Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes
Afbeelding van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjesToon afbeelding van titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.82 MB)

Scans (58.36 MB)

ebook (10.69 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

(1874)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

Blanca en Rosalinda



illustratie
BLANCA EN ROSALINDA.


Meer dan vier- of vijfhonderd jaar geleden was er eens eene brave oude vrouw, die in een lief dorpje een uur of wat van eene groote stad woonde. Zij was bij hare buren zeer bemind, daar zij met allen goede vriendschap hield en zich altijd bereid toonde, om de armen bij te staan. Haar

[pagina 13]
[p. 13]

man was dood, maar daarvoor had zij twee buitengewoon schoone dochters. De oudste werd om hare leliewitte kleur Blanca genoemd, terwijl de jongste, die blozende wangen en rozeroode lippen had, Rosalinda heette. Op een goeden dag zat vrouw Trude voor hare deur te spinnen, en daar zag zij een stokoud moedertje op haar kruk voorbij strompelen. ‘Ge zijt zeker heel moe, vrouwtje,’ sprak zij tot de oude sloof; ‘kom, ga een ommezientje bij me zitten en rust wat.’ Vervolgens riep zij hare dochters, om een stoel te brengen. Rosalinda liep dadelijk heen, want ze was een vriendelijk, gedienstig meisje. ‘Ge zult misschien ook wel honger en dorst hebben,’ zei vrouw Trude. ‘Och ja,’ zeide het moedertje; ‘ik wou wel, dat ge mij wat te eten en te drinken woudt geven.’ - ‘Het beste, dat ik in huis heb, kunt ge krijgen,’ antwoordde vrouw Trude; ‘maar daar ik zelf arm ben, kan ik u maar een eenvoudig maaltje geven.’

De oudste dochter dekte de tafel, terwijl de moeder brood, boter en kaas uit de kast haalde. De vriendelijke Rosalinda bracht een kom met kostelijke melk. Toen de oude had plaats genomen, zeide de moeder: ‘Blanca, kind, zou je nu ook nog niet een mandje vol pruimen uit den tuin willen halen?’ Dat beviel echter Blanca volstrekt niet, en ze ging morrend en brommend den tuin in en zei: ‘'t Is me wat moois, dat ik nu ook nog van mijn kostelijke pruimen aan zoo'n leelijke landloopster moet geven!’ Evenwel durfde ze niet tegenspreken, schoon ze, toen ze de vruchten binnenbracht, haar spijt maar moeielijk verbergen kon. Rosalinda daarentegen zei: ‘Mijn hoentje heeft daar zoo pas een ei gelegd, en als 't moedertje trek heeft, wil ik haar dat gauw gaan halen.’ Terstond liep zij heen en kwam spoedig met het ei terug. Maar, o wonder! juist toen ze het ei voor 't oude wijfje neerleggen wou, veranderde dit in eene wonderschoone dame, keerde zich tot de moeder en sprak: ‘Ik heb lang al gezien, wat goede, brave vrouw gij zijt, en ben nu gekomen om uwe beide dochters daarvoor naar recht en billijkheid te beloonen. De oudste zal nog eens eene koningin worden; de jongste zal een landman tot man krijgen.’ Hierop raakte zij het huisje met haar kruk aan, en terstond was dit nu in eene allerliefste boerenplaats veranderd.

‘Dit, Rosalinda, is uw deel. Ik geloof, dat ik u nu gegeven heb, wat ieder voor zich 't allerliefst wenschte.’ Zoo sprak de tooveres en verdween. Moeder en dochters stonden natuurlijk niet weinig verwonderd. Toen zij echter wat van de eerste verbaasdheid bekomen waren, bekeken zij het huis van onder tot boven en konden de nette inrichting en de zindelijkheid overal niet genoeg roemen. De stoelen en tafels, hoewel van gewoon hout, waren zoo blinkend gewreven, dat men zich er wel haast in spiegelen kon. Het beddegoed was wit als sneeuw. Nadat zij hier al de pracht en heerlijkheid bewonderd

[pagina 14]
[p. 14]

hadden, gingen zij op den hof en in de stallen. Daar stonden de mooiste koeien, de heerlijkste paarden, en van allerlei pluimgedierte was er een rijke overvloed. Ook een fraaie moestuin en een boomgaard lagen daarachter. Rosalinda en hare moeder waren met het rijke geschenk van de tooveres als in de wolken; maar Blanca zag nergens naar om en verlangde alleen maar koningin te worden.

Op eens klonk nu de toon van een jachthoorn. De nieuwsgierigheid dreef Blanca naar het poortje en daar zag zij, dat de koning met zijn gevolg lustig aan het jagen was. Toen die voorbijreed, was hij over Blanca's schoonheid zoo verrukt, dat hij dadelijk besloot, haar tot vrouw te nemen. Zoodra hij in zijn paleis nas gekomen, liet hij haar roepen, en nadat de noodige toebereidselen gemaakt waren, werd de bruiloft gevierd. Nu Blanca koningin was geworden, kon zij nauwelijks slapen van blijdschap. Hare gedachten hielden zich alleen maar met feesten, spelen, dansen en prachtige kleederen en sieraden bezig. Zij meende, dat Rosalinda gaarne aan haar geluk deelnemen zou, en zond dus een bode om haar en liet haar in het paleis noodigen. Ook liet zij haar zeggen, dat zij zorg dragen zou, dat hare zuster den rijksten en voornaamsten heer van het geheele hof tot gemaal kreeg.

Rosalinda was evenwel veel te verstandig, om een rustig en tevreden leven niet boven het woelig leven aan het hof te verkiezen. Zij bedankte dus voor de uitnoodiging van hare zuster en verklaarde, dat zij met haar tegenwoordig leven zeer goed tevreden was,

Blanca hield zichzelf een korten tijd voor de gelukkigste vrouw van de wereld. De hofdames betoonden haar allen mogelijken eerbied; maar in haar hart waren zij toch ijverzuchtig, een eenvoudig landmeisje zoo hoog geplaatst te zien, en verzonnen allerlei listen en kunsten, om den koning tegen zijne gemalin op te zetten. De jonge koningin bemerkte dan ook al spoedig, dat het tusschen haar en haren gemaal niet meer zoo was als in den beginne; zelfs de dienaren werden nalatig en onachtzaam en waren haar in alles niet meer zoo stipt gehoorzaam. Nu voelde de arme Blanca zich recht ongelukkig en begon te wenschen, dat zij maar bij hare zuster mocht zijn. Sinds zij koningin was geworden, had zij die nog niet gezien, daar zij het bezoeken van de boerderij ver beneden hare waardigheid had gehouden.

De liefdeloosheid van den koning nam dagelijks toe, en dit bedroefde Blanca zoo zeer, dat hare gezondheid er onder leed. Zij besloot derhalve, den koning verlof te vragen, om eenigen tijd op het land door te brengen. De koning gaf gaarne zijn toestemming hiertoe, daar hij al lang wenschte, van zijne gemalin gescheiden te zijn. Blanca wilde alleen hare zuster bezoeken; aan iets anders dacht zij niet. Zij ging dus op reis en vond reeds voor de deur van de hoeve leven en vroolijkheid, daar een gezelschap landlieden zich er

[pagina 15]
[p. 15]

met dansen en allerlei spelen vermaakte. Zoodra Rosalinda hoorde, dat hare zuster kwam, vloog zij die te gemoet, omhelsde en kuste haar en leidde haar het huis binnen. Door deze liefde diep getroffen, barstte de koningin in tranen uit. Zij hield Rosalinda voor de gelukkigste vrouw. Haar man was braaf en oppassend en deed alles, om haar het leven zoo aangenaam mogelijk te maken. De kleine bezitting leverde hun alles, wat zij noodig hadden: koren, melk, boter, kaas, vleesch, gevogelte en verder wol, welke Rosalinda zelve tot kleedingstukken verspon. Zij was bij al hare buren bemind en geacht. Toen nu de koningin hare zuster zoo gelukkig zag, zuchtte zij en zeide: ‘Ach, de tooveres heeft mij al een zeer slecht lot gegeven, toen zij mij tot koningin maakte! Het ware geluk bestaat niet in uitwendige pracht en heerlijkheid, maar in een rustig en tevreden leven.’ Zij had deze woorden pas gesproken, toen de tooveres weer verscheen. ‘Dat ik u tot koningin maakte,’ sprak zij, ‘was niet om u te beloonen, maar tot straf voor dat gij aan eene arme oude vrouw die weinige pruimen niet gundet. Om tevreden en gelukkig te zijn, behoeft men alleen het noodige te hebben, en niet meer.’ - ‘Och,’ riep Blanca, ‘gij zijt nu toch genoeg gewroken; maak dus een einde aan mijn ongeluk!’ - ‘Die wensch is al vervuld,’ antwoordde de tooveres. ‘Gij behoeft niet meer naar het paleis terug te keeren, want de koning bemint u niet meer.’

En zoo was het. Nu voortaan bracht Blanca bij hare zuster nog vele vergenoegde en gelukkige dagen door en heeft nooit meer naar het hof terug verlangd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken