Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Prettige daagjes (ca. 1873)

Informatie terzijde

Titelpagina van Prettige daagjes
Afbeelding van Prettige daagjesToon afbeelding van titelpagina van Prettige daagjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

XML (0.02 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Prettige daagjes

(ca. 1873)–Reinoudina de Goeje–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige

IV. Prettige daagjes.

Wat een drukte was dat den volgenden morgen, toen de kinderen wakker werden en zich op eens weer herinnerden wat papa 's avonds had gezegd.

‘We gaan naar buiten,’ vertelden ze elkander en besloten om maar dadelijk te gaan inpakken. Ze mochten anders eens niet op tijd klaar komen!

‘Zouden we de poppenkamer meenemen?’ beraadslaagden zij, en vonden allen dat het wreed zou zijn om de poppen thuis te laten.

‘En de ark? Ja. En de paarden? Ja. En de wagens? Ja. En stuk voor stuk werd alles uit de kasten gehaald en op den grond neergezet om meegenomen te worden, zoodat er eindelijk niets meer overbleef dan een paar legkaarten, waar ze geen van allen iets voor voelden.

Maar toen kwam mama binnen. ‘Kinderen wat een rommel, wat moet dat?’ vroeg zij.

Ze vertelden dat het speelgoed klaar gezet werd om in te pakken. Mama lachte hen hartelijk uit en zeide dat men buiten geen ander speelgoed noodig had dan misschien een paar ballen, of van die spelletjes, die men op de grasperken kan doen.

‘Maar als men buiten is, vindt men spellen en bezigheid genoeg in de bosschen en op de duinen, dat zult gij wel zien’, zeide mama, en ried de kinderen aan dit speelgoed maar netjes aan kant te zetten.

Dat was spoedig genoeg gedaan, maar wat toen? Het leek de kinderen toe, als viel er niets meer voor hen te doen dan te wachten op het oogenblik dat ze zouden vertrekken en het moest nog langer dan een maand duren voordat ze konden heengaan! Hoe kwam

[pagina 9]
[p. 9]

die tijd nog om? Dat begrepen ze niet, maar mama hielp hen een beetje op slag en toen ging het beter. Toen begonnen ze boerderij te spelen en hadden het zoo druk met het melken der koeien, het karnen, het hooien en alle dergelijke zaken dat niet alleen de eerste dag, maar zelfs de geheele maand om was voordat ze er om dachten.

En toen kwam die heerlijke, overheerlijke dag, waarop ze werkelijk op reis gingen. Hoe vroeg ze dien morgen wel wakker werden, is moeilijk te zeggen, maar stellig is het dat ze geen van allen te laat klaar waren.

Het was een prachtige zomermorgen, toen ze in de spoor plaats namen en een paar uren later te Bloemendaal er uit stapten. Daar waren zij dadelijk te midden van boomen en bloemen en vonden zij, dat alles er even gelukkig en vriendelijk uitzag. Het gevoel van vrij buiten te zijn was voor de stadskinderen een ongekend genot en papa en mama hadden er pret aan om te zien hoe de jeugd genoot. Ze liepen en draafden en klauterden en sprongen en zongen en dansten van de pret.

Van de oudste tot de jongste hadden ze allen evenveel schik, maar dat is ook te begrijpen, want alles was nieuw. In het hotel waar ze logeerden en dat ge op het plaatje kunt zien, waren nog meer menschen met kinderen en deze hadden een croquetspel, waar ze eerst heel verbaasd naar keken, maar waarmee ze later dikwijls allen te samen speelden op het grasperk voor het huis.

Maar bijna nog prettiger dan dat spel vonden zij het om de boerin na te loopen en haar alles te hooren vertellen. Nu, de boerin hield veel van kinderen en dus als zij ze 's morgens zag aankomen met de melkglazen, gaf zij ze altijd wat te doen.

Den eenen dag mochten zij de eenden rijst geven, een volgenden dag de kippen voeren, nu eens probeeren om de karn in beweging te brengen, dan meegaan naar den melkkelder, waar de room van de melk werd geschept en ook wel kregen ze te proeven van het versche eigen gebakken krentebrood of van de honing, die de boerin in voorraad had.

Altijd was er wel iets waar ze de kleinen pleizier mede kon doen.

En als de hooiwagen leeg naar het land reed kregen zij er allen een plaatsje op en de ezel mocht zoo dikwijls worden ingespannen als er maar iemand lust had om te rijden. Daarom stond het ezeltje niet dikwijls zoo kalm uit te blazen, als hij op het plaatje doet!

Eens op een dag reden papa en mama met al de bengeltjes naar zee en daar op het strand hadden ze ook alweer een dag van genot. Ze groeven met schopjes in het zand en maakten bergen en klommen de duinen op en keken naar een Jan Klaassenkast en naar zingende en dansende pikzwarte negers, en liepen tot vlak bij de zee en sprongen hard terug als de golven aankwamen en vonden alles even aardig en prettig.

[pagina t.o. 9]
[p. t.o. 9]


illustratie

[pagina 10]
[p. 10]

Geen wonder! het was ook werkelijk zoo prettig als het zijn kon, want alles liep mee en het weer was altijd even mooi en nooit te warm of te koud, zoodat ze van den eersten dag af dat ze buiten waren tot den laatsten toe niet in huis behoefden te blijven.

Of ze dus ook van de buitenlucht genoten!

Men kon het hun aanzien, zulke frissche wangen hadden ze. De dokter vond dat de prinsen en prinsessen veranderd waren in boeren en boerinnetjes, en zeide dat ze maar alle jaren naar buiten moesten gaan.

Dat vonden de kinderen het beste recept, dat nog ooit geschreven was, want ze hadden volop pret gehad.

Op een van de laatste dagen, die ze buiten doorbrachten, waren ze op visite gevraagd bij eene tante, die dicht bij Haarlem woonde en deze nam hen mede naar een speelgoedwinkel. ‘Ge moogt allen wat uitkiezen en dat meenemen als een gedachtenisje aan dezen tijd,’ sprak tante.

Ze namen de geschenken gaarne aan, maar er was geen speelgoed noodig om hen te doen denken aan de dagen buiten.

Wat ze ooit in hun leven zouden vergeten, niet den heerlijken tijd, dien ze buiten doorbrachten, en toen het winter was kreeg mama gedurig het verzoek om nog eens te vertellen over al die:

PRETTIGE DAAGJES.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken