Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het kinderleven (ca. 1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het kinderleven
Afbeelding van Uit het kinderlevenToon afbeelding van titelpagina van Uit het kinderleven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.85 MB)

Scans (13.00 MB)

ebook (5.67 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het kinderleven

(ca. 1891)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]


illustratie

[pagina 77]
[p. 77]

Bij de melkboerin.

‘Waar gaan wij nu van morgen naar toe, mama?’ vroeg de kleine Louise, terwijl zij aan de zijde harer moeder vroolijk over het groene gras huppelde.

‘Naar het groote roode huis, dat gij daar al tusschen de boomen door zien kunt,’ antwoordde de moeder.

‘Daar woont onze melkboerin en ik heb die al lang beloofd, haar eens te zullen komen opzoeken. Zij zal blij wezen, als ze u haar vee, haar pluimgedierte en al hare heerlijkheid kan laten zien.’

‘O, dat is goed!’ riep het meisje. ‘Kijk, boven op het dak staat eene duivenvlucht en daar vliegen eene menigte vogels om toe. Ik hoop nu maar, dat er ook eene klokhen met lieve jonge kuikentjes zal wezen.’

[pagina 78]
[p. 78]

De boerin, die daar in dat huis woonde, was eene knappe, zindelijke vrouw, die leefde van de melk, de boter, de eieren en het gevogelte, welke zij aan hare buren en in de stad verkocht en waarmede zij goede zaken deed. Daar zij de vreemden reeds van verre gezien had, kwam zij die tot het hek te gemoet en noodde haar vriendelijk in huis. Eerst moesten zij daar wat uitrusten en een glas warme melk, zóó van de koe, drinken, en toen zou men eens overal rond gaan.

Terwijl vrouw Martha en de moeder nog in den tuin waren, en daar bedaard de groentebedden en vruchtboomen langs gingen, was Louise al vooruit geloopen en had een hek geopend, waardoor zij op een klein kamp weideland kwam. Daar stonden eenige koeien, zwarte en roodbonte, rustig te kauwen en te wachten, tot de meid haar zou komen melken; daar snuffelden kleine biggetjes overal rond, of zij ook nog wat te eten konden vinden. Een kloeke haan stapte er tusschen zijne hennen en kuikens zoo trotsch en deftig op en neer, alsof hij zelf heer en meester van de plaats was.

Nadat de kleine Louise dat alles aandachtig bekeken had, liep zij naar den kleinen vijver, die op de zijde van het huis lag, en zag oplettend toe, wat daar gebeurde. Het was een heel vreemd ding, dat zij daar zag, en

[pagina 79]
[p. 79]

na een poosje kwam zij weer naar hare moeder huppelen en riep:

‘O, kom toch eens gauw hier, mama, en zie! Daar loopt eene arme zwarte hen in groote benauwdheid heen en weer en klokt en roept, om die jonge eendjes bij mekaar te houden, die volstrekt in het water willen. Zij doet alles, om hen daar vandaan te houden; maar 't jonge goedje loopt gedurig weer naar den kant. Kijk, nu zijn ze alle vier in het water en zwemmen zoo vlug als wat. Wat heeft die hen toch met die kleine eendjes te doen? Zou ze zich misschien ook verbeelden, dat het haar eigen kuikentjes waren?’

‘Denkelijk verbeeldt ze zich dat wel, lieve meid; en dat is ook zoo vreemd niet, want zij heeft op de eieren gezeten en die uitgebroed, en de jonge eendjes van dat ze uit den dop kropen verzorgd en gevoed. De eend is soms geen al te beste moeder voor haar kroost; daarom worden hare eieren dan ook wel eens onder de zorgdragende hen gelegd, die geen verstand genoeg heeft, om het onderscheid te merken, en die vreemde eieren uitbroedt, alsof het hare eigene waren. Als dan nu de jonge eendjes eenige dagen oud zijn en in het water willen, dan blijft de goede arme hen aan den kant staan en is doodelijk ongerust. Ze heeft rust noch duur, voordat de

[pagina 80]
[p. 80]

kleine zwemmers weer veilig en wel bij haar op het droge zijn, waar ze hen met een vroolijk klokken ontvangt en onder hare vleugels zoekt te verwarmen.’

‘Wat een lief, goedig dier!’ riep Louise. ‘Nu houd ik voortaan ook veel meer van haar, dan van eene eend.’

‘En toch draagt de wilde eend ook goed en trouw zorg voor hare jongen,’ zeide de moeder. ‘Zij legt hare eieren op de veiligste plaats, die zij maar vinden kan, en als hare kleintjes voor de eerste maal te water gaan, is 't aardig te zien, hoe goed zij op hen past en hun voordoet, hoe ze zwemmen moeten. - Maar kom, 't wordt tijd, dat wij weer zachtjes naar huis wandelen; dan kunnen wij in het bosch nog een half uurtje rusten, want daar is het frisch en koel. Dank dus vrouw Martha voor haar vriendelijk onthaal en vraag haar, of we later nog wel eens mogen komen zien, of hare eendjes goed opgroeien.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken