Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]

Nog een bezoek bij de keizerin.

Evenals toen wij de keizerin den vorigen keer aantroffen, te midden van boeken en papieren, vinden wij haar nu weder. Met blijkbare inspanning was zij bezig een brief te schrijven aan den Franschen wijsgeer Voltaire, met wien zij sedert eenigen tijd eene geregelde briefwisseling onderhield. Terwijl zij zoo zat kwam er een kamerdienaar binnen.

‘Ik verkies niet gestoord te worden,’ zeide de keizerin zonder op te zien.

‘Uwe Majesteit, generaal Panin heeft mij gelast, u te zeggen dat hij u onverwijld wenschte te spreken.’

‘Generaal Panin?’ herhaalde de keizerin verstrooid. ‘Welnu, verzoek den graaf hier te komen,’ beval zij na eenig nadenken, met blijkbaren weerzin hare pen nederleggende.

Weinige oogenblikken later kwam de graaf binnen en bleef eerbiedig staan wachten, totdat de keizerin hem verlof zou geven om te spreken.

‘Het doet ons genoegen, graaf,’ begon de keizerin dadelijk, ‘dat gij ons in de gelegenheid stelt u in persoon te bedanken voor den gewichtigen dienst, dien gij den Staat hebt bewezen, door het in hechtenis nemen van dien gevaarlijken oproermaker. Zijn opstand begon van een te ernstigen aard te worden, en wij verheugen ons dus over de gevangenneming van den markgraaf.’

De angst van de keizerin voor den gevaarlijken opstandeling was sedert eenigen tijd geheel geweken, en spottend noemde zij hem steeds den markgraaf.

‘Uwe Majesteit is wel goed,’ antwoordde de graaf buigende, ‘dat zij mijn geringen dienst wel wil erkennen, maar het doel van mijne komst was niet om de dankbetuigingen van Uwe Majesteit te.... ’

‘Ge hadt ons eene gewichtige zaak mede te deelen?’ vroeg de keizerin hem kortaf in de rede vallende.

‘Ik weet niet of het Uwe Majesteit zal behagen mijne boodschap zoo gewichtig te vinden....’ begon de graaf.

‘Ons werd gezegd, uwe boodschap was zoo dringend, dat wij daarvoor gestoord moesten worden in dit uur van bepaalde afzondering.’

‘Wist ik maar of Uwe Majesteit nog belang gelieft te stellen in het lot van prinses Romanowna,’ zeide de graaf aarzelend, eenigszins

[pagina 169]
[p. 169]

vreezende dat zijne gebiedster met hare gewone grilligheid op dat punt veranderd zou zijn; maar tot zijn genoegen zag hij dat de keizerin nog evenals vroeger over prinses Romanowna dacht, want nauwelijks had hij haar naam genoemd, of Catharina gaf hem een wenk om plaats te nemen, en vroeg met veel belangstelling naar alles wat de graaf van haar wist. Deze gaf van zijn beide ontmoetingen met haar een zeer omstandig verhaal, dat een weinig naar de gelegenheid geplooid was, want de bijzondere voorkomendheid, waarmede de graaf het meisje had bejegend, bleek uit dit verslag meer, dan men bij de bezoeken zelf had kunnen opmerken. De keizerin luisterde opmerkzaam naar alles wat de graaf zeide en bedankte hem voor zijne gegevene inlichtingen.

Zoodra hij vertrokken was, belde de keizerin en beval dat men haar het vonnis van Pugatscheff moest brengen.

‘Ik had er nog eenige dagen mede willen wachten,’ zeide Catharina in zichzelve, ‘maar als Romanowna hier is en mij smeekt het niet te teekenen, zal het mij moeite kosten. Het is dus beter dat het opgezonden wordt, voordat zij Petersburg bereikt kan hebben, want de man, die mij zooveel inwendigen angst en mijn rijk zooveel onrust heeft bezorgd, mag niet in het leven blijven.’

Koelbloedig las zij het vreeselijke vonnis over, toen het haar voorgelegd werd, en zette er met vaste hand haren naam onder.

‘Zie eens,’ sprak zij tegen mevrouw Daschkoff, toen deze binnentrad, en reikte haar het vonnis over, ‘de rechters zijn niet te toegeeflijk geweest voor den armen markgraaf.’

‘Hè! wat moet hij zwaar boeten,’ merkte de staatsdame aan, toen zij het stuk had gelezen, ‘maar’ voegde zij er dadelijk bij, als vreesde zij, dat de keizerin zou denken dat zij de straf te groot vond, ‘hij heeft ook zeer zwaar gezondigd.’

‘Ik ben blijde dat de vrede nu weder geheel hersteld is. Binnenlandsche onlusten deugen niet voor den naam buitenslands.’

‘Uwe Majesteit weet altijd zoo goed en zoo spoedig alle zwarigheden uit den weg te ruimen,’ vleide mevrouw Daschkoff, ‘dat er in het buitenland niets van bekend kan worden.’

‘Weet gij dat Romanowna zich eerstdaags hier aan het hof zal vertoonen?’

‘Romanowna!’ riep de staatsdame uiterst verbaasd, ‘Romanowna hier?’ herhaalde zij nog eens. ‘Is Uwe Majesteit daar wel zeker van? Mij dunkt, het meisje zal na alles wat er gebeurd is...’

[pagina 170]
[p. 170]

‘Wat bedoelt gij?’ vroeg de keizerin haar driftig in de rede vallende.

‘Wel, Uwe Majesteit weet zeer goed wat ik bedoel,’ sprak mevrouw Daschkoff verstoord. ‘Ik ben verwonderd dat Romanowna zoo onbeschaamd durft zijn hier terug te keeren, nadat zij niet alleen met dien bedrieger ontvluchtte, maar nog bovendien op eene zoo aller-schandelijkste wijze misbruik van vertrouwen maakte.’

‘Als ge soms dien diefstal in de hermitage bedoelt,’ zeide de keizerin, ‘kan ik u zeggen, wat ik trouwens reeds lang heb geweten, dat Romanowna daar in het geheel niet is geweest op den avond dat zij ontvluchtte. Ik weet door pater Kischenköi, dat Pugatscheff door Roskolniki zeer nauwkeurig was ingelicht, waar het geld en het portret te vinden waren.’

‘Uwe Majesteit schijnt weer zeer met Romanowna ingenomen te zijn,’ merkte de hofdame aan.

‘Ja,’ antwoordde de keizerin, ‘ik gevoel dat ik dit kind meer lief heb dan ikzelve wist. Toen ik aan de schoone, stervende jonge vrouw beloofde voor haar kind als voor het mijne te zullen zorgen, deed ik het, zooals ge weet, half uit medelijden met dat arme vrouwtje en het aanvallige wichtje, half uit vrees voor dien man; maar van het oogenbllik af dat ik het kind in mijne armen had, gevoelde ik genegenheid er voor in mij opkomen. Hoe zorgvuldig beschutte ik dat kleine schepseltje op mijne reis voor de koude, en hoe gelukkig was ik, toen ik het behouden hier in deze kamer had gebracht!’

Mevrouw Daschkoff maakte eene lichte beweging van ongeduld, want zij had dit verhaal al meer gehoord.

‘Ik heb van dit kind nooit iets anders dan hartelijkheid en liefde ondervonden,’ vervolgde de keizerin met nadruk, ‘en alles wat in mijne eerste opwelling van toorn over haar vertrek gezegd werd, herroep ik, en geen verwijt zal over mijne lippen komen; dit is mijn vaste voornemen. Als zij wil kan zij dadelijk hare plaats in mijn paleis en in mijn hart hernemen.’

‘Zij is wel gelukkig,’ zeide mevrouw Daschkoff op spijtigen toon.

‘Wees zoo goed om orders te geven, dat er dadelijk een koerier met dit vonnis naar Moseou ga, en verder dat men prinses Romanowna, zoodra zij aankomt, bij mij brenge, want ik wil niet dat zij aan nieuwsgierige blikken bloot sta,’ beval de keizerin, en toen zij hare staatsdame het onderteekende stuk had ter hand gesteld, nam zij de pen weder op en ging met haren arbeid voort.

[pagina 171]
[p. 171]

Mevrouw Daschkoff verliet het vertrek, en niet lang daarna reed een bode te paard zoo snel mogelijk uit Petersburg naar Moscou, terwijl Romanowna en Milna bijna op denzelfden tijd in een ongemakkelijk en smakeloos rijtuig Moscou verlieten om zich naar Petersburg te begeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken