Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes
Afbeelding van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjesToon afbeelding van titelpagina van De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.81 MB)

Scans (10.45 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter van den kozak. Een historisch verhaal voor meisjes

(1878)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een gewaagde stap.

Niemand zou zich ooit verstout hebben ongeroepen en onaangediend bij de keizerin te verschijnen, en althans niet op dit vreemde uur van den morgen. Hoe hartelijk de keizerin ook den vorigen avond tegen Romanowna zich betoond had, het was toch niet waarschijnlijk, dat zij zou goedkeuren dat het meisje zoo tegen de vormen handelde; maar Romanowna dacht daar in het geheel niet over na, en ging, zonder op de blikken der haar met verbazing aanstarende bedienden te letten, regelrecht naar de slaapkamer der keizerin.

‘Hare Majesteit wordt gekleed,’ fluisterde de bediende die bij de deur stond.

‘Doe open,’ beval zij op hoogen toon en zag zich dadelijk gehoorzaamd.

‘Romanowna!’ riep de keizerin, zoodra zij het meisje zag, half verbaasd, half verwijtend.

‘Uwe Majesteit gelieve mijn binnenkomen te verontschuldigen,’ begon Romanowna, hare knie buigende, ‘maar....’

‘Hoe gaat het,’ vroeg de keizerin, die op dit oogenhlik meer belangstelling en medelijden dan wel toorn voor het meisje gevoelde.

‘Slecht, zeer slecht,’ zeide Romanowna, ‘want....’

‘Ja, het dansen was te vermoeiend voor u, maar spoedig zullen uwe krachten terugkeeren, als ge u goed in acht neemt.’

‘Uwe Majesteit begrijpt mij niet; mijne gezondheid is goed, maar de angst....’

‘Ja, juist, dat dacht de dokter ook, de doorgestane vermoeienissen hebben u verzwakt, en daarom is het noodig de voorgeschrevene rust te gebruiken.’

‘Ach, neen,’ sprak Romanowna ongeduldig over dat herhaalde in de rede vallen, ‘het is niet over mijzelve dat ik onrust heb, maar....’

[pagina 180]
[p. 180]

‘Maar, mijne lieve dochter,’ vermaande de keizerin, ‘ge moet wel over uzelve denken, want de dokter vond u zeer slap.’

‘Ik ben treurig over mijnen vader,’ vervolgde Romanowna met vaste stem, ‘en het is voor hem dat ik....’

‘Daarover later,’ hernam de keizerin beslissend. ‘In de eerste plaats moeten wij zien u weder geheel hersteld te krijgen, want gij ziet bleek en....’

‘O, ik smeek u,’ bad Romanowna, zonder de keizerin te laten uitspreken, ‘om even naar mij te luisteren,’ en op hare knieën vallende, vervolgde zij: ‘Mijn vader zit, in zware ketenen geboeid, in eene nare gevangenis en wacht in angstige spanning op zijn kind, dat hem beloofde....’

‘Kom, Romanowna, sta uit die knielende houding op, en begeef u ter rust, want ge zult uzelve ziek maken door u allerlei dingen voor den geest te halen, die u smartelijk aandoen,’ beval de keizerin, ontsteld toen zij het meisje over haren vader hoorde spreken.

‘Neen,’ zeide Romanowna, ‘ik heb vast besloten, zelfs al moest het mij het leven kosten door mij uwe ongenade op den hals te halen, niet op te staan voordat dit stuk door Uwe Majesteit onderteekend zal zijn,’ en bij deze woorden reikte zij de keizerin de door haar zoo even opgestelde in-vrijheid-stelling over.

‘Wat moet dat?’ vroeg de keizerin verbaasd.

‘Slechts eene pennestreek van Uwe Majesteit onder deze regelen kan mijn ongelukkigen vader nog den tijd geven voor zijne zonden te boeten,’ fluisterde Romanowna smeekend.

Deze woorden schenen doel te treffen. Misschien had Romanowna juist de rechte snaar getroffen, want de keizerin viel haar niet in de rede, toen zij op vurigen toon nog eens dezelfde vraag herhaalde.

‘Weet ge wel wat ge mij vraagt, mijn kind?’ vroeg de keizerin zacht.

‘Het leven van mijnen vader,’ zeide Romanowna.

‘Het leven van een staatsmisdadiger,’ veranderde de keizerin.

‘O, maar als Uwe Majesteit eens wist, hoe mijn ongelukkige vader medegesleept is en tegen zijn wil dikwijls....’

‘Ja, mijne onbedorvene pleegdochter zou zeker in eiken misdadiger een onschuldige en ongelukkige meenen te zien,’ zeide de keizerin op schertsend vleienden toon.

Die toon misviel Romanowna en zij sprak, zonder na te denken dat dit haar eigenlijk niet paste: ‘Uwe Majesteit schertse niet, de zaak is zoo ernstig.’

[pagina 181]
[p. 181]

‘Romanowna,’ zeide de keizerin, zonder zich te vertoornen, ‘vraag mij alles wat gij wilt en ik zal het u toestaan, doch deze zaak is buiten mijn bereik. Iemand die zooveel misdreef mag ik niet laten leven; want zijn opstand, zijn bedrog, zijne wreedheden, in één woord al de onheilen, die hij over het land heeft gebracht - hij heeft toch meer dan honderd dorpen verwoest - verdienen ieder op zichzelf reeds de doodstraf.’

‘Mijn vader erkent dat hij niet ten onrechte gestraft wordt, maar zoo gaarne zou hij hier op aarde nog zijn gedrag willen veranderen. Het vooruitzicht van de eeuwige straf die hem wacht is zoo vreeselijk.’

Een geruimen tijd hield Romanowna op deze wijze bij de keizerin aan, totdat deze eindelijk aanmerkte: ‘Maar al wilde ik ook, het zou niet meer helpen, want mijne bevelen zijn reeds afgezonden.’

Romanowna kreeg een gevoel, alsof men ijskoud water over haar heen goot, en vreesde dat zij eene flauwte zou krijgen. Met eene zwakke stem vroeg zij nauwelijks hoorbaar:

‘Wanneer, Uwe Majesteit?’ en voegde er verschrikt opspringende bij, toen de keizerin haar den dag genoemd had: ‘Heilige Maagd! dan kan het vonnis al reeds sedert drie dagen te Moscou zijn. O, teeken toch spoedig, anders is het te laat.’

Half met geweld duwde Romanowna de keizerin eene pen in de hand en zag angstig rond naar inkt, terwijl de keizerin eerst hare oogen over het papier liet dwalen en daarop even nadacht.

‘Romanowna,’ zeide zij eindelijk, ‘ik denk dat het vonnis spoedig voltrokken zal worden, maar ik zal toch, om u genoegen te geven, dadelijk een koerier naar Moscou zenden met bevel om de voltrekking uit te stellen, en dan zullen wij later zien wat er gedaan kan worden.’

‘Geen koerier zou meer spoed kunnen maken dan ik, die door mijn angt en liefde vleugels aan de voeten heb,’ bracht Romanowna hiertegen in. ‘O, teeken toch spoedig!’ voegde zij er bij, nadat zij een inktkoker gevonden en voor de keizerin nedergezet had, ‘opdat ik dadelijk kan vertrekken.’

‘Zoudt gij mij dan nu alweer willen verlaten?’ vroeg de keizerin.

‘Ik moet,’ sprak Romanowna kortaf en wees naar het papier.

‘Neen, ge moet niet en ge zult niet,’ riep Catharina verontwaardigd uit; ‘eens zijt ge mij ontvlucht, maar dat zal niet nogmaals gebeuren.’

[pagina 182]
[p. 182]

‘Uwe Majesteit,’ hernam Romanowna, terwijl hare oogen zich met tranen vulden, ‘ge zoudt niet zoo spreken, als ge wist hoe ik geslingerd ben geworden en hoeveel ik heb geleden,’ en door de overspanning overweldigd barstte zij in tranen uit.

‘Ziedaar!’ zeide de keizerin met een gelaat, waarop duidelijk meewarige toegenegenheid te lezen was, en reikte haar het stuk over, waaronder zij hare handteekening had gezet, ‘ge kunt er naar goedvinden mede handelen. Ik zal een rijtuig voor u beschikbaar stellen, maar beloof dat ge bij mij terug zult komen, als ge het bevel hebt afgegeven.’

‘Is dat eene voorwaarde?’ vroeg Romanowna met een dankbare buiging het papier aannemende.

‘Een verzoek dat, naar ik mij vlei, niet moeilijk zal te voldoen zijn.’

Romanowna dacht eenige oogenblikken na en sprak toen op zachten toon: ‘Genadige Keizerin! zoolang ik leef, zal ik nooit vergeten wat Uwe Majesteit altijd en ook vooral heden voor mij gedaan hebt, maar ik vrees, dat het mijne bestemming niet zal zijn mijn verderen levenstijd aan het hof door te brengen.’

‘Uwe bestemming?’ herhaalde de keizerin. ‘Heb toch niet zulke dwaze grillen, Romanowna.’

‘Mag mijn vader nu mijn eenigste gedachte zijn?’ vroeg Romanowna. ‘Ik beloof plechtig, dat ik geen gewichtigen stap zal doen zonder de voorkennis van Uwe Majesteit, maar ik kan nu waarlijk mijne gedachten bij niets bepalen dan bij hem, die, als ik slechts eene minuut te laat kom, er niet meer zijn zal.’

De keizerin had den moed niet aan het meisje te zeggen, dat ze toch stellig te laat zou komen, en verzette er zich niet tegen, toen Romanowna zich gereed maakte heen te gaan.

‘Als ik nog tijdig genoeg kom, zullen mijn vader en ik samen leven om te bidden, dat God Uwe Majesteit voortdurend Zijnen zegen op alles wil geven,’ zeide Romanowna, getroffen door de hartelijke omhelzing der keizerin.

‘Wees overtuigd, dat ge mij steeds bereid zult vinden alles te doen wat ge van mij zult verlangen,’ sprak Catharina.

Op last van de keizerin werd nu voor Romanowna een gemakkelijk rijtuig, met sterke paarden bespannen, gereed gemaakt en haar een aanzienlijk geschenk in geld gegeven. Christine reikte haar met een knikje van verstandhouding achter Milna's rug het gevraagde adres

[pagina 183]
[p. 183]

toe, dat door Romanowna half werktuigelijk aangenomen en in den zak gestoken werd.

‘Ik sta verbaasd,’ begon Milna onder het haastige voortrijden tegen Romanowna, ‘over den uitslag van den stap dien gij gewaagd hebt. Ik vreesde gedurig dat eene verbanning naar Siberië uw deel zou worden, want Christine vertelde mij dat de keizerin in den laatsten tijd zoo ongenaakbaar en gestreng was, dat iedereen bang voor haar is.’

‘God heeft mij dan wel zichtbaar bijgestaan,’ zeide Romanowna, ‘want de keizerin was zoo hartelijk en liefderijk jegens mij, dat het denkbeeld van haar nooit terug te zien mij bepaald bedroeft.’

‘Zult ge haar dan nooit terugzien?’

‘Welk een vraag!’ was het antwoord, ‘komen wij nog tijdig genoeg te Moscou, dan zal ik immers slechts voor en met mijn vader leven, en komen wij te laat, dan... o, neen, daar kan ik niet aan denken,’ zeide zij en verzonk in een somber gepeins.

‘Zonderling!’ vertelde de keizerin in den loop van denzelfden dag tegen hare vertrouweling, ‘dat de dochter van een man, die mij zooveel verdriet heeft bezorgd, zooveel op mij vermag, dat ik haar letterlijk niets kan weigeren, want eigenlijk is het toch niet goed, dat dien Pugatscheff de vrijheid geschonken wordt.’

‘Uwe Majesteit is wel overtuigd, dat de man niet meer in het land der levenden zal zijn, als Romanowna te Moscou komt,’ merkte de staatsdame aan.

‘Ik vrees er voor,’ antwoordde de keizerin. ‘Maar geloof mij, het zal mij leed doen, als ik verneem dat het vonnis dadelijk voltrokken is, want het meisje zal zich zeer ongelukkig gevoelen als haar vader niet meer leeft.’

Prinses Daschkoff gaf geen antwoord, maar haalde bijna onmerkbaar hare schouders op, daar zij niet gewoon was de keizerin in zulk eene menschlievende stemming te zien; doch deze meende ditmaal oprecht wat zij zeide en volgde in hare gedachten hare pleegdochter op reis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken