Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertrek naar Zomerlust. Een verhaal voor jonge kinderen (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertrek naar Zomerlust. Een verhaal voor jonge kinderen
Afbeelding van Vertrek naar Zomerlust. Een verhaal voor jonge kinderenToon afbeelding van titelpagina van Vertrek naar Zomerlust. Een verhaal voor jonge kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (9.78 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertrek naar Zomerlust. Een verhaal voor jonge kinderen

(1875)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina II]
[p. II]


illustratie
Bldz. 28.
Zijn moeder liep zonder een woord te zeggen naar de plaats waar de knaap lag.


[pagina 1]
[p. 1]

Een woord tot moeders.

Daar Willem een schrandere, vlugge jongen was dacht zijn moeder, dat hij nu wel spoedig zou kunnen beginnen te verstaan, wat het allergewichtigste voor hem was om te weten, namelijk - dat er een God bestaat. Eens dat hij haar vroeg, wie het was die de kleine blaadjes en bloemen maakte, en die zoo netjes in de knoppen oprolde, nam zij die gelegenheid waar en zeide hem dat de geheele wereld en ieder ding, dat daartoe behoort, geschapen is door een almachtig wezen, wiens naam God is. Zij sprak dit woord met eerbied uit en zeide dat men het nimmer zonder ontzag moest noemen. Ze zeide hem hoe hij al wat hij zag en al wat hij lief had, ieder ding waarvan hij vreugde of genoegen had aan God was verschuldigd. Deze toch was het die alle dingen had geschapen. Zijn vader, zijn moeder, zijn zusje en al zijne vrienden en bekenden: het brood dat hij at, het water dat hij dronk, de bloemen en vruchten die hij plukte, - alles, alles was door dien grooten en goeden God gemaakt. Willems aandacht werd hierdoor sterk opgewekt en er kwam geen eind aan zijn vragen; maar daar de vragen van kinderen over zulk een gewichtige zaak, hoe eenvoudig en natuurlijk ook, dikwijls dwaas en onnoozel schij-

[pagina 2]
[p. 2]

nen, zal ik daar liever niet van spreken. Bovendien oordeel ik dat de gelegenheid waarbij, de wijze hoe en de leeftijd, waarop zij haar kind dit eerste onderricht geven zal, aan het beste weten van elke moeder in het bijzonder moet worden overgelaten. Ik wil dus eenvoudig zeggen, dat Willem op zijn vraag, hoe hij God voor al wat die voor hem gedaan had danken kon, van zijn moeder een kort en eenvoudig gebed leerde, dat hij elken morgen eerbiedig en met gevouwen handjes opzeide. De lieve jongen betoonde een groot verlangen om te doen wat God welgevallig was. Zijn moeder zeide hem dat God volmaakt goed was en alle goede menschen lief had; daarom moest hij zijn best doen om zelf ook goed te worden. ‘Verder,’ vervolgde zij, ‘doet God aan iedereen en aan alles goed; en dus moet gij ook zoo veel goed zien te doen als gij kunt.’

‘Maar ik ben te klein om goed te doen.’

‘Ge zijt nog klein, dat is waar,’ antwoordde zij; ‘maar daarom kunt ge toch wel een klein weinigje goed doen. Gij moet vriendelijk en inschikkelijk jegens uw speelmakkers wezen en hun genoegen doen waar gij kunt. Als gij braaf oppast en gehoorzaam zijt, doet gij altijd iemand goed,’ voegde zij er glimlachend bij.

‘Wie dan, moeder?’

‘Dan doet ge mij goed, lieve,’ zeide zij, sloeg de armen om hem heen en kuste hem, ‘omdat dat mij gelukkig maakt. Maar als gij ondeugend zijt, doet gij kwaad, en God heeft u dan minder lief; schoon als

[pagina 3]
[p. 3]

ge eens stout geweest zijt, en daarover berouw, wezenlijk berouw hebt, zoodat ge moeite doet om het in 't vervolg niet weer te zijn, dan is God liefderijk en zacht; Hij zal u dan vergeven en u weer liefhebben.’

Van dezen tijd af droeg Willem nog meer zorg om goed en vriendelijk jegens iedereen te zijn en om zich zelven te bedwingen, als hij voelde dat hij op het punt was verdrietig of driftig te worden; want hij wist nu dat dit, behalve dat het vader en moeder bedroefde, ook God mishagen zou die zoo goed voor hem was. Willem werd zoo niet alleen een beter kind maar hij werd er ook gelukkiger door; want zoo vaak hij nu iets heel fraais, vreemds of wonderbaars zag, bedacht hij dat God het gemaakt had en zijn jong hart klopte daarbij van vreugde en erkentelijkheid. Te voren had hij dat gevoel ook wel eens gehad, maar toen wist hij nog niet wat het eigenlijk beduidde of hoe hij dat uitdrukken moest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken