Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het wonderland (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het wonderland
Afbeelding van Uit het wonderlandToon afbeelding van titelpagina van Uit het wonderland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.70 MB)

Scans (10.24 MB)

ebook (6.69 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Illustrator

G. Wildschut



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het wonderland

(1916)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina II]
[p. II]


illustratie

[pagina 1]
[p. 1]

De pijnappels.

In den herfst, toen in het dennenbosch de grond dicht met pijnappels bezaaid lag, ging Christiaan op een morgen met een grooten zak uit, om, gelijk zijn moeder hem bevolen had, pijnappels te zoeken. Hij had veel liever gewild, dat zij hem daar niet toe gebruikte, omdat hij zich voor zulk jongenswerk haast wat te oud rekende (hij was al vijfentwintig jaar); maar toch gehoorzaamde hij, want bij mij te lande gelooven de kinderen nog niet, dat, als zij een beetje baard krijgen, de kinderlijke gehoorzaamheid ophouden mag.

Op een dag, dat hij weer in het bosch zijn gewonen oogst hield, zei hij onder 't oprapen der pijnappels bij zichzelf:

- Och, dat de goede boschfee die appels toch maar eens in klinkklaar goud wou veranderen!

De boschfee hoorde dat, want opeens liet zich een geducht gekraak vernemen, en uit een der zwaarste boomen trad een schoone witte dame voor den dag en zei tot Christiaan:

- De pijnappels, die gij opgezameld hebt, zullen terstond in goud veranderen, als gij van hier uit het bosch naar huis kunt gaan, zonder één booze gedachte te hebben. Ik sta u toe, daar zesmaal de proef van te nemen.

Christiaan maakte een diepe buiging en bedankte wel duizendmaal de fee, die weer in haar boom terugkeerde.

[pagina 2]
[p. 2]

De jonge man vulde zijn zak en nam zich vast voor, streng over zichzelf te waken, om zoo de voorwaarde te vervullen, die hem gesteld was. Maar ach! de pijnappels bleven pijnappels, en niet een enkele was in goud veranderd.

Den volgenden dag keerde Christiaan met een bedrukt

illustratie

hart naar 't bosch terug en zei:

- Allerhoogmachtigste fee! door wat zondige gedachte heb ik dan toch gemaakt, dat het wonder niet gebeurd is?

De fee kwam hierop weder uit den boom en antwoordde:

- Ik zou vrij wat te doen hebben, als ik je dat alles voorrekenen wou. Zeg maar alleen, waarom gij, in plaats van alleen dien zak te vullen, gelijk gij anders altijd deedt, gisteren ook nog de beide broekzakken hebt volgestopt? Foei, Christiaan! voordat ge nog uw zak op den rug naamt, hadt ge ook reeds strafbare gedachten. Als de pijnappels in goud zijn veranderd, dacht gij, wil ik toch een stuk of wat voor mij houden, die ik niet met mijn broers en zusters te deelen heb.

[pagina 3]
[p. 3]


illustratie

[pagina 4]
[p. 4]

Christiaan sprak geen woord tegen.

- Nu, zei de fee, begin nog eens en doe het ditmaal beter.

Christiaan, die heel onderdanig met zijn pet in de hand stond en de oogen naar den grond sloeg, vroeg nederig vergiffenis, waarop de fee terstond weer verdween.

Nu ging hij op nieuw zijn zak vullen, schoon hij ditmaal geen pijnappels in zijne broekzakken wegstopte. Evenwel was hij ook heden niet gelukkiger dan de eerste maal, en zijn moeder zei tot hem:

- Dat zijn mooie pijnappels, mijn zoon; ik heb er al van op den haard gegooid, en ze branden als zuiver pek.

- Wat booze gedachten heb ik dan ditmaal toch gehad? vroeg de jonge man den volgenden morgen aan de fee. Ik weet waarlijk niet, dat mij iets kwaads of verkeerds door het hoofd gegaan is.

- Hebt ge dan al vergeten, wat ge bij u zelf dacht, toen ge 't huis van uw rijken buurman Bergman voorbij kwaamt? ‘Dat is een mooi huis; maar 't zal niet lang duren, of ik laat er een zetten, dat honderdmaal mooier is.’ Hebt ge bij die gedachte niet een gevoel van afgunst en hoogmoed gehad? Bedenk echter wel, dat dit de oorzaak van uw ongeluk is, en wees een volgend maal voorzichtiger.

Christiaan kon hierop niet antwoorden, maar ging opnieuw zijn zak vullen en nam zich stellig en vast voor, nu toch eens ter deeg goed op te passen.

Maar al zijne goede voornemens en plannen hielpen hem niet, want ook dien dag brandden de pijnappels weer als zuiver pek, zooals zijne oude moeder placht te zeggen.

[pagina 5]
[p. 5]

- Allermachtigste fee, zei hij den volgenden dag, toen hij weer in het bosch kwam, wees toch zoo goed en zeg mij, waarom ook gisteren het wonder niet gebeurd is? Ik heb toen toch bijzonder goed op mij zelf acht gegeven en, toen ik het huis van onzen rijken buurman voorbij kwam, den anderen kant uitgekeken, om maar geene booze gedachten te krijgen.

- Maar toen ge de hut van den armen Michiel in 't oog kreegt, dacht ge bij u zelf: ‘'t Is toch een echte luie kerel, dat hij het dak van zijn huis zoo laat vervallen.’ En toch wist ge heel goed, dat de arme man nu al zes maanden aan zijn geheele lichaam verlamd is. O, Christiaan, nu ge er zoo dicht aan toe zijt, een rijk man te worden, moet ge toch andere gedachten over uw armen buurman hebben.

De arme jonge man zuchtte diep, bukte zich naar den grond en begon weer pijnappels op te rapen. Hij hoopte echter vast en zeker, dat die nu vandaag toch wel in goud zouden veranderen, en vulde, zonder te bedenken, dat de last hem zoo veel te zwaar zou worden, zijn zak tot boven toe, alleen maar om zijn rijkdom en de blijdschap zijner familie te vergrooten. En toch was alles weer vergeefsche moeite geweest. Toen hij naar huis kwam, den zak open maakte en de pijnappels uitschudde, vielen die er net zoo uit, als ze er ingekomen waren; geen enkele was in goud veranderd. Al de huisgenooten waren in hun schik, dat ze zoo goed droog waren en zoo mooi brandden; alleen Christiaan bleef knorrig en ontevreden en had geen smaak in de zoetemelksche brij, die zijn moeder op dat mooie vuur gekookt had.

Den volgenden dag wou hij natuurlijk van de fee

[pagina 6]
[p. 6]

andermaal de oorzaak van zijn ongeluk weten, en die gaf hem ten antwoord:

- Gij meent onschuldig te zijn en hadt toch nooit meer schuld. Toen gij gisteren uit het bosch kwaamt en uw jong buurmeisje Lize in de verte zaagt aankomen, waarom hebt ge toen een omweg dwars over 't veld genomen, om haar toch maar niet te ontmoeten? - Vroeger hadt ge een uur ver geloopen, om haar maar een ommezientje te spreken te krijgen; maar gisteren dacht ge bij u zelf: ‘Mijn moeder heeft mij verboden, met Lize te praten, en ik ben moeder gehoorzaamheid schuldig.’ Huichelaar! Uw ware gedachte was, dat Lize voortaan veel te arm voor u is.

Christiaan was beschaamd en zei met tranen in de oogen:

- Ja, ik ben een slecht mensch, en ik geloof nu haast, dat iemand nooit, zonder aan iets kwaads te denken, de gunst van 't geluk kan zoeken. Ik heb mijn straf verdiend. Laat mij arm, zooals ik ben, goede fee, en zorg alleen maar, dat mijn moeder toestemt, dat ik Lize tot vrouw neem.

- Ga maar gerust weer naar huis, antwoordde de fee, en als ge den zak met pijnappels neergezet hebt, kniel dan voor uwe moeder neder en vraag nederig hare toestemming om Lize te trouwen.

Christiaan deed alles, wat hem gezegd was. Nadat hij zonder eenige booze gedachte zijn zak gevuld had, ging hij naar huis en dacht onderweg aan Lize, hoe'n goed, braaf meisje die was, en toen hij zijn last bij den haard had neergezet, viel hij zijne moeder te voet en zei:

- Lieve moeder, geef mij uwe toestemming en uw

[pagina 7]
[p. 7]

zegen, dat ik Lize tot vrouw mag nemen, want beter, braver meisje is er op de geheele wereld niet.

Op 't zelfde oogenblik viel de zak omver, zoodat er een scheur in kwam, en toen kletterde 't en rammelde 't, dat al de huisgenooten er verbaasd van opkeken. Alle pijnappels waren

illustratie

van goud, van 't zuiverste, beste goud, en blonken en glinsterden, dat de oogen er zeer van deden.

Daar was dan nu zoo veel goud, dat ze niet alleen voor Lize een heel mooi uitzet konden koopen, maar dat ook al de broers en zusters van Christiaan hun rijk aandeel kregen. En dat beteekende nog al vrij wat, want ze waren wel met hun elven. En toen ze nu al de gouden pijnappels in gelijke parten verdeeld hadden (Christiaan wou dat volstrekt zoo hebben), waren ze de rijkste boeren in 't geheele land. En niet alleen de rijksten waren ze, maar ook die 't meeste goed aan andere menschen deden. Voor den armen Michiel liet Christiaan een splinternieuw huisje bouwen, en natuurlijk liet hij ook een dokter komen, die den armen man zoo

[pagina 8]
[p. 8]

ver genas, dat hij al zijn ledematen weer goed kon gebruiken.

Maar van de fee hoorde geen mensch meer, en dat is ook geen wonder, want iedereen weet wel, dat het alle dag geen zondag kan wezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken