Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes
Afbeelding van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjesToon afbeelding van titelpagina van Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.82 MB)

Scans (58.36 MB)

ebook (10.69 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het boek van de mooiste kinder- en volkssprookjes

(1874)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 233]
[p. 233]


illustratie

Vrouw Holle.

In Munsterland woonde eene vrouw, die twee dochters had, van wie de eene mooi en flink, maar de andere leelijk en lui was. Omdat die hare eigene dochter was, had zij echter met de leelijke en luie geducht veel op, en de andere moest alle werk doen en in huis zoowat voor Asschepoester spelen. Het arme meisje moest dag aan dag buiten de deur bij den put zitten en daar spinnen, dat het bloed haar de vingers uitsprong. Nu gebeurde het zoo eens, dat haar spoeltje geheel bebloed was; en toen zij zich daarmee over den put wilde neerbuigen, om het af te wasschen, glipte het haar uit de hand en viel in de diepte neer. Zij begon te schreien, liep naar de stiefmoeder en vertelde haar het ongeluk; maar deze begon nu te schimpen en te schelden en was onbarmhartig genoeg, om te zeggen: ‘Heb je 't spoeltje naar beneden laten vallen, toe gauw, haal het dan ook weer op.’ Nu ging het meisje weer naar den put en wist

[pagina 234]
[p. 234]

niet, wat te beginnen, tot zij eindelijk van angst en benauwdheid in den put neersprong, om het spoeltje weerom te halen. Zij dacht eerst, dat zij verdrinken zou, en werd flauw, maar toen zij weer bij hare zinnen kwam, lag zij op eene groene weide, waarop de zon vroolijk scheen en wel honderd duizend bonte bloemen stonden. Op die weide wandelde zij voort en kwam aan een bakoven, die vol brood zat; maar het brood riep: ‘Och, haal me er uit, haal me er uit, of anders verbrand ik.’ Toen trad zij haastig toe en haalde al het brood uit den oven. Hierop ging zij verder en kwam aan een boom, die vol appels hing en haar toeriep: ‘Och, schud me, schud me, want al mijne appels zijn rijp en gaan anders verrotten.’ Toen schudde zij den boom, dat de appels als regen neervielen en er geen meer aan bleef zitten. Vervolgens ging zij weer verder. Eindelijk kwam zij aan een klein huis; daar keek een oud vrouwtje het raam uit, maar omdat dat zulke groote tanden had, werd zij bang en wou gaan loopen. De oude vrouw echter riep haar na: ‘Wees niet bang, lief kind, blijf bij mij; als je al 't werk in huis ordentelijk doen wilt, zul je het goed bij me hebben. Maar ge moet vooral zorgen, dat ge mijn bed goed opmaakt en terdeeg schudt, dat de veeren er uitvliegen; dan sneeuwt het in de wereld, want ik ben vrouw Holle.’ Daar de oude haar nu zoo vriendelijk toesprak, werd het meisje gerust en bleef bij haar in dienst. Het bezorgde ook alles tot hare groote tevredenheid en spaarde bij het opschudden van het bed hare armen niet. Daarvoor had het dan ook een stil, rustig leven, hoorde nooit een hard woord en kreeg goed eten en drinken in overvloed.

Toen de kleine nu evenwel eene poos bij vrouw Holle geweest was, werd zij in haar harte bedroefd, en ofschoon zij het hier honderdmaal beter dan thuis had, begon zij toch erg weer daar naar toe te verlangen. En eindelijk zei zij dan ook tot de oude vrouw: ‘Ik heb wensch naar huis gekregen, en al gaat het mij hier ook nog zoo goed, langer blijven kan ik toch niet.’ Vrouw Holle zeide: ‘Het bevalt me, dat je naar huis verlangt, en omdat ge mij zoo trouw gediend heb, wil ik zelf je weer naar boven brengen.’ Zij nam haar hierop bij de hand en bracht haar voor eene gouden poort. Die poort werd open gedaan, en juist toen het meisje daaronder stond, viel een dichte goudregen, en al dat goud bleef aan haar hangen, zoodat zij er heelemaal mee overdekt was. ‘Dat moet gij hebben, omdat gij zoo braaf en vlijtig zijt geweest,’ sprak vrouw Holle en gaf haar ook het spoeltje, dat in den put gevallen was, weerom. Hierop werd de poort gesloten, en 't meisje was weer boven op de wereld, niet ver van haar moeders huis, waar de haan op het dak zat en kraaide:

[pagina 235]
[p. 235]
 
Kuuk-le-ku, wie zie ik daar?
 
De goede juffer is 't, zoo waar;
 
Armoedig is zij heengegaan,
 
Nu komt zij weer met goud belaan.’

Nu ging het meisje bij hare moeder binnen, en omdat zij met zoo veel goud kwam, werd zij ook vriendelijk opgenomen.

Toen de moeder hoorde, hoe zij aan dien rijkdom gekomen was, wilde zij aan de andere leelijke en luie dochter ook graag hetzelfde geluk bezorgen. Die moest dus ook bij den put gaan zitten spinnen, en om haar spoeltje bebloed te krijgen, prikte zij zich in den vinger en schramde zich de hand aan de doornheg. Hierop gooide zij het spoeltje in den put en sprong zelf achterna. - Zij kwam, als de eerste, op de mooie weide te recht en ging langs hetzelfde pad verder. Toen zij bij den bakoven kwam, riep het brood weer: ‘Haal me er uit! Haal me er uit, of anders verbrand ik;’ maar de luie antwoordde: ‘Neen, 'k heb geen lust om mij vuil te maken,’ en zij ging verder. Spoedig kwam zij bij den appelboom, die riep: ‘Schud me, schud me, want al mijn appels zijn rijp en gaan anders verrotten;’ maar zij antwoordde: 'k Wou nog liever! Dan kon mij licht een op het hoofd vallen,’ en zij ging verder. Toen zij voor het huis van vrouw Holle kwam, was zij niet bang, omdat zij van hare groote tanden al gehoord had, en ze verhuurde zich dadelijk als meid. Op den eersten dag deed zij goed haar best, was vlijtig, en deed, wat vrouw Holle haar zei, want ze dacht aan het vele goud, lat vrouw Holle haar schenken zou. Op den tweeden dag begon zij echter al te luieren; op den derden nog meer; toen was zij, bijna niet uit haar bed te krijgen en schudde ook vrouw Holle's bed niet zoo, dat de veeren er uitvlogen. Dit begon vrouw Holle gauw te vervelen en zij zeide aan de luie den dienst op. Die was daar heel goed mee in haar schik en dacht, dat nu de goudregen zou komen. Vrouw Holle bracht haar ook naar de poort; maar toen zij daaronder stond, werd in plaats van goud eene groote ketel met pik over haar uitgegoten.

‘Dat is tot belooning voor je diensten,’ riep vrouw Holle en sloot de deur toe. Zoo kwam de luie van onder tot boven bepikt weer thuis, en toen de haan op het dak haar zag aankomen, kraaide hij:

 
‘Kuuk-le-ku, wie zie ik daar?
 
De booze juffer is 't, zoo waar,
 
Heen ging ze, heel mooi opgeschikt,
 
Ze komt weerom zwart en bepikt.’

En dat pik bleef haar heele leven lang aan haar hangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken