatse van den oud heemraad Paul Roux aan de groene Bergh. Wy wierden gewaar dat door de swaarte en groote volumen der bagagien de wagens te veel moesten leiden; waarom den Weledelen Gestr. heer Gouverneur nog een wagen van gem.de Roux daar toe liet emploieeren; en ordre stelde dat hem voor dezelve weder een andere in de plaats zoude werden bezorgt. Ten half elf uuren begaven wy ons van daar, waren vier uuren daar na aan de Vogelvalley, om nog eens te verspannen [waar] een en een half [uur] vertoevd wierd; en quamen met de eerste wagen 's avonds ten half seven uuren op 't rode zand by den oud burger lieutenant Jacobus de Wet. Een van de bagagie wagens had door de onvoorzigtigheyd van den dryverGa naar voetnoot2) het ongeluk in de Rode zandse cloof om te slaan; zonder dat daar door egter iets van belang beschadigt was, alleen veroorzaakte dit, dat de overige wagens eerst ten negen uuren by ons arriveerden.

Saturdag den 5 do.

Saturdag den 5 do. Zonneschijn weder met een Westelijk windje, begaven wy ons 's morgens ten agt uuren van 't Rode-zand, daar een wagen met de bagagie van degene die uyt het Stellenbosche district tot de escorte gecommandeert waren, zig onder ons gevolg voegde. Wy bereykten ten elf uuren de Breede rivier, dewelke, ter plaatse daar men dezelve passeerd, op een afstand van circa veertig minuten gaens in negen zo grote als kleine gedeeltens loopt, en quamen ten vier uuren 's namiddags aan op een plaats van Philip Mijburg, geleegen af en aan de Chavonnes-bergGa naar voetnoot3). Om de menigte der zig alhier bevindende lieden, sloegen wy op deezen plaats voor 't eerst een gedeelte van ons campement op; en trocken

Zondag den 6 do.

Zondag den 6 do. 's ogtends ten half agt uuren met mooy weer en een zagt westlijk lugtje weder op weg, een quart voor twaalf uuren 's middags quamen wy aan de Hexe-rivier even voor dat de cloof van dien naam begind: dezelve rivier tweemaal aldaar en vervolgens eenige rysen in de cloof gepasseerd zijnde, ontmoeten wy ter plaatse van Willem van den Vyver den capitain militair Gor-

[pagina 64]
[p. 64]

donGa naar voetnoot1) die met ons reysde; en waren ten half twaalf uuren over de veerthiende bogt of spruyt van die rivier, toen wy 's namiddags ten half twee uuren ons leger opsloegen ter plaatse van Daniel Hugo. Zo als wy

Maandag den 7de do.

Maandag den 7de do. wanneer het mooy weder bleef aanhouden,

[pagina 65]
[p. 65]

van evengem.de plaats afreden, nam de passagie door de Hex-rivier op nieuw haar begin; en wy waren dezelve rivier nog niet ten eenemaal overgetrokken, toen nog veerthien zo bogten als spruyten ons waren ontmoet, en wy ten negen uuren aan 't einde van dien cloof quamen: wy hadden nog twee voorname spruyten te passeeren, eer wy ons bevonden ter plaatse van de weduwe Jacobus van der Merwe genaamt de Vendutie-kraal, het geen's voormiddags ten thien uuren geschiede. Den snellen stroom en het verspoelen der driften, maakt den overtogt van de Hexe-rivier periculeus: Dit veroorzaakte dat een van onse wegwysers te paard, toerydende na een der wagens, welke hy zag dat in een diep gat stond te schieten en daar door groot gevaar liep, de wagen reddende, met het paard ter zyde van dezelve in dat gat zo diep onder sloeg, dat men alleen des mans hoofd konde zien, egter gelukkig weder daar uyt zijnde geraakt, had hy zig slegts door 't wiel van de wagen aan de beene bezeerd.

Van de Vendutie-kraal begaven wy ons 's voormiddags een quart voor elf uuren; en dewijl een der wagens van ons gevolg quam om te slaan, met welks redding, zoo wel als met het vertoeven ter plaatse van Jourdaan, daar wy vervolgens aan reden, een en een half uur verlet wierd, was 't twee uuren in den namiddag, toen wy de plaats van Wouter de Vos de Buffelskraal genaamt, genaakt waren, daar wy de geheele escorte der Stellenbosche dragonders met derzelver paccagie wagens aantroffen. Deeze plaats is geleegen aan de voet van een der koude Bockvelds bergen, wiens kruyn nog voor een groot gedeelte met sneeuw bedekt was. Wy sloegen hier ons campement op; en hielden

Dingsdag den 8de do.

Dingsdag den 8de do. rustdag; de lugt was helder, en in den morgen en avondstond koud, maar op den middag aangenaam.

Woensdag den 9de do

Woensdag den 9de do stil weder en heldere zonneschijn, braken wy ons leger op; en trocken voort met den nu compleeten trein, dewelke bestonden in

Een rijs-wagen van den Welede Gestr. heer gouverneur.
En do voor 't byhebbend gezeldschap.
Vier bagagie wagens.
Twee do van de verzellende escorte uyt 't Stellenbosche district.

[pagina 66]
[p. 66]

De escorte zelve, te paard en gewapend, welke escorte geformeert wierd, door Dirk Wouter Hofman, Cornet.

Jacobus de Wet Jacobusz, corporaal.

Christoffel Albertijn } Dragonders.

Alewijn Petrus Burgers } Dragonders.

François du Plessies } Dragonders.

Daniel Bosman } Dragonders.

Jacobus van Aarden } Dragonders.

François Roos } Dragonders.

Jan Hendrik Olivier en } Dragonders.

Anthonij Fik Lambertsz: } Dragonders.

Een jager en twee raportgangers meed te paard en gewapend.

Voorts eenige handpaarden, behalven een wagen en rijdpaarden van capitein Gordon.

Van de Hexe rivier na de Queek valley.

Wy trocken kort daar aan langs een weg de Candauw genaamt; dewelke tusschen de Hexe riviers bergen doorlopende, door haare verscheidene draayen en steyltens vier uuren lang en ongemakkelijk viel: toen wy daar na een minder ongemakkelyken weg, nog ruym een en een half uur doorgereyst waren, quamen wy aan de Straat, zijnde een cloof tusschen twee niet zeer hoge bergen, en de Straat genaamd, om dat dezelve op eene byna evenwydige breete van ses à seven roeden, tusschen deeze bergen zonder eenige hoogtens doorloopt: deeze cloof of Straat hield een groot quartier uurs aan; by het eindigen van dezelve passeerden wy de plaats van Gideon Joubert, meede de Straat genaamd, en na nog ruym een uur reisens, legerden wy ons 's namiddags ten half twee uuren in 't veld, aan de voet van een der Caro bergen daar de Touwsrivier voor by stroomd: Wy vonden ons nu in het begin van 't CaroGa naar voetnoot1) of Droogveld daar onsen weg door liep, en hadden tot hier toe onder weeg, 't veld meest met canna-renosser- en andere bosjes begroeyt gezien. Heeden stond de termometer na de schaal van Farenheyt in den vroegen morgen ter plaatse daar wy aftrocken op 43 graden en rees in den namiddag daar wy ons verblijf namen tot 79 graden. Wy trocken

Donderdag den 10de do.

Donderdag den 10de do met helder zonneschijn weêr en een westlijk lugje 's morgens ten half agt uuren weder voort, hadden, daar wy afgingen 't Touws gebergte ter regterhand van ons, en hielden

[pagina *11]
[p. *11]


illustratie
Plaat 6
Bls. 66

Queekvaleij.


[pagina 67]
[p. 67]

voort reysende de Caroos-bergen aan de linker-zyde, tot agter eenen hogen klipheuvel aan een onbewoonde plaats van de Weede. Lourens Erasmus, genaamt de Jagers fontein; daar ten half drie uuren 's namiddags uyt gespannen wierd. Ten half elf uuren 's voormiddags, wanneer wy ter zyde aan 't einde van 't Touws gebergte gevordert waren, quam ons aan dezelve zyde van verre 't begin van de Swarte-bergen in 't gezigt. Onder wegen waren van een der Carosbergen tot ons komen afzakken twee Hottentotten nevens eenige Hottentottinnen en kinderen om den Welede: Gestr. heer Gouverneur te begroeten: de Hottentottinnen hadden ten dien eynde hare aangezigten op onderscheydene wysen en met verschillende couleuren besmeert;Ga naar voetnoot1) en hare halsen, borsten en verdere lichaams delen met de gewone onbevallge vercierselen omhangen: dezelve wierden met tabak en aracq beschonken en onthaald: het een en ander namen en genuttigden de vrouwlieden met even zo veel gretigheyd en smaak als de mans: zelfs staken eenige der vrouwen hare houtene tabaks pypen in onse tegenwoordigheyd aan, en begonnen sterk daar uit te dampen.

Vrydag den 11de do.

Vrydag den 11de do. wind N:W: met betrocken lugt, vervolgden wy onsen weg van de Jagers fonteyn, geraakten meer en meer tusschen de Caros bergen, en hadden ter regterzyde de Swarte bergen veel in 't gezigt; de weg was meest effen voor by een verlaten plaats van Pieter Mijntjes, die wy ten half thien uuren 's voormiddags passeerden en bevonden ons vier uuren daar na aan een legerplaats de Riet-fontein genaamt, welke fonteyn eygentlijk een lopend riviertje zijnde, geen riet maar wel doorn en care-bomenGa naar voetnoot2) aan hare boorden had: de care-boom maakt een hard en buygzaam hout welk door de Hottentotten veel tot hunne hazegaeyen en schiet-bogen gebezigt werd, en wierd onder weg in de laagtens, op de heuvels en langs de bergen meede verspreyt gezien: Wij hadden gisteren en heden aan de diep staande sporen van 't veeh bemerkt, dat voor wynig tijds in deeze streek lands veel regen moest gevallen zijn: hetgeen te weeg had gebracht, dat verscheyde lopende beekjes en riviertjes onder weeg wierden ontmoed, en dat't veld met veele bloemen bedekt was, zonder dat 't zelve evenwel eenig gras van belang tot voetsel van 't vee had voortgebragt. De berg by de plaats van Wouter de Vos, die wy tot heeden nog continueel in 't gezigt gehouden hadden, dog

[pagina 68]
[p. 68]

welke ons 's namiddags uyt 't gezigt raakte, had zig hoe langer hoe hoger vertoond, waaruyt, zo wel als uyt eenige daarby genomene observatien ondervonden wierd, dat 't land daar wy door reysden veel lager dan de voet van dien berg gelegen was.

Zaturdag den 12de do.

Zaturdag den 12de do. Sterke Weste wind met regen, verlieten wy 's morgens ten ses uuren de Riet-fonteyn en passeerden een weynige na seven uuren de weg door eenige bergachtige heuvelen: deeze weg die om haare ongemakkelyke overeenkomst met de cloof tusschen het Rodezand en 't Bockeveld, de Mostertshoek genaamt, meede dien naam voert, duurde slegts een quartier uurs; wy trocken voorts door een dor, droog en steenachtig land, daar in lang geen, ten minsten niet veel regen scheen gevallen te zijn, en waar in ook geen ander water wierd gevonden, als de loop van 't riviertje daar wy in den gepasseerden nagt by gelegerd hadden: Ten twaalf uuren 's middags bereykte wy, na twee uuren bevorens de Buffels rivier daar geen water in gevonden wierd, overgetrocken te zijn, een verlaten plaats van Jan. Bernard Hofman, de Geelbeks fonteynGa naar voetnoot1) genaamt, en hadden door de tusschen beiden schietende Caros bergen, de Swarte bergen dikwils uyt het gezigt. Wanneer wy

Zondag den 13de do.

Zondag den 13de do. in den vroegen morgen met goed weder en een aangenaam westelijk lugje ons wederom op weg hadden begeeven, nemen wy na drie uuren reidens ons ontbijt aan de Hartebeesten-fontein, welke redelijk sterk uyt vloeyde: van waar ten negen uuren voorttrokken, ten half twaalf de nu opgedroogde Wolfen-fontein, en ten twee uuren de Jakhals-fonteyn, daar insgelijks geen water was, passeerden, ons 's avonds ten half seven uuren bevindende aan de Deepka of Brakke-rivier, die by natte jaar saisoenen breet en hoog scheen te moeten swellen, dog thans zeer schraal van water voorzien was: de boorden van deeze rivier, zo wel als die daar de Geelbeks-fonteyn door loopt waren met veele Amacquas doornbomen en andere wilde struyken begroeyt; dewelke zig ook vertoonden op zodanige plaatsen daar by sterke regen vlagen de kloven der bergen uytwateren. Wy wierden gewaar dat de roete van gisteren en heden evenrediger zouden zijn geweest, wanneer wy ons legerplaats gisteren met nog drie uuren verder te trecken, aan de Hartebeeste-fonteyn hadden genomen; hetgeen ons de weg van heden welke omtrent derthien uuren lang aanhield minder verdrietig zoude hebben gemaakt. De Caroosbergen benamen ons dezen voormiddag

[pagina 69]
[p. 69]

geheel het gezigt van de Swarte bergen die wy 's namiddags eerst weder te zien kregen, en ook

Maandag den 14de do.

Maandag den 14de do. in 't gezigt behielden: 't was heden aangenaam weer en de wind westelijk. 's Morgens ten half negen uuren wierd de legerplaats aan de Deepka opgebroken en na een half uur vertoevens aan de Gamka of Leeuwen rivier, daar nu en altoos ruymte van water gevonden werd, 's avonds ten half seven uuren weder betrocken aan de Queek-valley een plaats van de Weede, Zacharias de Beer gelegen aan de Swarte bergen. Van de Leeuwen rivier had den Welede. Gestr. heer Gouverneur zig te paard vooruyt begeven en wierd omtrent een half uur van de Queek-valley af, te gemoed gereden door den veldwagtmeester Hendrik Herhold nevens twaalf van zyne onderhebbende manschappen; dewelke ter zyde van den weg zig in een rey schaarden, en zijn Welede. Gestr. met drie salvos uyt hun geweer verwelkomden het geen dezelve voor uyt rydende, by de aankomst van zijn Welede. Gestr. aan de Queek-valley hervatteden.Ga naar voetnoot1)

Den langen en verdrietigen weg die wy sedert den 9de deezer door een dor, droog en onbewoond veld tot hier heen hadden afgelegd, maakte ons de rust zeer aangenaam, dewelke op deeze wel gesitueerde plaats in de twee volgende dagen genoten wierd.

Dingsdag den 15de do.

Dingsdag den 15de do. was de lugt betrokken en de Z.O. wind begon in de namiddag sterk te waeyen, dewelke den nagt daaraan en ook

Woensdag den 16de do.

Woensdag den 16de do. hoewel eenigzints gemindert zijnde aanhield.

Van de Queek valley na de Cambdebo.
Donderdag den 17de do.

Donderdag den 17de do. bleef de wind nog Z.O. met betrocken lugt, dewelke 's namiddags op klaerde, wy verlieten 's morgens ten seven uuren de Queek-valley, passeerden ter linkerzyde eenige Carobergen, met 't gezigt op de Zwarte bergen aan de regterhand, en quamen door verscheydene droge en met doornbomen begroeyde rivieren, 's middags ten een uur aan de Tygerberg, by helder en goed lopend water: van waar wy

Vrydag den 18de do.

Vrydag den 18de do. met stil en zonneschijn weer, 's morgens ten seven uuren weder vertrokken: 's namiddags was de lugt eenigsints beneveld en de wind N.W., die 's avonds een wyle sterker wierd, maar omtrent de nagt weder afnam. Wy bereykten tegens den avond

[pagina 70]
[p. 70]

ten vijf uuren ons legerplaats aan de Traka of Vrouwenrivier, by een verlatene plaats van Pieter Erasmus. Onder weeg wierd een troep van 40 struysvogels en eenige elanden gezien: met het jagen op de struysvogels, van welke een geschoten wierd, raakten drie paarden van d'escorte op de loop, dewelke ter vergeefs wierden nagezet door twee dier manschappen, dewelke eerst 's avonds een quart na agt uuren op het afsteeken van eenige vuur pylen aan ons leger quamen.

Zaturdag den 19de do.

Zaturdag den 19de do. was de lugt betrokken en 't begon met een koude weste wind 's voormiddags wat te regenen. Wy hadden ons ten half seven uuren op weg begeeven en moesten om het water niet te missen ¼ na thien uuren weder aan dezelve rivier de Traka legeren; hebbende de plaats van Rudolf Opperman ter regterhand van ons dog buyten 't gezigt.

Sondag den 20st do.

Sondag den 20st do. betrockene lugt en weste wind, dog 's namiddags zonneschijn, verlieten wy de Traka 's morgens ten half seven uuren passeerden ten negen uuren de Kauka of Buffelsrivier en namen ten half elf uuren 's voormiddags ons leger aan de Loerie-fonteyn ter plaatse daar dezelve over zeer grote klipbanken haren loop heeft. Wy hadden hier ter regter zyde van ons de Zoetendaalsvalleys poort, by welke de Swarte bergen haren naam van Swarte bergen verliesen, en van waar aan dezelve verder voortschietende, andere willekeurige benamingen gegeeven werden, tot omtrent aan het einde, daar dezelve weder de naam van Swarte bergen bekomen. 's Avonds bragt een afgezonden Basterthottentot, twee van de absent geraakte paarden terug.

Maandag den 21ste do.

Maandag den 21ste do. was de lugt helder en even voor zons opgang koud, dog wierd op den dag heet. Wy vervorderden 's morgens ten half seven uuren onsen weg; en hadden ten thien uuren den Blyenberg ter linkerzyde, van waar de weg door eene afhellende vlakte voortging tot aan de Beeren valley; daar wy ons een quart na drie uuren neder sloegen: Werdende den Welede. Gestr. heer gouverneur door de manschappen uyt dat veld met drie salvos verwelkomd.

De Beeren valley leggende aan de Karigas berg, strekt zig wijd uyt en was nu begroeyt met dorre dunne ruygte, riet en gras, dezelve werd door de Kariga, ook de Buffels-rivier genaamt, welke daar door loopt, onder gehouden, en droogt geheel op wanneer die rivier afneemt gelijk doorgaans jaarlijks in de maand November geschied.

Wy kreegen onder weeg eenige duyzende springbocken in verscheidene troupen te zien, op welken eenige kogels afgeschoten wier-

[pagina 71]
[p. 71]

den; maar dewijl men dezelve nauwlijks op 200 schreeden konde naderen, gelukte het slegts drie daarvan te doden: met deeze jagt hadden wy ons twee uuren langer onderweg opgehouden.

Dingsdag den 22de do.

Dingsdag den 22de do. was 't even voor zons opgang met stil weder en een heldere lugt zo koud, dat de termometer op de friez punt van 32 graden daalde, maar de koude wierd op den dag afgewisseld door eene hitte, die even na den middag de termometer tot 78 graden deed rysen.

Wy hadden 's morgens ten half agt uuren ons leger opgebroken en begonnen de valley over te trekken, dog twee wagens van de bagagie in de kil van de Karigas rivier blyvende steeken, met welke uyt te helpen een uur toegebragt wierd, was 't half negen uuren eer wy van de Beeren-valley voortreden.

De grond van de valley zo wel als van de vlakte welke zig van daar verder uitstrekte, en daar wy vervolgens door passeerden, bestaat uyt swarte kley. Wy sloegen ons leger 's avonds ten half seven uuren op aan de Kariga, welke wy ter zyden langs gereden en door haar kromme bogten eens ten twee en vervolgens weder ¼ voor ses uuren gepasseerd waren.

Woensdag den 23ste do.

Woensdag den 23ste do. was 't weer als gisteren; 's morgens ten seven uuren trocken wy op weg, waaren ten agt uuren de Kraanvogel-valley gepasseerd en raakten vervolgens weer in eene zeer uytgestrekte vlakte, daar eenige GnousGa naar voetnoot1) wierden gezien: Ten half drie uuren 's namiddags, namen wy ons nagt verblijf aan de Kareerivier omtrend de plaats van Gerrit Lotteringen aan de Cambdebosberg, van welke plaats dewijl de rivier byna opgedroogd en men niet als

[pagina 72]
[p. 72]

kuylen met staande water voor 't veeh vond, 't drinkwater voor ons met een wagen moest werden gehaalt.

De N.W. wind 's nagts zeer sterk waeyende nam tegens den dag een wynig af, en bleef

Donderdag den 24ste do.

Donderdag den 24ste do. met zonneschijn zagtkens aanhouden, en liep op den namiddag meer na 't Noorden met een heete lugt. Wy braken 's morgens ten seeven uuren op, raakten thien uuren aan 't eynde van het Caroveld en in 't begin van de Cambdebo, passeerden ten elf uuren de Cambdeboos rivier en vertoefden twee uuren ter plaatse van Cornelis de Klerk, aan dezelve rivier geleegen; van waar ten een uur 's namiddags vertrocken zijnde, legerden wy ons twee uuren daar na digt aan een veeplaats van Abraham Overholster, 't Zeekoegat genaamt. Onderwegen lieten zig weder eenige springbocken sien, maar daar en tegen tot aan de Cambdebo's rivier verscheyde Gnous die kleine troupen en ook afzonderlijk liepen. Wy waren nu ten eynde van eenen langen en zeer verdrietigen weg, welke op den 9 deezer zijn begin genomen had door een dor, droog en woest veld: zijnde alleen begroeyt met bosjes en ook met doornbomen op zodanige uytgespoelde laagtens, daar by overvloedige regens, die in dit veld niet als in 't zomer saisoen by donder vlagen vallen, 't water afloopt. De grond van dit veld bestaat doorgaans uyt geele harde kley met kleine steentjes vermengd en meestendeels met losse steenen overdekt; ook veel doorsneden met klipbankenGa naar voetnoot1) en rotsen die zig op de heuvels even boven de grond vertonen en voor een groot gedeelte blauw en zo brosch vallen, dat de uytsteekende schorsachtige punten afbreeken en vergruysen, wanneer men er slegts overgaat: met welk gruys de grond meest overdekt is. 't Veld van de Cambdebo daar wy nu in quamen, was integendeel in de laagstens overdekt met zeer schoon en hoog gras welk nu verdort stond; en aan de kant in het hangenGa naar voetnoot2) van het gebergte digt begroeyt met doornbomen, tusschen welke 't gras meede zeer hoog uytschiet.

Vrydag den 25sten do.

Vrydag den 25sten do. de lugt eenigsints betrocken zijnde met een z.o. windje, verlieten wy 's morgens ten ses uuren onsen legerplaats, passeerden ten negen uuren de Swarte rivier by de plaats van Christiaan Opperman en quamen ten half elf uuren op die van Johannes

[pagina 73]
[p. 73]

de Beer, meede aan de Swarte rivier gelegen; daar wy om uyt te rusten nog twee dagen vertoefden. Deeze plaats heeft hare situatie tusschen eenige Cambdebo's bergen in eene valley van vette kleygrond, welke voor een groot gedeelte met graan bezaayt en met wyngard beplant was, die door waterleydingen uyt de Swarte rivier geduurig bevogtigd en onderhouden moesten werden, uytgenomen in de maand November tot Februarij, wanneer de met dondervlagen nederstordeGa naar voetnoot1) regens, zulks niet alleen onnodig maakten, maar ook weder nieuw gras voor 't veeh doed uytspruyten: de wijn die deeze plaats voortbrengt valt zeer schraal en van eene onaangename smaak, hetgeen veel aan de waterleiding, 't slegte vaatwerk en de behandeling kan toegeschreven werden.

Saturdag den 26ste do.

Saturdag den 26ste do. Stil heet weer en de lugt betrokken.

Zondag den 27ste do.

Zondag den 27ste do. was de wind Z:W: en de lugt ook eenigzints betrocken en heet. Men had verwagt in dit verre afgelegene Cambdebo's veld of daaromstreeks te zullen aantreffen eenige Hottentots kralen, daar die natie op zig zelfs nog hare allereerste zeden en gewoontens zouden onderhouden; dog dewijl in dit gantsche veld geene andere Hottentotten meer te vinden waren, als de geene die zig reeds zedert eenige jaaren by de colonisten hadden verhuurt en met geheele familien onder dezelve ter woon waren gekomen zo vond men dezelve van hare eerste grond zeden en gewoontens geheel vervreemd, en men konde by dit dom en onwetend nakroost daar van niets meer ontdekken ofte naspeuren.Ga naar voetnoot2)

Van de Cambdebo over de Sneeuwberg na de Plettenbergs rivier.
Maandag den 28sten do.

Maandag den 28sten do. de lugt beneveld en een zagt Zuydoostlijk windje, begaf zig den Weled: Gestr. heer Gouverneur en 't gezeldschap met een klein gevolg en de nodigste bagagien, 's morgens ten seven uuren weder van de plaats van Johannes de Beer op reys, tot eenen uytstap na de landstreek in 't N:O: ten N: van de Cambdebo; terwijl eenige colonisten met hunne wagens ons volgden: Wy quamen ten half negen op de plaats van Diederik Koekemoer aan de Twee-fonteynen over een spruyt van de Zondagsrivier daar de Sneeuwberg op gaat, raakten vervolgens ten elf uuren op de Sneeuwbergen een uur daarna ter plaatse van Carel van der Merwe Davidsz.

[pagina 74]
[p. 74]

aan de overzeyde van de Sneeuwbergse rivier, van waar wy ten half twee uuren weder afreden, komende ten half seven uuren ter plaatse van de weede: Hendrik Venter de Riet-fonteyn genaamt, geleegen over 't riviertje.

Dingsdag den 29sten do.

Dingsdag den 29sten do. helder zonneschijn, was de lugt in den morgen- en avondstond zeer koud, maar op den dag aangenaam en de wind Z:W: Wy verlieten 's morgens ten agt uuren de Riet-fonteyn, bevonden ons ten half een uur op de plaats van Johannes van der Walt en na een groot half uur vertoevens aldaar, 's namiddags een quart voor vijf uuren op de plaats van Barend Burgers. Hier zagen wy een menigte overblijfzels leggen van schapen die ten getalle van ruym 3,000, in 't midden van de gepasseerde maand Augustus, onder de sneeuw versmoort en door de kort daarop gevolgde swaare en koude regens waren verkleumd geraekt: op welke tijd de sneeuw aldaar vijf dagen lang ruym een voet hoog had gelegen en de koude zo streng was geweest, dat ook 't wild op het veld dood gevrooren gevonden wierd; deeze plaats is volgens de genomene observatien mét de barometer, 4,800 Engelsche voeten hoger gelegen dan de oppervlakte der zee.

Woensdag den 30ste do.

Woensdag den 30ste do. was 't 's morgens zeer koud, de termometer stond op 30 graden, en men vond byna een vinger dik ijs op 't lopend water: de wind bleef Z:W: en nam op den dag eenigzints af met een gematigde lugt. Wy begaven ons's morgens een quart na agten van de laatstgemelde plaats, bereykten 's namiddags ten half twee uuren de plaats van Stephanus Smit aan het eindigen der Sneeuwbergen en legerden ons een quart na vijf uuren in 't veld aan de van Heydens fonteyn.

De Sneeuwberg dewelke van 't Zden na 't Nden zig na gissing seven mylen uytstrekt en ten Wten in de CaupsbergenGa naar voetnoot1) loopt dog ten Oosten an de Bosch-berg stoot, zeer schaars van brandhoutvoorzien; en van timmerhout geheel zijnde ontbloot, strekt zulks voor de bewoonders van dat gebergte in de strenge koude die dezelve moeten ondergaan, tot een groot inconvenient: te meer daar dezelve zig op de armoedigste wyse moeten behelpen,Ga naar voetnoot2) en hunne wooningen meest alleen bestaan in een enkeld laag gemuurd vertrek, zonder afzondering, zijnde met een zoort van grof riet zeer ondigt gedekt; welk vertrek tevens tot koornschuur en berging van andere goederen is dienende. In deezen armoedigen toestand, vond men evenwel

[pagina 75]
[p. 75]

dat de huysgezinnen voorzien waren van zodanige boeken, als hun, by gebrek van gelegentheyd tot den openbaren godsdienst verstrekten om dezelve in hunne huysgezinnen met elkanderen te kunnen oeffenen: meestal waren zy zedig, redelijk wel onderleid en sterk verlangende na eenen leeraar, zo om 't nut van den openbaaren godsdienst, als om 't gebruyk der H. Bondzegelen;Ga naar voetnoot1) zy wenschten insgelijks dat over hun verre geleegen landstreek eenen drost of ander amptenaar de regeering representeerende, mogte werden aangesteld, om van na by ten hunnen algemeenen besten te kunnen werden bestierd.

De Sneeuwberg maakt een zeer hoog land met punten en bergen die daar uyt op nieuw voortkomen; welke door tusschen schietende ruyme en uytnemend grasryke vlaktens, die van fonteynen voorzien zijn, van elkanderen werden gescheyden; dezelve punten en bergen zijn zeer verschillende van gedaante, zommige derzelve vertoonen zig spits, rond en langwerpig, dog de meeste, voor al na de Cambdebo, schieten op met eens, twee en drie tusschen uytsteekende vlaktens, dewelke zo wel als de toppen die meede ruym en vlak zijn, overvloedig veel gras uytleveren: welke vlaktens in het hangen en boven op de bergen, met lootregte, dog niet zeer hoge klipkransen omboord zijn.

De colonisten, bewoonders van dit gebergte, leiden grote schade overlast, van de agter dezelve ten N:Oten zig schuyl houdende zogenaamde Bosjesmans Hottentotten: dewelke hun zedert eenige jaaren door continueele strooperyen van hun veeh, daar derzelver voornaamste bezittingen in bestaan, hebben berooft en nog blyven beroven, hetgeen die swervende en woeste, dog in haar doen zeer doortrapte menschen, op de onverwagste wyze uytvoeren, wanneer 't veeh in 't veld ter wyde loopt: hunne gewone wyze is, zig op de bergen boven de plaatsen te verschuylen en de gelegentheyd af te loeren wanneer de huysman zig van zijn plaats begeeft, den veehoeder van geen schietgeweer voorzien is, of een gedeelte van 't veeh om een hoek of draey van 't gebergte buyten 't gezigt van de gewapenden hoeder raakt: by welke gelegentheeden zy 't veeh roven en zodanig sterk na hunne schuylplaatsen voortjagen, dat zy niet schielijk genoeg werdende vervolgd, zomtijds na verloop van slegts eenen dag, te paard niet kunnen werden agterhaald; terwijl zy van 't geroofde veeh onder wegen doden en laten leggen al wat niet spoedig

[pagina 76]
[p. 76]

genoeg volgen kan, en hetgeen overblijft, dadelijk onder hun verdeelen, doden en schielijk verslinden.

Den ongewapenden veeh hoeder werd door hun overvallen en afgemaakt, dog 't op een loop zettende, door vergiftigde pylen zodanig doorschooten dat er zeer zeldzaam 't leven van werd afgebragt: waar door zy tragten te beletten dat er eenige spoedige kennisse van hunnen gepleegden roof gegeeven en zy dus agtervolgd zouden kunnen worden.

Van dit volk, 't welk van den eenen berg op den anderen voorttrekt zonder een vaste verblijfplaats deGa naar voetnoot1) houden; en wanneer zy hunne sein vuren hebben aangestoken, zig ter stond van daar begeeft, om niet te werden betrapt, konde men geen een te zien krygen. Een derzelve een doortrapte fielt zijnde, welken reeds twee maalen gevangen genomen en eenigen tijd by de colonisten woonachtig was geweest op onse reyse sijnde meede genomen, had zig op 't gezigt van eenige in 't gebergte aangestokene vuren, in de nagt geabsenteerd en had ook, zoals wy by onse terugkomst in de Cambdebo vernamen, intusschen zijn wijf en kinderen afgehaald en meede gevoerd. Dewijl de Sneeuwberg door onse colonisten voor als nog niet zeer sterk werd bewoond en de plaatsen zo wijd van elkanderen gelegen zijn, dat men by 't exterenGa naar voetnoot2) van eenige stroperyen der Bosjesmans, elkanderen niet tydig genoeg kan byspringen, werd in 't algemeen vertrouwd dat dien berg meerder werdende bewoond, gelijk, zonder elkander in de wyden te benadeelen gevoegelijk genoeg geschieden kan, men de Bosjesmans met sterker magt afkeerende, dezelve zoodanig zoude afschricken en na hunne oude verblijfplaatsen terug dryven, dat ten laatste hunne roveryen van zelfs zouden komen op te houden.

Donderdag den 1ste October:

Donderdag den 1ste October: De gepasseerde nagt viel uytnemend koud, zodat 's morgens 't ijs iets dikker als gisteren gevonden wierd: de lugt was 's morgens helder en de wind zuydoostelijk, dog 's namiddags na 't N:Wte gekeerd en redelijk koel. Wy sloegen 's morgens ten ses uuren weder op weg, passeerden drie uuren daar na de Champagne poortsrivier, en legerden ons ten vier uuren 's namiddags in 't veld aan de Wetsfonteyn van waar

Vrydag den 2de do,

Vrydag den 2de do, 's morgens een quart voor ses uuren de weg wierd vervolgd, zijnde de lugt betrokken met eene zagte N:W: wind. Onder weeg zagen wy de practijk der Bosjesmans om zig van wild

[pagina *13]
[p. *13]


illustratie
Plaat 7
Blz. 76

Kraal van Boesmans.


[pagina 77]
[p. 77]

te voorzien. Verscheydene groote miershopen in eenen ruymen omtrek, waren door hun verbroken en weder opgezet, om zig daar agter te verschuylen en 't wild van naby in te wagten, ten eynde hetzelve met hunne pylen te kunnen treffen: op ander plaatsen hadden zy op verscheydene afstanden langs eenen geheelen streek steenen op elkanderen gestapeld, zo dat men zig van verre verbeelde zo veel zittende en staande menschen te zien, waardoor 't wild, gejaagt zijnde, verschalkt werd, ter zyden afwijkt en door de geenen die zich in de passagie verscholen houden, met gemak van naby kunnen werden waargenomen. Ook maken zy diepe gaten met eene overeynd staande scherpe houte pen in 't midden en met takken, ruygte en losse aarde overdekt, om 't gejaagde wild op de pennen te doen neder storten, of ook wel, wanneer de gaten met geene pennen voorzien zijn, levendig te kunnen vangen. Wy hadden 's voormiddags ten half thien uuren de schuilhoek ter regter zyde van ons; en namen ons nagt verblijf om half twe uur aan de Seydsfonteyn omtrent de Plettenbergsrivier, hebbende het gezigt aan de overzyde van dezelve rivier; op de Gordons bergen, onder welke zig een vertoonde in de gedaante van eene Turkse Mosque, waarom dien berg ook de Mosque genaamd werd. Het gantsche land van de Sneeuwberg af na deeze rivier en zoo verre men aan de overzyde der rivier konde zien, loopt met afhellende en opdragende vlaktens voort, tusschen verscheidene niet zeer hoge bergen, zijnde de vlaktens met uytnemend hoog gras overdekt.

De Sneeuwberg van zeer wynig wild zijnde voorsien, sagen wy met veel vermaak na het passeeren derzelve onderscheidene zoorten in dit veld, als elanden, quagas, gnous, herten, springbocken, reebocken, hasen, bosch-verkens en velerley gevogelte. Wy begaven ons

Saturdag den 3de dito

Saturdag den 3de dito met helder, stil en aangename zonneschijn weer na de gemelde Plettenbergs rivier, die wij bevonden tamelijk breet en met zeer groote en diepe gaten uitgespoeld te zijn; in de gaten van de rivier onthouden zig de zeekoeyen in zulk eene menigte, dat men slegts in twee van dezelve gaten, dezen dag 20 stuks stieren, koeyen, en kalveren doodschoot. Dit water dier, welke in beide geslagten de zeekoe werd genaamd, is genoeg bekend dat, zig in 't water ophoud, alleen gras tot voedsel gebruykt en 's nagts op 't land ter weyde loopt, gelijk ons aan de menigte van sporen, en de wegen die dezelve langs de rivier en verder op, expres hielden, volkomen quam te blijken. Wy bleven

Zondag den 4de do

Zondag den 4de do met zonneschijn, aangenaam weer en een

[pagina 78]
[p. 78]

N:Wtlijk lugje aan de meergem: rivier vertoeven: terwijl de meede getrockene colonisten zig bezig hielden met het speck van de gedode zeekoeyen af te snyden en in te zouten. Ondertusschen vertoonde zig 's namiddags ruym twee uuren lang een zeekoe met haar kalf op den rug, telkens met de kop ten halven en met de kop van 't kalf volkomen boven water; en bleef niettegenstaande de bewegingen en 't geschreeuw dat wy maakten om haar vrees aan te jagen, ons aanhoudent nieuwsgierig aanzien: Den Weledelen Gestr: heer gouverneur hier door aangezet, bragt de koe, met eenen enkelden schoot de kogel zo wel voor in de kop, dat zy opstonds dood weg zonk en 's anderen daags 's morgens aan den oever der rivier opgespoeld gevonden wierd. 's Namiddags wierd ruym twee hondert schreeden van de rivier ten Z:Z:Oten van de mosque een gedenksteen opgeregt, waarop 't wapen en de naam van den Weledelen gestr: heer gouverneur, nevens dit jaar getal uytgehouwen was.Ga naar voetnoot1)

voetnoot1)
Mr. Joachim Baron van Plettenberg was 18 Mei 1764 op het schip Amerongen, waarop J.P. van Braam kapitein was, naar Batavia vertrokken, waar hij in het begin van Januarie 1765 aankwam. Van Plettenberg werd lid van de Raad van Justitie, Van Braam [onder-?] equipagemeester. Beiden maakten kennis met de dochters van de venduemeester Feith; Van Plettenberg huwde de rijke weduwe van Louis Taillefer, Direkteur te Soeratte, Van Braam de jongere zuster. Eerstgenoemde ging naar de Kaap, Van Braam naar Hougly als equipagemeester. Mevrouw Van Plettenberg heeft nooit kinderen gehad. Te Hougly werd o.a. de latere Regeringskommissaris Van Braam geboren; diens zoon was bij de dood van Mevrouw van Plettenberg burgemeester van Hattem en executeur-testamentair en zo bleef het Van Plettenberg-archief ongeveer een eeuw in de familie Van Braam. Deze meedelingen dank ik aan de vriendelikheid van F.E. Baron Mulert. 18 Aug. 1793 overleed Joachim van Plettenberg, oud 54 jaar en 5 maanden. De titulatuur: ‘WelEdelGestrenge Heer’ bleef in de Boerenrepublieken bestaan voor de Staatssekretaris.
voetnoot2)
Rijksarchief 's Gravenhage, Kol. Aanw. 1914, Van Plettenberg-archief. Het dagverhaal wordt in dit deel gegeven, voorzover er geen sprake is van aanraking met Kaffers. De rest volgt in een ander deel. De Heer W.H. van Braam, te Arnhem, is de schenker van het Van Plettenberg-archief.

voetnoot1)
Goudini.
voetnoot2)
In het nu in Zuid-Afrika gebruikte drijver heeft men dus niet een anglicisme te zien.

voetnoot3)
Genoemd naar Luitenant-Kolonel Maurits Pasques de Chavonnes, Goeverneur van de Kaap van 1714-1724.

voetnoot1)
De Nederlander Robert Jacob Gordon kwam in Junie 1777 uit Nederland in Compagniesdienst in Zuid-Afrika. Hij bereisde het binnenland, bezocht de Grote Rivier, reisde in 1778 met Goeverneur Joachim Baron van Plettenberg, in 1779 met Luitenant Paterson en was, voorzover bekend is, de eerste Europeaan, die de mond van de Grote Rivier zag, en de naam veranderde in Oranjerivier. Paterson, Op. cit. p. 113, vermeldt over 17 Augustus 1779: ‘In the evening we launched Colonel Gordon's boat and hoisted Dutch colours. Colonel Gordon proposed first to drink the States' health, and then that of the Prince of Orange, and the Company; after which he gave the river the name of the Orange River, in honour of that Prince.’
Gordon had, na tot Koloncl opgeklommen te zijn, het bevel over de troepen aan de Kaap in 1795. Zijn liefde tot het Oranjehuis blijkt onder meer uit zijn dood: het niet kunnende aanzien, dat de Kaap in Britse bewaring kwam, zonder dat uit iets bleek, dat waarlik voor en namens de Prins van Oranje het bestuur werd gevoerd, maakte Gordon in de nacht van 5 Oktober 1795 een eind aan zijn leven.
Zijn tijdgenoten kenden hem als een naturalist van betekenis en over de gnoe heeft hij de eerste berichten van waarde naar Europa gezonden. Naar hem heeft een der Zuid-Afrikaanse aasplanten nog de wetenschappelike naam ‘Stapelia Gordoni.’ Van de giraffe zond hij de eerste goede tekeningen naar Europa en naar het kabinet van de Prins van Oranje een giraffe skelet. Onder een tekening schrijft hij: ‘Dit is het skelet het welk ik na den Haag gesonden heb, edog het is slegt opgeset, zijnde veels te laag van agteren, en heeft bogten in den hals, hetgeen het dier niet heeft, maar wel recht op of schuins voor uit.’
Als gids op Van Plettenberg's reis was hij de aangewezen man; in 1777 had hij de Sneeuwberg bereikt en de Grote Rivier gezien op ongeveer 26o O.L. Een drift was niet te vinden en zo kon de overzijde niet worden bereikt van de rivier, die later van Gordon een naam, aan het Oranjehuis ontleend, zou ontvangen. Van een kopje af was te zien dat de rivier uit de samenvloeiing van twee stromen ontstond. Waar de terugtocht begon gaf men de naam: ‘Gordon-keerom-bergen.’
Een zijrivier van de Oranjerivier doopte hij Wilhelminaasrivier naar's Prinsen energieke gemalin en ook de Hertog van Brunswijk werd herdacht bij het geven van aardrijkskundige namen.
In een brief van Olof Godlieb de Wet aan Baron van Plettenberg van 20 Februarie 1786 leest men: ‘Collonel Gordon rijst weder over de Toppen der Bergen en door akelige en nooit te vooren bezogte kloven en Canalen, blijvende nog even vatbaar voor zodanige wonderbare zeldzaamheeden, als alleen voor zijne ontdekkingen bloot zijn en te vooren nooit wierden gekend; hiermeede is hij nu al weder ruym drie maanden beezig geweest, zodat hij nog niet heeft moogen jouisseeren van den gereed staanden Triumphboog.’
Naar Gordon heten verder nog Gordonsbaai en Gordonia.
De verzameling tekeningen, van Gordon afkomstig, kwam aan de Markies van Stafford en aan de vorige Hertog van Sutherland. Bij de veiling in 1913 werd de firma Maggs Bros, te Londen, eigenaar. Schrijver dezes slaagde er in een kommissie te vormen, die een bedrag bijeenbracht, benodigd om de verzameling voor Nederland te behouden. In 1914 kreeg de Gordonverzameling een plaats in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam.
Australië heeft Gordon dankbaar te gedenken. In 1795 verkocht zijn weduwe ‘to the Commanders of the Supply and Reliance sloops of war some merino sheep, from which sprang the great wool production of Australia. These animals were derived from the cele- brated Escurial flock presented by the King of Spain to the Dutch Government, which sent them to the Colony at the Cape, where in some way they passed into Gordon's possession. The commanders of the sloops in question were friends of Captain John Macarthur, then experimenting with wool production in New South Wales, and had been asked by him to keep their eyes open for wool-bearing sheep. They arrived at the Cape just in the nick of time, for the merinos were being sold of.’ (Maggs Bros.' Supplement to Catalogue 316).

voetnoot1)
Nog de Karroo geheten.

voetnoot1)
Op de tekening van de kraal met dansende inboorlingen uit de Gordonverzameling is die beschildering bij enkele vrouwen duidelik zichtbaar.

voetnoot2)
Karree bomen.

voetnoot1)
Geelbek is een vis: Otolithus aequidens. Cf. P. Bleeker. Over eenige Viscksoorten van de Kaap de Goede Hoop. Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, XXI, bl. 49-81.

voetnoot1)
Zulk eerbetoon bleef bestaan en werd b.v. in de Boerenrepublieken aan de Presidenten bewezen.

voetnoot1)
In de reeds herhaaldelik vermelde ‘Nieuwste en Beknopte Beschrijving van de Kaap der Goede-Hoope... MDCCLXXVIII’ wordt sprekend over ‘hertebeesten’ de gnou behandeid. ‘Het is te verwonderen, dat een Dier, zoo groot en zoo zonderling als dit, als wy hier beschrijven..., tot heden toe onbekend gebleeven, of zoo onvolmaakt beschreeven is, dat men zich onmogelyk eenig denkbeeld daar van heeft kunnen maaken. De Hottentotten noemen het Gnou, en spreeken dat woord met een geklak van de tong uit, dat niet wel in schrift kan uitgedrukt worden; ik geloof deeze benaaming te moeten overneemen. De kennis daarvan is men aan den Hr. Kapitein Gordon verschuldigd. Dit Dier is byna zoo groot als een Ezel: zyne hoogte is van drie en een half voet, en zijne lengte van vier en een half, van tusschen de ooren af tot aan den staart. Deeze afmeetingen zyn genomen naar dien eersten, welke in de Diergaarde van Z.D.H. den Hr. Prins van Oranje was; maar zy, die eene volkomen vryheid in hun elgen land genieten, zyn veel grooter.’ Dan volgt een uitvoerige beschrijving. ‘Hy geeft tweederlei geluid, waar van het eene, ten aanzien van de sterkte, vry wel gelykt naar het bulken van den Os, en kan mogelyk niet beter uitgedrukt worden, dan door de verlenging van het woord Gnou. De Hr. Gordon gist zelfs, dat dit hem dien naam by de Hottentotten heeft doen geeven. Zyn ander geluid is zeer zonderling; het zelve is doordringender en zeer scherp; het gelykt naar dat van een Ryger, maar is veel sterker.’

voetnoot1)
Nu beschouwd als afrikanisme; de wording van het Afrikaans valt in Wikar's stuk op: opdragend, scherm, arm af, boutvlies, babianen, de weglating van de t bij de 3e pers. enk. indic. praes.: borrel en werk, pensvel, ongedierte, legewaan, afslachten, gebeloofd, gebewaard, gevernield, grafte, dronken, duytsman, pampoen, wegsteken, geslaan, flause.
voetnoot2)
Zie hierboven dl. XI bl. 81. Zo kan Hanglip ontstaan zijn uit Hangklip.

voetnoot1)
Lees: nederstortende.

voetnoot2)
Dit getuigenis is een waardevolle aanbeveling voor Wikar's reisverhaal, dat hierna komt.

voetnoot1)
De Kaup.
voetnoot2)
Voortrekkers van omstreeks 1780!
voetnoot1)
Een duidelik getuigenis voor de Godsdienstzin der Boeren.
voetnoot1)
Lees: te.
voetnoot2)
Lees: existeren.

voetnoot1)
Het vervolg van deze reis wordt later vermeld, daar dit in hoofdzaak met Kaffers te maken heeft.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • over Zuid-Afrika


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Dagverhaal van de landryse [. . .] in den jaare 1778 gedaan door de landstreken beoosten de gem. Caab tot aan de Plettenbergs en groote Visch rivieren, mitsgaders vervolgens van daar te rugwaarts langs de Zuydkust


datums

  • 3 september 1778

  • 4 september 1778

  • 5 september 1778

  • 6 september 1778

  • 7 september 1778

  • 8 september 1778

  • 9 september 1778

  • 10 september 1778

  • 11 september 1778

  • 12 september 1778

  • 13 september 1778

  • 14 september 1778

  • 15 september 1778

  • 16 september 1778

  • 17 september 1778

  • 18 september 1778

  • 19 september 1778

  • 20 september 1778

  • 21 september 1778

  • 22 september 1778

  • 23 september 1778

  • 24 september 1778

  • 25 september 1778

  • 26 september 1778

  • 27 september 1778

  • 28 september 1778

  • 29 september 1778

  • 30 september 1778

  • 1 oktober 1778

  • 2 oktober 1778

  • 3 oktober 1778

  • 4 oktober 1778