Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek
Afbeelding van Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiekToon afbeelding van titelpagina van Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (10.63 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek

(1981)–H.A. Gomperts–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Bij wijze van inleiding

Het is niet mijn bedoeling de principes, de smaken, de idiosyncrasieën, die al dan niet stereotiep, al dan niet evoluerend, al dan niet grillig, uit de hier bijeengebrachte beschouwingen en kritieken kunnen worden afgeleid, in deze etalage te leggen. Voor zover ze voor zichzelf spreken, wilde ik ze dat juist laten doen. Voor een paar grondstellingen, geloofsartikelen als men wil, maak ik een uitzondering, omdat ik vind dat ze niet vaak genoeg omschreven en verdedigd kunnen worden.

Mijn eerste stelling is: literatuur kan alleen begrijpelijk worden gemaakt in de samenhang van schrijver, maatschappij en lezers. De apartheid van de literatuur, wat wel haar 'autonomie' wordt genoemd - sommige literatuurbeschouwers zeggen een gematigd autonomistisch standpunt in te nemen: iets heel bizars - is voor mij even verwerpelijk als het politiek-racistische begrip 'apartheid'. Men stelt een menselijk maaksel terzijde van de andere menselijke dingen als iets van hogere rang dat door het andere niet besmet mag worden. Zoals men mensen isoleert van mensen. Het is een vergelijkbare hoogmoed.

Tweede stelling. Literaire teksten zijn geen toverspreuken, die met een onbegrensd aantal betekenissen geladen zijn en ook geen voltooide, afgeronde, volmaakte creaties. Het zijn intenties. Zoals bij ieder taalgebruik is er een communicatieve situatie, waarin de lezer niet iedere betekenis aan de tekst mag toeschrijven die hij aan zijn persoonlijke preoccupaties en associaties ontleent. Hij moet de bedoeling van de schrijver proberen te vinden, die in de tekst is uitgedrukt.

Men denkt bij het woord bedoeling vaak aan iets dat staat tegenover het gerealiseerde. Hij bedoelde het ene, maar schreef het andere. Hij deed iets lelijks, maar bedoelde het mooi. Nee, de bedoeling die ik bedoel, is precies wat er in de tekst gerealiseerd is. Niet wat vooraf of achteraf of ergens anders dan in het werk door de auteur wordt meegedeeld. 'Eigenlijk gaat dat boek',

[pagina 8]
[p. 8]

leest men soms, 'over de eenzaamheid of over het identiteitsverlies of over de slechtheid van de bourgeoisie. Dát heb ik ermee bedoeld.' Zoiets kan een heel interessante mededeling zijn, maar m.i. heeft de lezer - en dus ook de criticus - alleen te maken met die bedoeling die naar zijn mening in de literaire tekst is neergelegd. 'Intentie', zoals hier bedoeld, staat niet tegenover 'bereiktheid', maar geeft het karakter aan van de bereiktheid. Het is wat in taal bereikt kan worden. Een literair werk is geen aparte werkelijkheid, geen wereld in woorden, geen creatie, geen autonoom organisme; het is, zoals alle andere teksten, een uitgedrukte bedoeling.

Het kan zijn dat de bedoeling die een schrijver zegt gehad te hebben, in de tekst niet is terug te vinden, maar het is ook mogelijk dat wat daarin wel kan worden gevonden, door de schrijver niet als zijn bedoeling herkend wordt. Literaire teksten verschillen immers van andere teksten juist doordat daarin iets anders dan het bedoelde of iets meer dan het bedoelde kan zijn uitgedrukt.

Wat de schrijver wel weet geschreven te hebben, maar niet bedoeld, wat hem toeschijnt van buiten te zijn gekomen, 'la part de Dieu', dat is ook het element dat de lezer bij voorkeur geneigd is zich toe te eigenen, d.w.z. met zijn persoonlijke inbreng te interpreteren. Hier vooral worden lezersrechten geclaimd die passen in het emancipatie-streven van onze tijd. Eén stap verder dan het programpunt 'autonomie van het kunstwerk' en men is bezig te strijden voor de onderdrukte lezer. Waren tot voor kort lezers mensen die de schrijvers - al dan niet met een slecht geweten - hun eigen bedoelingen in de schoenen schoven, tegenwoordig komen zij op voor hun rechten. Zij willen niet alleen gelijke rechten met andere lezers - alle interpretaties, vinden zij, zijn evenveel waard - maar ook eisen zij democratische gelijkheid met de schrijvers. Het kunstwerk wordt volgens een veel verbreide opvatting door de 'creatieve lezer' voltooid. De op zijn tafel gewaaide tekst is op zijn best een gelijkwaardige aanleiding.

Ik zie het anders. Precies zo als taaluitingen in de omgang moet men literaire teksten interpreteren volgens veronderstelde bedoelingen. Het lezen van literatuur verschilt alleen in dit opzicht

[pagina 9]
[p. 9]

van b.v. het lezen van brieven, dat we de schrijver niet kunnen of niet willen vragen wat hij met het geheel of met een bepaalde passage bedoelt. Niet kunnen: we weten dat hij niet antwoordt, hij is misschien dood. Niet willen: de literaire conventie houdt nu eenmaal in dat bedoelingen alleen gelden als ze zijn uitgedrukt; en juist de schrijver kan moeilijk onderscheiden tussen wat hij meende te bedoelen en wat er 'staat'.

Het is niet verkeerd om 'bedoelingen' bij het lezen te betrekken, zoals zo vaak gezegd wordt. Het is wel verkeerd om zich met onuitgedrukte bedoelingen te gaan bezighouden of om onbewuste bedoelingen - een moeilijk, maar onvermijdelijk begrip - over het hoofd te zien.

Eeuwenlang theologisch en juridisch gegoochel met interpretaties heeft het eenvoudige verstaan van bedoelingen, dat de lezerstaak is, verduisterd. Misschien moet men enig besef hebben van de grenzenloosheid van het geknoei met teksten, die de zin moeten doen van de uitleggers, de schriftgeleerden, de talmoedisten, de scholastici, de jurisprudentie-bakkers, voordat men kan weten hoe het niet moet, als men met literatuur te maken heeft.

Wie een wat duistere mededeling voor ogen krijgt, moet zich niet afvragen: 'wat kan ik dat laten betekenen?', maar: 'wat bedoelt de schrijver daarmee?' Duurt de duisternis voort, dan moet dat of aan de lezer liggen die het vermogen mist om bedoelingen te begrijpen of aan de schrijver die zich niet helder kan (of wil) uitdrukken. Het is waar dat de literaire uitdrukkingswijze vaak minder eenvoudig is dan de zakelijke mededeling, maar dat komt niet doordat bedoelingen 'polyinterpretabel' zijn (dan zijn het geen bedoelingen meer), maar doordat de verstrekte informatie nu eenmaal subtieler, genuanceerder is dan de ingewikkeldste verzekeringspolis.

Heel wat beoefenaars van de literatuurwetenschap menen dat zij hun wetenschap het beste dienen als zij het onhandelbare object ervan vervangen door iets anders: door een literaire grammatica bijvoorbeeld of, wat meer mogelijkheden biedt, door een sociaal-historisch, politiek-economisch schema. Dat de literatuur een maatschappelijk verschijnsel is, wat ik beaam, wordt door sommige onderzoekers opgevat als een uitnodiging om literaire

[pagina 10]
[p. 10]

teksten te reduceren tot illustraties van hun sociaal-politieke inzichten. Roekeloos gedrag!

Ik neem als voorbeeld de manier waarop Ian Watt in The rise of the novel Defoe's Robinson Crusoe te pas brengt. Zijn stelling is dat de opkomst van de roman in het 18de-eeuwse Engeland te maken heeft gehad met veranderingen in de maatschappij onder invloed van het groeiende industriële kapitalisme en de verspreiding van het protestantisme in zijn puriteinse vorm. Een goed geargumenteerde stelling. Maar Watt gaat verder. De kapitalistische maatschappij verhief het economische motief boven andere manieren van denken en voelen. Deze herwaardering van normen ziet men ook, zegt hij, bij de meeste helden van Defoe. Robinson Crusoe bijvoorbeeld verlaat het ouderlijk huis met het klassieke motief van de homo economicus, n.l. dat het nodig is om zijn economische situatie te verbeteren. Volgens Watt betreft het meningsverschil tussen vader en zoon Crusoe - Robinson wil naar zee, wat zijn vader verkeerd vindt - alleen de vraag welke van deze twee mogelijkheden de meeste voordelen belooft. Beiden, zegt hij, aanvaarden het economische argument als primair. En daarom is Robinson, die inderdaad tenslotte rijker wordt dan zijn vader was, een symbool voor het ontluikende kapitalisme en het zegevierende economische individualisme.

Dit is een volkomen onjuiste voorstelling van zaken. Robinson gaat niet naar zee om rijkdommen te vergaren. Zijn gedrag kan niet worden verklaard met 'de dynamische tendens van het kapitalisme', zoals Watt beweert, maar, juist integendeel, als rebellie tegen het voordeel-zoeken, rebellie tegen de veilige manier van in welstand leven die zijn vader bepleit. Zelf noemt hij zijn gedrag zijn koppig vasthouden aan zijn dwaze neiging om over de wereld te zwerven en die neiging te volgen in strijd met 'the clearest view of doing myself good'. Robinson is een avonturier met dezelfde mentaliteit als al die jeugdige personen uit vele tijden en stelsels die 'vader, moeder, wereld, knekelhuis' aan hun laars lappen en erop uittrekken.

Zijn 28-jarig verblijf op een onbewoond eiland beschouwt hij zelf als een grote ellende, een straf van God voor zijn zondige dwaasheid. Natuurlijk moet Robinson zich op zijn eiland economisch gedragen om in leven te blijven, natuurlijk heeft hij in

[pagina 11]
[p. 11]

zijn religieuze buien puriteinse gedachten, maar het industrieel kapitalisme is in geen velden of wegen te bekennen en zijn noodgedwongen individualisme is het tegendeel van een ideaal.

Men kan alleen tot zulke misvattingen komen als men een bepaald soort historische schema's ter verklaring van literatuur belangrijker is gaan vinden dan de boeken zelf. Vandaar mijn derde stelling: wie een boek leest zonder dat boek erbij te hebben, ontwerpt een fantasie-literatuur, waarin Robinson Crusoe geschreven is door Max Weber, Max Havelaar door Karl Marx en Hamlet door Ernest Jones.

 

Blijkt nu dat deze stellingen, samen met de andere principes die ik hier niet noem, door mij in acht zijn genomen in alles wat volgt? Ik weet het niet, maar ik denk het wel. Critici hebben hun poetica's, zoals schrijvers van poëzie en verhalend proza, ook als ze, wat gewoonlijk het geval is, theoretisch niet zwaar zijn toegerust. De regels die die poetica's vormen, zijn alleen achteraf als regels te construeren. Terwijl zij toegepast worden, bevinden zij zich nog in het larvenstadium of in dat nog vroegere, dat van de driften, de nog niet gerealiseerde intenties. Het zijn onbewuste smaakdeeltjes, projecties van karakters, toebehorende aan mensen die wel eens iets gelezen hebben en niet konden nalaten daar iets van te vinden. Natuurlijk zijn die mensen door plaats en tijd gedetermineerde wezens, gehoorzaam aan het gangbare, maar soms ook individuen die uit dat gangbare selecteren en zelf iets toevoegen. Zij volgen de regels van hun poetica's, niet omdat zij een gewetensvolle consequentheid aan de dag leggen, maar omdat zij fantasieloos genoeg zijn om telkens weer 'net zo' te doen.

Al die structuren die tegenwoordig zo ijverig worden blootgelegd in talen, literaturen, rituelen en omgangsvormen, hebben de logica van de honingraat. Iedere cel is zeshoekig doordat dezelfde, overigens zeer goede redenen om hem niet vijf- of zevenhoekig te maken telkens weer gelden. De bijen hoeven daarvoor geen biologische handboeken te raadplegen. Alles wat leeft en oplossingen gevonden heeft voor zijn problemen, handhaaft die oplossingen tot de dood erop volgt. Geen moeite is het levende wezen te groot om die gemakzuchtige weg te bewandelen waarvan

[pagina 12]
[p. 12]

de buitenstaander de indruk heeft dat de regel hem voorschrijft.

Behalve gemakzucht en gebrek aan fantasie zijn er natuurlijk ook andere voordelen verbonden aan dit stereotiepe gedrag, die het begrijpelijk maken dat het is ingevoerd en gehandhaafd. Ik doel niet alleen op de onweerstaanbare druk van de gemeenschap: doe vooral gewoon, d.w.z. volg bestaande patronen, anders weten we niet waar we aan toe zijn; maar ook op het karakter van de taal, die moet voldoen aan criteria van verstaanbaarheid en op dat van machtsstelsels die de rechtszekerheid en de veiligheid moeten dienen. De gemeenschap, niet het individu, stelt de eisen waaraan het systeem moet beantwoorden. Er zit heel wat aan vast, ik stip het maar even aan.

Het gaat mij erom dat ook de literaire criticus zó te werk gaat en dat zijn intenties misschien maar weinig afwijken van wat de tijd voorschrijft en voor zover zij afwijken, toch maar weinig veranderen in de loop der jaren. Telkens weer interesseren hem dezelfde dingen. Telkens weer wordt hij warm en koud en lauw bij overeenkomstige aanleidingen. Hij lijkt dus nogal op de bijen en weet ook vaak niet wat hij doet, maar hij gedraagt zich toch in zoverre anders, dat hij soms, maar dan ook hardnekkig, naar het waarom vraagt van zijn zeshoekig gedrag. En dan in zichzelf het stelsel probeert te vinden waarin zijn afwijkingen passen en zijn conformiteit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken