Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oude sprookjes (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oude sprookjes
Afbeelding van Oude sprookjesToon afbeelding van titelpagina van Oude sprookjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oude sprookjes

(1861)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Roodkapje.

Er was eens eene goede moeder, die een eenig kind, een allerliefst dochtertje had. Zij had een fijn, vriendelijk gezigtje, blonde haren, blaauwe oogen en was altijd vrolijk en opgeruimd. Eens liet de moeder voor haar lief kind een rood kapje maken, want van alle kleuren stond rood het meisje verreweg het best. Met dat roode kapje zag het kind er nog wel eens zoo lief uit als te voren, en alle menschen keken haar na, als ze zoo vrolijk langs den weg huppelde, en noemden haar voortaan niet anders dan Roodkapje.

Roodkapje was niet alleen een aardig, maar ook een goed kind. Ze had maar één groot gebrek: ze was wat litzinnig, en lette dus niet altijd goed op hetgeen moeder haar zei, maar vergat nu dit en dan dat. De moeder zag dit niet zonder bezorgdheid; doch daar Roodkapje anders niet ongehoorzaam, niet knorrig of eigenzinnig, maar altijd aardig en gewillig was, zag zij de kleine fouten, die het meisje beging, maar liefst door de vingers en dacht: als Roodkapje ouder en grooter wordt, zal dat ook wel anders worden: dikwijls echter kan eene enkele kleine fout bitter treurige gevolgen hebben, en dat zou de goede moeder ondervinden.



illustratie

 

[pagina 2]
[p. 2]

Eens gaf de moeder Roodkapje een mandje met wafels en een potje met boter en zei: ‘Ga, lief kind, en breng dit aan grootmoeder en zeg, dat ik hoop, dat het haar regt goed smaken zal. Daar 't evenwel van avond al te laat zal wezen, om weer naar huis te komen, moet ge van nacht maar bij grootmoeder blijven slapen. Zorg echter, dat ge u onder weg niet ophoudt, want dan kon in 't bosch u ligt de booze wolf ontmoeten en u opvreten. ‘Goede reis dan nu kind en vooral de complimenten.’

Roodkapje danste van blijdschap, dat ze naar grootmoeder toe mogt, want dat was altijd een groot feest voor haar. Ze gaf hare moeder tot afscheid een hartelijken zoen, nam het potje met boter in de regterhand, het mandje met wafels aan den linkerarm, en stapte zoo het dorp door, niet weinig tevreden, dat zij al zulk eene verre boodschap mogt doen. Toen ze het laatste huis voorbij was, lag het weideveld met zijne duizend en duizend bloempjes voor haar en onder den grooten eikenboom, die daar ergens op eene hoogte stond, waren vele kinderen aan het spelen en dansen, en verheugden zich in de lieve lentezon, die zoo kostelijk scheen. Naauwelijks kregen deze kleine Roodkapje in het oog, of zij kwamen op haar toe trippelen, want allen hielden even veel van haar en roemden, dat zij er zoo lief uitzag, en wilden weten, wat zij in haar mandje en in haar potje had. ‘Kom, Roodkapje, dans met ons!’ riepen allen. - ‘Kom, een ommezientje dan; maar dan moet ik weg,’ dacht zij bij zich zelve, zette het mandje en potje onder den boom neer, en ging vrolijk met de overigen aan het dansen. Zoo doende vergat zij dan spoedig de waarschuwing, die hare moeder haar gegeven had. Daar op eens, te midden van al de pret, begon nu echter in het dorp de avondklok te luiden. Nu zeiden de kinderen Roodkapje allen vriendelijk goeden avond, wenschten haar goede reis, en haastten zich, om weder bij vader en moeder te komen.

Thans stond Roodkapje alleen op het weideveld, zag de zon ondergaan, en begon angstig te worden, zoodat ze bijna niet wist, wat ze doen zou. Spoedig echter stelde het ligtzinnige kind zich ook al weer gerust en dacht: ik wil maken, dat ik op een drafje door het bosch kom; 't zou wel raar wezen, als ik dien leelijken wolf ook zoo dadelijk tegenkwam.

[pagina 3]
[p. 3]

Zoo deed zij dan ook, en ging loopen wat zij kon. Het bosch werd nogtans al digter en donkerder; met moeite drong zij tusschen de digte struiken door, en hijgde van benaauwdheid en haast, toen de grimmige wolf daar eensklaps voor haar stond.

‘Roodkapje,’ vroeg het monster met doffe stem, ‘waar ga je nog zoo laat naar toe?’ En zijne groene oogen vonkelden als gloeijende kolen.

‘Ach, lieve wolf, doe me maar geen kwaad; ik ga naar mijne grootmoeder,’ zei het kind, dat huilde en beefde.

‘Naar je grootmoeder ga je?’ zei de wolf; ‘en waar woont je grootmoeder?’

‘Ginder achter het bosch, in het eerste huisje aan de linkerhand,’ zei Roodkapje; maar gij zult mij toch niet opeten, lieve heer wolf?’

‘Neen, voor middernacht eet ik geene kinderen,’ zei de wolf; maar haast je, dat je naar je grootmoeder komt, want ik kon toch noch honger krijgen, en dan....’

De wolf liet haar nu staan, en Roodkapje, heel blij, dat ze er zoo van was afgekomen, haastte zich nu verder, daar ze den boozen wolf niet gaarne voor de tweede maal ontmoeten wou. Deze echter, kon met zijne vier pooten veel vlugger loopen dan het meisje, en was dus in een ommezien voor grootmoeders huisje, en klopte daar aan.

‘Wie klopt daar?’ vroeg de grootmoeder, die al voor een uur te bed was gegaan.

‘Ik ben 't, Roodkapje,’ zei de wolf met veranderde stem. ‘Ik kom u wafels en wat versche boter brengen; doe as je blieft open, grootmoeder.’

‘Trek maar aan het touwtje kind, dan gaat de deur open,’ riep de grootmoeder van haar bed.

De wolf trok aan het touwtje, en pas was de deur open, of daar viel het wilde dier op de grootmoeder aan, en hapte haar zoo maar op; vervolgens zette hij de nachtmuts der oude vrouw op zijn kop, deed het licht uit, en legde zich op grootmoeders bed.

Nu kwam de maan op, en scheen in het kamertje. Toen kwam Roodkapje eindelijk ook aan het huisje en klopte aan.

[pagina 4]
[p. 4]

Wie klopt daar?’ vroeg de wolf, en deed de stem van de grootmoeder na.

‘Ik ben 't, Roodkapje, grootmoeder!’ riep het kind. ‘Doe open, as je blieft; ik ben bang voor den wolf.’

‘Trek maar aan het touwtje kind, dan gaat de deur open,’ zei de wolf.

Zoo kwam dan Roodkapje binnen, vroeg hoe het met grootmoeder was, en deed hare boodschap. De booze wolf luisterde bedaard toe, en zei daarop? ‘Zet het goed daar maar op de tafel neêr, en kom gaauw bij mij te bed.’ Dat deed Roodkapje, want ze was geducht moê. Toen zij nu echter op bed kwam, pakte de wolf haar met zijne klaauwen.’

‘O wee, grootmoeder, wat hebt gij scherpe nagels!’

‘Dat is, om je te beter te kunnen grijpen,’ brulde de wolf.

‘En wat hebt gij vreeselijk scherpe tanden!’ De wolf brulde, en vrat arme Roodkapje op!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken