Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het wonderland (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het wonderland
Afbeelding van Uit het wonderlandToon afbeelding van titelpagina van Uit het wonderland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.70 MB)

Scans (10.24 MB)

ebook (6.69 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Illustrator

G. Wildschut



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het wonderland

(1916)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Het suikerhuisje.

Evert en Elsje, twee kinderen van vijf en zes jaar, gingen het bosch in, om aardbeien voor hunne zieke moeder te plukken. Zij waren stilletjes weggegaan, toen de moeder sliep. ‘Kom maar, Els,’ zeide Evert, ‘'t bosch ligt immers vlak achter onzen tuin, en tegen dat moeder wakker wordt, zijn wij wel weer terug. Dan zal ze wàt blij zijn, als we haar van de geurige aardbeien brengen.’

Vroolijk namen de kinderen hunne korfjes op en liepen daarmee het bosch in. Maar vóor hen waren daar zeker reeds andere kinderen geweest, om aardbeien te plukken; want zij vonden er geen enkele meer.

‘Laat ons nog maar wat verder gaan,’ zeide Elsje; ‘moeder lust ze zoo heel graag en merkt niet, dat wij weg zijn; want ze slaapt gerust.’

De kinderen wisten niet, dat ze al zoo ver in het bosch gegaan waren. De moeder was ook al lang wakker en maakte zich ongerust over hare kleinen.

Eindelijk echter konden zij niet verder gaan; ze waren moe en hongerig, zetten zich onder een boom neer en schreiden. In het bosch werd het al donker; ze konden eindelijk de oogen niet langer open houden en vielen in slaap.

Op den boom, waaronder de kinderen lagen, zat een wit duifje. Dit had alles gehoord en gezien, wat

[pagina 47]
[p. 47]

de kinderen gezegd en gedaan hadden. Het vloog schielijk naar een berg, pikte driemaal met zijn snavel daartegen, en daar ging de berg open en kwamen er twaalf kleine bergmannetjes uit. Aan die vertelde het duifje van de kinderen, die hunne moeder zoo lief hadden. Toen sprak het grootste van de bergmannetjes:

‘Wij willen de kinderen bij hunne moeder terugbrengen; maar eerst zullen ze aardbeien plukken, zooveel ze willen.

Toen namen de kleine mannetjes de beide kinderen heel voorzichtig op hunne armen, droegen hen naar een andere plaats in het bosch, en legden hen daar op een groen bedje van mos en bloemen zachtjes neer.

De kinderen sliepen zoo vast, dat zij niets merkten. Hierop arbeidden de dwergen den geheelen nacht door. Eindelijk werd het morgen, en de kinderen werden wakker. Hoe mooi was toen alles om hen heen! Daar waren rondom bedjes met de mooiste aardbeien, en in het midden tusschen al die mooie aardbeienbedjes, wat stond daar? Een allerliefst klein huisje. De wanden waren rood, het dak was wit, en daar boven op zat het witte duifje en riep:

 
‘Stap maar in! Stap maar in!
 
Je zult hier mijn gasten zijn.
 
Is dit huisje naar je zin?
 
't Is van suikermarsepein.’

‘Zullen we binnengaan, Evert?’ vroeg Elsje.

‘Ja,’ zei Evert, ‘ik ga mee.’

Maar de deur was toe, en ze wisten dus eerst geen raad. Toen zong het duifje weer:

 
‘Hap dan maar! Hap dan maar!
 
En dan ben je daadlijk klaar.’
[pagina 48]
[p. 48]

Toen merkten de kinderen wat, en Evert zei: ‘Och, dat is nu zeker zoo'n suikerhuisje, als waarvan moeder ons wel eens verteld heeft. Dan moeten wij maar terdeeg toehappen.’

En ze hapten de heele deur op, want die was maar van borstplaat, en toen traden ze binnen. In de kamer lagen ulevelletjes en chocolaadjes, rozijnen en amandels. ‘Steek alles maar in je zak!’ riep het duifje van het dak, en de kinderen lieten zich dat niet tweemaal zeggen. Ze stopten al hunne zakken vol, en Elsje kreeg daarbij nog haar gansche schortje gevuld. Ook plukten zij van de kostelijke aardbeien voor moeder een heel mandje vol.

‘Maar hoe zullen wij nu alles dragen?’ vroegen de kinderen. Toen kwam daar een klein wagentje aan, door zes spierwitte duifjes getrokken. Daar moesten de kinderen in gaan zitten, en in een ommezientje waren ze thuis.

De zieke moeder was onverwachts veel beter geworden en stond in de deur en was blij, dat hare kinderen terug waren. Maar toen Elsje en Evert nu omkeken en de duiven bedanken wilden, ja - toen waren die met wagentje, met ulevelletjes, chocolaadjes en al de verdere heerlijkheid verdwenen.

En de kinderen lagen elk op hun bedje in de binnenkamer, en de moeder riep: ‘Gauw, gauw wat, gij langslapers, staat op! 't Heeft al acht uur geslagen, en met een half uurtje moet ge op school wezen, of de meester zal knorren.’

Zouden Elsje en Evert de heele geschiedenis gedroomd hebben? Dat zou toch jammer wezen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken