Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De hooge toren (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van De hooge toren
Afbeelding van De hooge torenToon afbeelding van titelpagina van De hooge toren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De hooge toren

(1920)–Anna van Gogh-Kaulbach–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 194]
[p. 194]

XV.

Een zaterdagavond in begin Maart liep Henk met Leentje in de Langstraat, waar de gewone marktdrukte rumoerde. Er was veel minder te koop dan vóór den oorlog en wat de kraampjes uitstalden was armelijk en minderwaardig: toch werd er gekocht, gretig zelfs en door menschen die vroeger nooit of zelden op de markt kochten: huismoeders uit de kleinburgerij, voor wie veel in de winkels nu onbereikbaar was geworden.

Henk met Leentje aan zijn arm drentelde langs de kraampjes, povertjes verlicht door een enkele kaars of een nietig vetpitje; ze kochten niets, keken nauwelijks, ondergingen alleen maar 't heerlijke, hier weer samen te loopen, dicht tegen mekaar aangedrukt, zoodat zij elkanders warmte voelden.

Henk was nog wat slap, zijn knieën knikten onder 't loopen en hij hoestte licht, maar de dokter had hem beter verklaard: maandag zou hij weer naar 't werk gaan.

‘We zallen hier zoo dikkels niet meer samen loopen,’ zei hij; ‘ze zallen me nou gauw kommen halen.’

Leentjes hand, door zijn arm gestoken, zocht de zijne; drukte die vast.

‘Als je 't maar niet al te kwaad krijgt,’ zei ze bezorgd.

Hij lachte.

‘Nô ja! met handschoentjes pakken ze je niet an; dat weten we. En dâ's ook nerges voor noodig. Ik heb der wel wat beroerdigheid voor over.’

‘'t Is maar, dat je pas ziek bent geweest.’

[pagina 195]
[p. 195]

‘Ik ben oramers beter.’

Hij hoestte even. streek met de hand langs zijn voorhoofd, dat klam voelde onder zijn pet.

‘Als je bedenkt wat ze der in 't buitenland voor over hebben, dan is 't hier nog maar kinderspul. Mot je lezen wat ze die Engelsche dienstweigeraars allemaal angedaan hebben! Als 't der niet zooveel waren geweest waren ze vast doodgeschoten; nou durfden ze ze alleenig maar te martelen met honger en alderlei ellende. Meid! dat vind ik nou zoo echt prachtig, die jonges, die der eigen liever in stukken zouwen laten hakken als meegaan na de oorlog.’

‘Zoo doen jij ook temeê.’

‘Hier is geen oorlog. Maar 't telt toch mee wat we doen.’

‘En òf!’

Zij keek hem aan met blinkende oogen.

‘En in Rusland, daar smijten ze gewoon derlui wapens weg. En ze staken an de menitiefabricken. Dâ's eerst werk! zoo moet 't worden, overal!’

Ze werden aangeklampt door een paar jonge mannen en meisjes die ze kenden, leden van de socialistische jeugdorganisatie en door hen meegenomen naar den hoek van de straat, waar een andere jonge man brochures over dienstweigering verkocht. Er werd druk gekocht en aandachtig geluisterd naar wat de man verkondigde; onder de jonge menschen leefde verlangen naar de daad, hunkering om te getuigen van wat in hen woelde als de waarheid van den nieuwen tijd. En hier was een daad te doen, een getuigenis af te leggen tegen den oorlog, die hen neep met honger en kou en waarin honderden en duizenden jonge mannen als zij geslacht werden.

‘Weg met het militairisme!’ ‘Niet naar het slagveld!’ de titels der brochures, hun toegegalmd door den verkooper, vonden weerklank in hunne harten; hunne monden prevelden ze na en in hunne oogen lichtten moed en dadenlust.

Een troepje mannen en vrouwen kwam plotseling druk gebarend de Langstraat uitloopen. Henk zag er zijn vader

[pagina 196]
[p. 196]

tusschen, het pak couranten waarmee hij colporteerde, onder den arm.

‘Weten jelui 't laatste nieuws uit Rusland al?’ schreeuwde een mannenstem boven de woorden van den spreker voor dienstweigering uit. ‘De revolutie is der nou finaal uitgebroken!’

‘De vrouwen hebben 't daar gedaan!’ riep een vrouw.

Henk herkende er Truus Bosch in; ze liep aan den arm van haar man, druk gebarend met vuurrood gezicht en blinkende oogen.

‘Ze hebben de soldaten toegeroepen om niet te schieten!’

‘En derlui mannen uit de fabrieken gehaald!’

‘De Kozakken hebben op de politie geschoten!’

De stemmen rumoerden door elkaar; vragen en antwoorden, aanhalingen uit bulletins en couranten werden over en weer geschreeuwd; één stem riep: ‘leve de Internationale!’

Dat was Vermeer; Henk en Leentje stonden naast hem.

Henks bleekheid was verdwenen; zijn gezicht was overtogen van licht rood, zijn handen voelden klam van zweet.

De jonge man, die had staan praten voor dienstweigering, was van zijn stoel geklommen, drong tusschen de anderen in, begeerig naar 't nieuws uit Rusland. Vermeer en de andere colporteurs hadden in een oogenblik hunne couranten verkocht, men meende daar 't laatste nieuws in te lezen. Maar, Vermeer riep, dat dat te lezen was op een bulletin van 't stedelijk Dagblad en een troep stroomde daar naar toe om 't met eigen oogen te zien.

Door allen voer als een trilling van verwachting, verwachting van nieuw geluk, dat daar verweg werd voorbereid en waar zij deel in zouden hebben. Voor de grootheid van die verwachting vergat dat troepje menschen voor 't oogenblik de kleinheid van hun aantal en de kracht van hun tegenstanders; zij voelden zich deel hebben aan het groote, dat gaande was; beseften dat de toekomst hun behoorde.’

Als bij het licht van een bliksemstraal zagen zij de waarheid en waar het licht snel weer gedoofd werd, bleef de herinnering aan wat hun was geopenbaard.

[pagina 197]
[p. 197]

Boven het stemmenrumoer stegen schellere klanken op: vreugdekreten, brokstukken van de Internationale, verwenschingen tegen den oorlog.

Toen de politie kwam om de menschen te verspreiden, gingen zij kalm uiteen.

Vermeer zocht zijn kameraden op in de herberg, waar zij zaterdag 'savonds weer geregeld samen kwamen; Henk met Leentje liepen een zijstraat in, die naar haar huis voerde.

Hij bleef stilstaan, zijn handen in de zakken van zijn jas, waar hij de twee gekochte brochures voelde.

‘Ik had wel met vader mee willen gaan,’ aarzelde hij, maar Leentje trok hem mee.

‘We gaan na huis,’ zei ze besloten; ‘je bent zuiver koud geworren.’

Henk rilde licht en voelde nu plotseling de Maartsche guurte, die door zijn kleeren heenbeet.

‘In de herberg is 't niet koud,’ wees hij af.

Maar zij gaf zich niet gewonnen.

‘Daar rookt 't als de pest; net wat kwaad voor je is zeit de dokter.’

‘Nou goed dan; we weten toch 't voornaamste.’

Met de armen om elkaar heen slenterden zij door de stille straatjes, waar de besterde nachthemel een flauw licht gaf; op den hoek in de verte brandde een straatlantaarn, de eenige in heel de straat, en straalde gulden schijn uit tegen de huizen.

Als een gerucht van heel ver klonk achter hen het rumoer van de markstraat.

Ze liepen plotseling zwijgend, met langzame, ietwat sleepende stappen, als waren zij bang, dat het doel te spoedig bereikt zou zijn.

En allengs voelden zij weer - als in 't begin van den avond - niets als het geluk omdat zij tezamen daar liepen.

‘'n Lekkere avond is 't,’ zei Leentje in een lach.

‘'t Is voorjaar!’ stemde Henk in.

‘Wat 'n fijne sterrenlucht!’

Zij hieven hunne jonge gezichten omhoog naar den smallen strook hemel, die te zien was tusschen de dakgoten door.

[pagina 198]
[p. 198]

‘Die ster dáár,’ wees Henk, ‘die blinkt net zoo als jouw oogen.’

Leentje lachte weer, maar niet luid. ‘As je me nou! Hoe kom je deran?’ spotte zij en drukte haar wang stijf tegen zijn mouw, zoodat hij de warmte op zijn arm voelde.

Hij bleef met een ruk staan, trok haar in zijn armen, zoende haar mond. Zóó stonden ze een poos, in stil geluk, onder de sterren.

En slenterden toen weer voort, hunne handen in elkaar gehaakt, hunne warme jonge lijven elkander beroerend.

 

Toen Henk laat op den avond thuiskwam - hij had nog een paar uur bij Leentje thuis gezeten - vond hij er moeder vóór een hoop verstelwerk.

‘Fijn weertje moeder!’ zei hij vroolijk, toch met een lichte huivering als voelde hij nu eerst, in de dompige kamerruimte, de scherpe voorjaarskoude na.

‘Je ziet der anders uit of je 't koud hêt,’ sprak Jans tegen, haar bezorgde oogen op zijn bleeke gezicht.

‘'k Heb der niks niet van gevoeld hoor! Bê je ook nog de straat op geweest, moeder?’

‘'n Oogenblikkie met de kinderen, 'n Paar boodschappen. Maar dat 's op heden geen lolletje. Alles slaat met de dag op.’

Zij zuchtte, trok traag de draad door haar werk.

‘Bê je nou nogal an 't naaien?’

‘'k Mot wel’

Henks gezicht vertrok in de oude bezorgdheid. Maar in eens schoot een blinking door zijn oogen.

‘Hê je 't nieuws gehoord? Uit Rusland?’ vroeg hij.

Jans keek op, maar zonder verrassing.

‘Nee,’ zei ze alleen. ‘Ik heb geen mensch gesproken.’

Henk vertelde, levendig met kuchen tusschen de woorden.

‘Ze kwammen der mee op de mart In Rusland, daar verdommen ze 't om langer te vechten! En om menitie te maken! De vrouwen hebben derlui mannen uit 't fabriek gehaald!’

Jans werd opmerkzamer.

[pagina 199]
[p. 199]

‘De vrouwen?’

Henk knikte.

‘Ja, der was 'n vrouwendag! En toe de soldaten op de menschen zouwen schieten, zijn de vrouwen vóór de anderen gaan staan en hebben geroepen, dat ze niet moesten schieten.’

‘En wat deêen de soldaten?’

Jans vroeg plotseling gretig.

Henk lachte.

‘Nou, die schoten niet. En de Kozakken, die schoten op de politie! Nou komt er algemeene werkstaking.’

Jans schudde 't hoofd.

‘Dat brengt weer 'n hoop ellende mee.’

‘Maar lang zooveel niet als de oorlog. Daar hoor 'k vader!’

Henk trok de kamerdeur open, liep zijn vader tegemoet als zocht hij een genoot voor zijn vreugde.

Vermeer kwam binnen met luidruchtige stappen, groette met harde stem: ‘goeienavond moeder.’

‘Was der nog meer nieuws?’ vroeg Henk.

‘Ik heb de Rotterdammer meegebracht; die hêt alle telegrammen.’

Vermeer ging zitten, vouwde het blad open op de tafel.

Henk stond naast hem, las zóó mee, Jans boog zich luisterend over de tafel.

‘Der is straf gevochten tusschen de gendarmen en de arbeiders; honderd doojen. Maar ze laten der eigen niet wegjagen; ze houwen stand en de soldaten staan an hun zij! - Ze hebben de doojen binnengedragen in de zaal van de Doema!... Duizenden arbeiders met rooje vaandels!...’

Vermeers stem trilde, hij gooide er de berichten uit als waren het dingen, die hij meebeleefd had.

Jans herhaalde: ‘honderd doojen,’

‘De oorlog kost er miljoenen,’ gaf Vermeer terug.

Jans knikte.

Kees had gelijk... maar toch... honderd mannen, vrouwen en kinderen doodgeschoten in de straten... 't leek erger dan als 't soldaten waren.

[pagina 200]
[p. 200]

Maar Henk in eens gooide er uit: ‘en die honderd wisten tenminste waarvoor ze zich lieten doodschieten.’

‘O zoo.’

Vermeer keek zijn jongen aan; een paar seconden rustten hunne oogen in elkaar in spontaan begrijpen.

‘Zou jij nou schieten als der hier oproer was en er kwamen gendarmes of militairen?’ vroeg Jans.

‘Ik?’ vroeg Henk langzaam, als hing er iets af van zijn antwoord en als wilde hij tijd winnen eer hij 't gaf.

‘Jai jij. Je wil ommers geen menschen dooden?’ Henk keek zijn moeder aan, toen langer, zijn vader.

Nog een oogenblik talmde hij met zijn antwoord, toen met nadruk, als gold het een gelofte, zei hij: ‘Ja, dan zou ik 't doen.’

‘Goed zoo jongen. Zóó wou ik je hebben.’

Vermeer legde even zijn hand op die van Henk, die op de tafel lag.

Jans zweeg. En voelde weer dat zij geen deel had aan wat die twee verbond. Doch haar oogen hingen aan Henk en haar borst werd zwaar van angst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken