Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes
Afbeelding van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjesToon afbeelding van titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.82 MB)

Scans (58.36 MB)

ebook (10.69 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

(1874)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 207]
[p. 207]


illustratie

De engel.

Een engel Gods komt telkens naar de aarde afdalen, als een goed kind sterft, neemt het doode kind op zijne armen, breidt zijne groote vleugels uit, vliegt heen over al de plaatsen, welke het kind liefgehad heeft, en plukt een hand vol bloemen, die het naar den hemel meeneemt, om ze daar nog schooner dan op aarde te laten bloeien. De lieve Heer neemt al die bloemen aan, maar over de bloem, die hem het liefst is, laat hij zijn adem gaan, waardoor ze dan stem krijgt en in het groote koor der zaligen mee kan zingen.’

Zie, dat alles vertelde een engel Gods, terwijl hij een dood kind naar den hemel wegdroeg, en het kind luisterde als in den droom toe, en zij zweefden over de plekjes heen, waar het kind gespeeld had, en over tuinen, waar heerlijke bloemen stonden. ‘Welke willen wij nu meenemen en in den hemel overplanten?’ vroeg de engel.

En daar stond een heerlijke rozestruik; maar eene booze hand

[pagina 208]
[p. 208]

had den stam gebroken, zoodat al de takken slap en verdord neerhingen met groote, half ontloken knoppen er aan.

‘Die arme rozestruik!’ zei het kind; ‘neem hem mee, zoodat hij daar bij God aan het bloeien kan komen.’

En de engel nam hem en kuste het kind daarvoor. Zij plukten van de rijke prachtbloemen, maar vergaten ook het nederige boterbloempje en 't kleine madeliefje niet.

‘Nu hebben wij bloemen,’ zei het kind, en de engel knikte, maar vloog toch nog niet tot God omhoog. 't Was nacht; 't was doodstil; zij bleven in de groote stad; zij zweefden in een der smalle straten om, waar alles vol vuil en afval lag. 't Was dien dag verhuisdag geweest en dus zag men nog overal oude lompen, vodden en potscherven, die men als onnut had weggegooid.

En de engel wees hier op de scherven van een bloempot en op een klomp aarde, die daar uitgevallen was en nog aaneen werd gehouden door de wortels eener groote verdorde veldbloem, die 't meenemen niet waard was geweest en welke men daarom op straat had geworpen. ‘Die nemen wij mee,’ zei de engel; ‘onder het vliegen zal ik je er van vertellen.’ En zoo vlogen zij heen.

En de engel vertelde: ‘Daar beneden in de smalle straat, in een bedompten kelder, woonde een arme zieke knaap; van klein af was hij altijd bedlegerig geweest; als 't met zijne gezondheid heel goed was, kon hij op krukken 't kleine vertrek een paar maal op en neer sukkelen, dat was alles. Op enkele dagen in 't hartje van den zomer vielen de zonnestralen gedurende een half uur tot op den vloer van den kelder, en als dan 't arme jongske zich daar zoo door de warme zon liet koesteren en 't roode bloed door zijne fijne vingertjes, die hij voor zijn gezicht hield, heen zag schijnen, dan zeiden ze van hem: “Ja, vandaag is hij uitgeweest!” Van het bosch met zijn heerlijk lentegroen wist hij anders niet, dan dat het zoontje van den buurman hem den eersten beuketak bracht, en dien hield hij dan boven zijn hoofd, terwijl hij droomde, onder beuken te zijn, waar de zon scheen en vogels zongen. Op een voorjaarsdag bracht de buurmansjongen hem ook veldbloemen, en onder deze was toevallig eene met den wortel er aan, die daarom in een pot werd geplant en dicht bij het bed aan het venster gezet. En die bloem was met een gelukkige hand geplant: zij groeide goed, schoot nieuwe takken en kreeg ieder jaar knoppen en bloemen. Zij werd voor den kranken knaap een heerlijke bloemtuin, zijn kleine schat hier op aarde; hij begoot en zuiverde haar en droeg zorg, dat zij iederen zonnestraal kreeg, tot den laatsten toe, die door het lage venster kwam binnen vallen. En de bloem leefde zelfs in zijne droomen, want voor hem bloeide zij, voor hem verbreidde zij hare geuren, en zijn oog rustte nog op haar, toen de dood kwam en de Heer hem riep. - Een jaar is hij nu bij God

[pagina 209]
[p. 209]

geweest, een jaar heeft de bloem vergeten in het venster gestaan en is verdord en werd dus nu bij het verhuizen als onnut tuig op straat geworpen. En dit is de bloem, de arme, verdroogde bloem, die wij nu in onzen ruiker hebben genomen, want deze bloem heeft meer genot en vreugde aangebracht, dat de rijkste bloem in den lusthof eener koningin.’

‘Maar hoe weet gij dat alles toch?’ vroeg het kind, dat de engel ten hemel droeg.

‘Ik weet het,’ sprak de engel, ‘want ik was zelf de kleine, kranke knaap, die op krukken ging; mijne bloem ken ik nog.’

En het kind sloeg nu de oogen op en zag den engel in het heerlijk, glansrijk gelaat, en op hetzelfde oogenblik kwamen zij in Gods hemel aan, waar vreugde en gelukzaligheid was. En God drukte het doode kind aan zijn hart, en toen kreeg het vleugels als de andere engel en vloog hand aan hand met hem. En God drukte de bloemen aan zijn hart; maar de arme verdorde veldbloem kuste hij, en zij kreeg stem en zong met al de engelen, die Gods troon omzweven. En allen zongen zij, kleinen en grooten, met het goede gezegende kind en de arme veldbloem, die op den verhuisdag verlept en verdord onder 't vuilnis in de smalle, donkere steeg had gelegen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken