Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op zoek naar een bezield verband. Deel 2 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op zoek naar een bezield verband. Deel 2
Afbeelding van Op zoek naar een bezield verband. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Op zoek naar een bezield verband. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.26 MB)

Scans (21.04 MB)

XML (0.92 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op zoek naar een bezield verband. Deel 2

(1981)–Jaap Goedegebuure–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

2
Artieste (1918)

Het nu volgende korte verhaal werd onder het pseudoniem Ernst Verkerk gepubliceerd in Nederland van mei 1918. Het voorbeeld van de burgerlijk-realistische vertellers van de generatie 1890 (Johan de Meester, Herman Robbers e.a.) aan wie Marsman later zo hartgrondig het land zou krijgen, is duidelijk herkenbaar.
Bijna twintig jaar later zou Marsman het gegeven van een zangeres die een amant aan het lijntje houdt hernemen in het fragment ‘Laura’ (zie p. 247).

In de salon van 'n statig-zelfbewust patriciërshuis heerschte 'n gezelligwarme atmosfeer, afstralend van het ouderwetsch meubilair en de knusse snuisterijen, die het geheel 'n aantrekkelijk, behoorlijk aanzien gaven. In 'n hoek stond 'n geopende vleugel; over de ivoren toetsen weerglimmerde onrustig de kaarsenflikkering, die op de gobelins grillige schaduwen plekte van den woest-somberen Beethoven kop.

Op 'n divan, behagelijk-languit, lag een jonge vrouw. Het dikke, gitzwarte haar hing in twee losse lokken over haar hoog voorhoofd, waaronder 'n paar diep-gloeiende oogen lagen, blauw-zwart omschaduwd. Haar fijn gesneden lippen en lichtgebogen neus met de roze-doorschijnende vleugels gaven het gelaat 'n scherpdoordringende-uitdrukking, verhoogd nog door het matbleek van haar tint. In heel haar wezen lag 'n loomheid, 'n gracieuse kalmte.

Langzaam zich heffend uit de zachte kussens, staat ze op, en geluidloos over 't dikke tapijt glijdt ze naar 't klavier.

Zacht-zingend trillen de klanken van haar zuivere sopraanstem, lang-zaam-aanzwellend, breeder en vaster, dan plots parelend-schril, in wilde bruising, als 'n klaterende waterval in 'n zoet-mormelende beek; en als 'n donkere achtergrond tegen de brandend-heete kleurschakeeringen, ruischt de begeleiding van stille accoorden... Haar houding is weer fier en zelfbewust na die spontane uitgalming, die oprecht-schreiende uiting van haar droeve ziel,... en zich inhoudend matigt ze het tempo, rustig-vol stijgen de klanken op, in reine harmonie met de weldadige atmosfeer van de omgeving.

Plots hoorde ze de bel klingelen, met 'n langen nagalm door de marmeren corridor. Ze schrikte op, haar handen lagen stil op de toetsen. -

[pagina 14]
[p. 14]

Daar zou Ernst zijn, om haar antwoord! Ze kon en wilde hem nu niet zien, omdat ze niet durfde uitspreken het oordeel, dat hem vernielen zou; waarvoor zij zelf zou beven, als ze het zeide.

Weg holde ze, de gang in, en den doorloop versperrend hield ze Dien tegen; fluisterde, bang dat hij het buiten hooren kon:

- Als 't meneer Verhorst is, dan zeg je, dat ik niet thuis ben, hoor! Dien knikte begrijpend, slofte verder naar de deur deed langzaam open.

- Juffrouw Jenny thuis? vroeg hij, al binnenstappend.

- Nee meneer, loog Dien strak, de juffrouw is uit, naar juffrouw Verklaveren geloof ik, om te oefenen voor vanavond.

Mismoedig week hij terug, en stapte kort-groetend de stoep af, de straat op; in gedachten liep hij voort.

Hé, dat was wel curieus,... Tilly was de stad uit tot vanavond, dat had hij 's middags terloops gehoord; dus daar kon Jenny niet zijn,... dan toch thuis?! Ze wilde hem niet ontvangen!... Aha, hij begreep... ze durfde 't hem niet zeggen. Zou dan al z'n gevlei, z'n complimentjes over haar zang en pianospel, haar dansen en tennissen, z'n bloemen en briefjes vergeefsch zijn... Vergeefsch ook z'n geveinsde hartstocht, z'n heele comedie van dien avond te voren, toen hij haar had gezworen z'n trouw, z'n liefde betuigd met laaiende woorden, met 'n vloek! Het bonkte in zijn hoofd, als 'n zelfverwijt en 'n minachting tegen haar preutschheid, dat heel z'n opzet mislukt was.

Nu zou ze hem toch nog ontgaan, die mooie vrouw, met haar ranke, maar weelderig-volgroeide lijf, met haar naam als artieste, met haar geld!

Ze bleef dus bij die uitspraak, die hem zoo belachelijk voorkwam, door haar met innige overtuiging, met schrijnenden weemoed gezegd: ‘Ernst, ik geloof niet, dat het bestaat, dat twee zielen elkaar àltijd liefhebben.’

In z'n eenvoud had het hem toen even geraakt, 'n oogenblik teleurgesteld, in z'n vast geloof aan overwinning. Maar toen ze erbij voegde, met 'n zachte streeling in haar stem:

‘Maar morgen zal ik je zeggen...’, toen had hij weer z'n zekerheid herkregen... Hun ineengegrepen handen hadden gesidderd, sprakeloos was hij weggegaan.

En nu!... Tusschen z'n grimmig-getrokken lippen spuwde hij 'n vloek! Hij zou d'r breken...

 

* * *

[pagina 15]
[p. 15]

In spanning had Jenny geluisterd... ja, 't was zijn stem,... goddank de deur klapte toe... hij was weg. Dien slofhakte terug, even keek ze om den hoek van de deur naar binnen, zelftevreden glimlachend. - 'k Heb meneer de boodschap overgebracht, juffrouw. Jenny zweeg, even kwam iets droefs in haar op: had ze wel goed gedaan? En ze herinnerde zich den vorigen avond, toen hij daar vóór haar had gestaan, de forsche, lenig-gespierde jonge man, hoe hij haar had aangezien met 'n stil-vertrouwenden blik... Toch wist ze, 't was zoo goed; misschien zou z'n wezen haar zóo bekoord hebben, dat ze geweifeld had en toegegeven, overweldigd door z'n figuur, z'n houding, z'n oogen...

Ze ging weer voor de piano zitten; haastig door ging ze nog de verschillende nummers: alles liep uitstekend. Zou ze 's avonds succes hebben? Even duwde die vraag zich toch naar voren; het pijnde in haar: ja, als hij er was, want dan zou ze zingen voor hèm alleen, heel haar geschokte ziel leggen in haar lied, dat 'n zwaar-gedragen klaagzang zou zijn; hij zou voelen uit haar weemoedsklanken, dat ze hem liefhad, uit haar schreien, haar onmacht om weg te smijten dat ingeworteld ongeloof aan blijvende liefde...

 

Voor 'n volle zaal met 'n bedwelmende atmosfeer, schittering en glans, trad ze op; applaus klaterde haar tegen; - onderzoekend doordwaalden haar blikken de menschenrijen. Daar zat hij - 'n smart-glimlach trok om haar lippen... scherp-valsch, met 'n wraakuitdrukking flitsten zijn oogen... 'n brok kropte in haar keel, de veerkracht trok weg uit haar leden zwaar bonkte het in haar hoofd, aldoor maar harder, daarna uitgonzend tot 'n afmattend-wild gezoem: ‘Hij haat me!’

Haar smart-illusie: zich uit te zingen, brak...

Tilly begon zacht het voorspel, - ze herkreeg haar bezinning: ze moest zingen! - werktuigelijk viel ze in: ‘Du siehst mich an, und kennst mich nicht.’ Bij 't angstige in haar geluid, laaide haar trots in haar op, wild-bruisend steeg haar fierheid omhoog, ze wilde niet, dat iemand haar doorschouwde, ze zou zich maskeren in ongevoeligheid om hèm te weerstaan; hooghartig-uittartend keek ze de menschen aan, maar toen ze zijn oogen vond, koel-spottend, als lachten ze om haar machtsvertoon, wankelde ze even: beklemmend-zwaar zonk in haar neer het besef van haar machteloosheid; schrijnend pijnde haar leed om zóoveel wreedheid..., maar ze zong verder, de woorden, die haar niets meer zeiden, met ontbloede lippen, uitsnikkend het wee, dat te groot was...

Men was getroffen door de innigheid, de spontane expressie, maar het dreunende klaaglied versmoorde in de geur van parfum.

[pagina 16]
[p. 16]

Even voor 't einde stootte 'n oude heer Ernst van achter aan: - Zeg, Verhorst, zou je de zangeres 'n bouquet willen offreeren; 'n slim lachje spotte in z'n oogen van plaaglust, maar hij wist, hem 'n groot genoegen te doen.

- Zeker, meneer Verkerk, heel graag! antwoordde Ernst met 'n beleefd-dankbare buiging. Op z'n teenen sloop hij de zaal uit, om niet te storen. Jenny zag het.

- O, wat lief, hij ging weg, nu al, om haar 't pijnlijke van 'n mogelijke ontmoeting te besparen -; had ze zich dan vergist, was dat geen wrang sarcasme, geen bijtende haat, waarmee hij haar aanzag! Ze wist het niet, maar 'n opstraling van vreugd-gevoel doorlichtte haar, het besef doordrong haar, plots heel haar afgedwaalde geest beheerschend, dat ze zong voor publiek en succes moest hebben; helder opeens begreep ze, dat het gevoel van voldoening haar troost kon geven; nu, in 't laatste nummer moest ze leggen al haar gevoel, haar klanken moesten direct treffen en diep dóortrillen,... haar lied moest gloeien en vonken spatten van temperament, haar beheersching moest kracht eraan geven en volheid... Wijd-uitspreidend ontplooide zich haar machtig talent... triumf-blikkend aanzag de verrukte menigte...

Uit 'n zijdeurtje jachtten lichte voetstappen op haar toe, ze zag even terzij, de zelftevreden lach nog op het bleeke gelaat, overtuigd van haar succes verwachtte ze de hulde... haar oogen verdoften en glaasden verstard, werktuigelijk strak ze de hand uit naar de bloemen, boog, glimlachte dankbaar... wankelvoetend, deinsde ze achteruit: dàt was te veel; door de half-open deur sloeg ze, in onmacht, in 't vaal-schemere gangetje neer... Ernst ving haar op in z'n klauwig-grijpende armen, sleurde haar 'n stap mee terug, in 't half-duister; z'n vingers klampten in haar borst, strak kneep hij haar tegen zich aan, en wild kuste hij, haar haar, dat krieuwelend langs z'n wangen streek, haar mond, haar half-bloote borst, zwelgend snoof hij in den reuk van haar zweet-natte lijf, 'n wellust-rilling doorsidderde hem... Plotseling hoorde hij voetstappen opklinken tusschen de roezige mengeling van stemmen-gezoem en voetengeschuifel... Tilly.

...Als die hen zóo daar eens vond! Schielijk liet hij Jenny op den grond glijden, en sloop weg vlak langs den wand, - naar de garde-robe. Onder 't naar buiten hollen schoot hij haastig z'n jas aan; op de stoep, even ontroesd door de kil-natte avonddamp, die tegen z'n verhitten kop sloeg, stond hij stil - maar hij moest weg, dadelijk; voort jachtte hij, de straat op, ruw porde hij 'n dommelenden chauffeur wakker, snauwde hem toe - Parkweg vijfentachtig! - 't Portier werd opengerukt, smakte zwaar

[pagina 17]
[p. 17]

weer dicht, de motor gonsde, na 'n schok gleed de auto vooruit, den grijs-blauwen mist in...

Op den ruwhouten vloer, tegen den stof-grijzen wand van het vaalverlichte gangetje, ineengekrompen tot 'n klomp, lag Jenny, de haren verward om 't hoofd, 't gezicht strak tegen den grond geperst, de armen veruit naar voren; telkens schokte haar lichaam, en kreunde ze doordringend-zwaar... Plots gilde ze snerpend, wrong zich steunend op haar handen even omhoog, - toen plofte ze weer neer, haar open borst en haar armen schuurden over de planken, haar hakken stootten brokken losse kalk uit de muur... Zòo vond Tilly haar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken