Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek
Afbeelding van Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiekToon afbeelding van titelpagina van Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.88 MB)

Scans (10.63 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Intenties. Deel 1. Kritieken en over kritiek

(1981)–H.A. Gomperts–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

Pierre Gascar Les bêtes
Le temps des morts

Er is sinds de oorlog een toegenomen neiging in de literatuur om het 'Kwaad' uit te beelden als een werkelijkheid waarvan de brave mensen slechts door een heel dunne wand gescheiden zijn. 'De vreemdeling' van Camus, verschillende personages van Paul Bowles zijn gewone 'nette' mensen die zijn aangetast door een soort hel. Zij zijn weerloos tegen machten die zij niet begrijpen: verlamden, slaapwandelaars, slachtoffers nog vóórdat zij beulen worden.

Het is de Franse schrijver Pierre Gascar (pseudoniem voor Pierre Fournier, geboren 1916) wiens Le temps des morts met de Prix Goncourt werd bekroond, die hetzelfde verschijnsel op een enigszins andere wijze behandelt. In zijn eveneens in 1953 verschenen bundel novellen Les bêtes komt een jong officier voor die ontdekt hoe hij kan slapen onder het onophoudelijk geblaf van een troep vlakbij opgesloten honden. Men moet volgens zijn methode het geluid van één bepaalde hond uitkiezen en dan in de geest met hem meeblaffen. Ziehier de formule voor een manier van omgaan met het Kwaad die althans de bewustheid van de besmetting op de somnambule verlamming vóór heeft.

In de zes vertellingen van Les bêtes is het telkens een dierlijke hel die binnendringt in de menselijke moraal en zich pas terugtrekt na er een verschrikkelijke ravage te hebben aangericht. Een man die met de verzorging van een troep wilde paarden is belast, behandelt ze met een wreedheid die hemzelf verbaast. Een slager in conflict met plaatselijke verordeningen gaat over tot clandestiene, nachtelijke slachtingen die een steeds gruwelijker karakter aannemen. Hongerende Russische krijgsgevangenen stellen zich voor twee geëxecuteerde kameraden in te ruilen tegen het voedsel van een rondreizend circus. Enzovoort.

De dieren zijn bij Gascar niet 'onze trouwe kameraden', ook niet onze even onschuldige als interessante collega's in het leven, maar de vertegenwoordigers van een primaire barbaarsheid die

[pagina 122]
[p. 122]

onmiddellijk weerklank vindt in de menselijke natuur. Maar er is tegelijkertijd, wat bij Camus en Bowles ontbreekt, een menselijk verzet bij de aangetaste personages. De stalknecht geeft tenslotte de paarden de vrijheid en ontsnapt met hen. Het jeugdige knechtje van de slager onttrekt zich op een zeker moment aan de bloedige bezigheden van het bedrijf. De officier blaft mentaal mee omdat hij anders niet kan slapen, maar zijn concessie aan het geweld houdt geen capitulatie in.

Deze geesteshouding die is samengesteld uit een intensieve preoccupatie met het Kwaad en tevens een morele reserve ertegen, vindt men terug in de korte roman Le temps des morts, waaraan misschien minder compositiekunst en schrijftechniek ten koste zijn gelegd dan aan Les bêtes, maar die zijn kracht ontleent aan de rechtstreekse, niet symbolisch verwerkte ervaring die eraan ten grondslag ligt.

De schrijver was vijf van de acht jaar die hij in militaire dienst heeft doorgebracht, krijgsgevangene in verschillende kampen in het door de Duitsers bezette gebied. Wegens enkele ontvluchtingspogingen werd hij geplaatst in het beruchte strafkamp van Rawa-Ruska, niet ver van Lwow (Lemberg) in Polen. Le temps des morts is gebaseerd op ervaringen die Gascar in dit kamp, dat hij in zijn boek Brodno noemt, heeft opgedaan.

Hij behoorde tot een groepje gevangenen aan wie was opgedragen buiten het kampterrein een begraafplaats aan te leggen en voor de omheining, het delven van de graven en de begrafenissen van de overleden kampbewoners te zorgen. In het kampbestaan, beheerst door honger en ongedierte, is dit een verrukkelijke taak die aan de doodgravers een surrogaat voor vrijheid en zelfrespect geeft en als resultaat van een zekere handigheid ook wel af en toe een extra rantsoen soep. Terwijl zij voor hun levende kameraden niet veel kunnen doen, geven zij zich met toewijding aan de doden om als het ware door een achterdeur de toegang tot de menselijke dingen open te houden.

De schrijver zelf - althans de 'ik' van het verhaal - ofschoon afgestompt en ontredderd, behoudt toch zijn waarnemings- en onderscheidingsvermogen. Aan het dierlijk niveau van het bestaan in het strafkamp geeft hij een ontzaglijk reliëf door daarachter verschrikkingen zichtbaar te maken die nog veel groter

[pagina 123]
[p. 123]

zijn. Er zijn in de eerste plaats de Duitse bewakers, die telkens met de doodgravers meegaan. Een van hen vooral, Ernst, een voormalige predikant, zoekt toenadering tot de vertelleren probeert duidelijk te maken dat hij een tegenstander van het nazibedrijf is. Zijn belangstelling voor een joods meisje in een naburig, sterk bedreigd joods dorp is echter niet helemaal onbaatzuchtig. De verteller had al opgemerkt dat Ernst een veel te goed geweten had en zich te gemakkelijk in het medelijden nestelde. In werkelijkheid is hij een moreel wrak. Het vluchtige contact met de joodse dorpsbewoners, de sporen in de verte van door het land zwervende vogelvrije partizanen, de ontdekking bij het graven van een loopgraaf van talrijke niet lang geleden in de grond gestopte lijken, dit alles bereidt de gevangenen langzamerhand voor op het aanschouwen van het gruwelijke transport over de spoorlijn die vlak langs het kamp loopt: de goederentreinen volgestopt met onderdrukt gillende massa's, bestemd voor de op 30 km afstand gelegen gaskamers.

Gascar geeft hiervan een sobere, tot een paar details beperkte beschrijving, die overigens door merg en been gaat. U houdt er niet van, lezer, om hieraan herinnerd te worden? Ik ook niet. Maar het lijkt me beter dan zich te blijven verdiepen in kwesties van schuld en vergelding, of zich op de borst te slaan wegens de eigen onverzoenlijkheid jegens het kwaad, dat men kennis neemt van deze door een ooggetuige opgetekende feiten, al was het maar om te weten waardoor men bedreigd wordt en wat men er zelf tegenover kan stellen.

'Zij lijden niet', is het commentaar van een van de Duitse bewakers, die de verdelging goedkeurt als een bestrijding van ongedierte. Voor de doodgravers wordt het kerkhof waaraan zij met nieuwe toewijding werken de enige plaats van onschuld, waar zij tussen de lichamelijke verrotting nog een weerstand kunnen vinden tegen het geestelijk bederf. Als ook de joden in de naburige dorpen zijn opgeruimd, getuigt het lot van één opgejaagde overgeblevene nog voor hen allen. Hij leeft overdag in de bomen en komt 's nachts slapen in het ene, telkens vers gedolven graf, waarmee men op het aantal doden vooruit is. De doodgravers laten enig voedsel en briefjes voor hem achter. Er ontwikkelt zich een aandoenlijke correspondentie, die al gauw verloopt in de waanzin en de dood van de opgejaagde man.

[pagina 124]
[p. 124]

Dat het Gascar tenslotte niet om een reportage te doen is, maar om de getuigenis van een geestesgesteldheid die bestaat uit een overweldigd worden en een zich schrap zetten, bewijst de laatste aangrijpende episode uit het boek dat de ontmoeting schetst tussen de 'ik' en een Pools meisje dat hij tot op dat ogenblik slechts uit de verte heeft gezien. Zij betekent voor hem de ontlading van een te hoge spanning, de vergetelheid en de blindheid na het bewustzijn van ondraaglijke dingen. Zij schrikt echter van de wildheid van zijn wanhoop, kust hem en loopt weg. Hij droogt zijn tranen en keert terug naar zijn doden.

Ziedaar. Le temps des morts is een oprecht en indrukwekkend boek; in een korte, gedrongen, soms naar mijn smaak al te lyrische stijl geschreven (ook lyriek heeft haar zakelijkheid); treffend vooral door de keuze van de zeer pregnante, een wereld suggererende details; en waardevol als getuigenis van een houding die de mensen niet groter maakt dan zij zijn, maar ze toch ook niet wegcijfert.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken