Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zomer (ca. 1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zomer
Afbeelding van De zomerToon afbeelding van titelpagina van De zomer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.82 MB)

Scans (9.89 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zomer

(ca. 1870)–J.J.A. Goeverneur–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina t.o. 1]
[p. t.o. 1]


illustratie
Zij gaf Willem het nest. blz. 37.


[pagina 3]
[p. 3]

Een woord tot moeders.

Daar willem een schrandere, vlugge jongen was, dacht zijne moeder, dat hij nu wel spoedig zou kunnen beginnen te verstaan, wat het allergewigtigste voor hem om te weten was, namelijk - dat er een God bestaat. Eens, dat hij haar dus vroeg, wie het was, die de kleine blaadjes en bloemen maakte, en die zoo netjes in de knoppen oprolde, nam zij die gelegenheid waar en zeide hem, dat de geheele wereld en ieder ding, dat daartoe behoort, geschapen is door een almagtig wezen, wiens naam is God. Zij sprak dit woord met eerbied uit, en zeide, dat men het nooit zonder ontzag moest noemen. Ze zeide hem, hoe hij al wat hij zag, en al wat hij lief had, ieder ding, waarvan hij vreugde of genoegen had, aan God was verschuldigd. Deze toch was het, die alle dingen had geschapen. Zijn vader, zijne moeder, zijn klein zusje, en al zijne vrienden en bekenden: het brood, dat hij at, het water, dat hij dronk, de bloemen en vruchten, die hij plukte, - alles, alles was door dien grooten en goeden God gemaakt. Willems aandacht was hierdoor sterk opgewekt, en er was geen eind aan zijn

[pagina 4]
[p. 4]

vragen; maar daar de vragen van kinderen over zulk eene gewigtige zaak, hoe eenvoudig en natuurlijk ook, dikwijls dwaas en onnoozel schijnen, zal ik daar hier liever niet van spreken. Bovendien oordeel ik, dat de gelegenheid waarbij, de wijze hoe, en de leeftijd, waarop zij haar kind dit eerste onderrigt geven zal, aan het beste weten van elke moeder in het bijzonder moet worden overgelaten. Ik wil dus eenvoudig zeggen, dat willem, op zijne vraag, hoe hij God voor al wat die voor hem gedaan had danken kon, van zijne moeder een kort en eenvoudig gebed leerde, dat hij elken morgen eerbiedig en met gevouwen handjes opzeide. De lieve jongen betoonde een groot verlangen om te doen, wat God welgevallig was. Zijne moeder zeide hem, dat God volmaakt goed was en alle goede menschen lief had: daarom moest hij zijn best doen, om zelf ook goed te worden. ‘Verder,’ vervolgde zij, ‘doet God aan iedereen en aan alles goed; en dus moet gij ook zoo veel goed zien te doen, als gij kunt.’

‘Maar ik ben te klein, om goed te doen.’

‘Ge zijt nog klein, dat is waar,’ antwoordde zij; ‘maar daarom kunt ge toch wel een klein weinigje goed doen. Gij moet vriendelijk en inschikkelijk jegens uwe speelmakkers wezen, en hun genoegen doen, waar gij kunt. Als gij braat oppast en gehoorzaam zijt, doet gij altijd iemand goed,’ voegde zij er glimlachend bij.

[pagina 5]
[p. 5]

‘Wie dan, moeder?’

‘Dan doet ge mij goed, lieve,’ zeide zij, sloeg de armen om hem heen en kuste hem, ‘omdat dat mij gelukkig maakt. Maar als gij ondeugend zijt, dan doet gij kwaad, en God heeft u minder lief; schoon toch, als ge eens stout geweest zijt, en hebt daar berouw over, wezenlijk berouw, zoodat ge moeite doet, om het in 't vervolg niet weêr te zijn, dan is God liefderijk en zacht, en zal u vergeven, en u weêr liefhebben.’

Van dezen tijd af droeg willem nog meer zorg, om goed en vriendelijk jegens iedereen te zijn, en om zich zelven te bedwingen, als hij voelde, dat hij op het punt was van verdrietig of driftig te worden; want hij wist nu, dat dit, behalve dat het vader en moeder bedroefde, ook God mishagen zou, die zoo goed voor hem was. Willem werd zoo niet alleen een beter kind, maar hij werd er ook gelukkiger door; want zoo vaak hij nu iets heel fraais, vreemds of verwonderlijks zag, bedacht hij, dat God dat gemaakt had, en zijn jong hartje klopte daarbij van vreugde en erkentelijkheid. Te voren had hij dat gevoel ook wel soms gehad, maar toen wist hij nog niet, wat het eigenlijk beduidde, of hoe hij dat uitdrukken moest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken