Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 4. Episch werkToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.73 MB)

Scans (2.19 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 4. Episch werk

(1950)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

VII

[pagina 67]
[p. 67]
 
Ada en Fransje, Clara en Maria
 
gingen te samen om naar haar te hooren,
 
die op de weide op den eersten Mei
 
vertellen zou den strijd der arbeidsters.
 
Zacht scheen de lucht en de zon wimpelde,
 
het water stroomde hun buiten de poort
 
temoet - en iets van de toekomstige dagen
 
was daar. Hun hart proefde het en hun lip.
 
Statig wapperde uit de blauwe lucht
 
boven het weiland, en roode banieren
 
hingen er zwaar in neder als muziek.
 
Scharen van vrouwen kwamen, als donkre
 
kleurwolken door een herfstbosch - jonge meisjes
 
als zwanen trokken, heldre oogen schoten
 
pijlen omhoog, en stille harten klopten
 
als kleine werktuigjes. Zacht als een zon
 
kwam daar de spreekster over het tapijt.
 
 
 
Zij was in 't teeder bruin gekleed en zacht
 
leek ze - de zon omwikkelde haar gestalt',
 
maar hare oogen straalden uit dat zachte
 
envelop heen naar al de gloeiende
 
wezens die rondom haar diepkleurig gingen,
 
en zacht kwam ze in haar bruine japon
 
en met haar hoofd als van een hert.
 
Zij boog
 
zich zacht voorover naar de menschen toe.
 
De hemel omvatte in wijde stilte
 
dat stuk der aarde waar ze stonden. Zij
 
begon met zoete klinkende stem te spreken.
 
Maria's hart hing, en haar mond was open.
 
Zij hing naar haar toe, een peer naar zijn boom.
 
 
 
‘D' achturendag. - Wij vragen hem omdat
 
de vrouwen niet sterk genoeg zijn, en om-
[pagina 68]
[p. 68]
 
dat
 
de eeuwge krachtsinspanning in fabriek
 
ons, vrouwen, sloopt. Daar zitten wij 't eentonig
 
werk doende, onze teedre zenuwen
 
verstompen door den blik op de machine.
 
De hersens worden stomp als botte messen -
 
wij denken niet meer, - onze hand doet maar.
 
Onze ziel druppelt uit ons lichaam weg.
 
 
 
Wij vragen den achturendag, omdat
 
wij gezond willen zijn, zooals de boomen,
 
zooals de dieren, als deez' gouden zon
 
wier schijn ik hier in mijne vingren heb.
 
Wij vragen den achturendag, omdat
 
wij vrouwen bergen willen zijn van gezondheid.
 
Wij vragen hem omdat wij willen
 
golven zijn van rijp vleesch en helder bloed.
 
Wij vragen den achturendag, omdat
 
ons lichaam anders is, dat iedre maand
 
bloed stort en vrucht draagt. Als wij niet beschermd
 
worden, dan stort het nieuw geslacht uit ons
 
zwak en bouwvallig, en groeit niet vast op
 
tot rijke, rijpe, rijzige gebouwen.
 
Wij vragen den achturendag omdat
 
wij meisjes, maagden, moeders zijn. Daarom
 
vragen, ja eischen wij d' achturendag.
 
 
 
Wij vragen den achturendag, omdat
 
het kind beschermd moet worden, dat in ons
 
leeft, hier in onzen schoot. Als dit lichaam,
 
deez' armen, dit bovenlijf, deze beenen,
 
en dit hoofd niet zacht gaan, en aan het kind
 
denken - dan wordt de stoot, hier gestooten,
 
voortgeplant op het kind. En als mijn hoofd
 
niet denkt voortdurend aan mijn kleine kind,
 
en als mijn hoofd niet rijp verstandig denkt
[pagina 69]
[p. 69]
 
in mijne zwangerschap, dan wordt mijn kind
 
dom of dof of arrem, zooals zoovelen.
 
 
 
Wij vragen den achturendag, omdat
 
het zacht gebabbel van het kleine kind
 
door ons gehoord moet worden. Wij willen niet
 
heengaan van de aarde zonder dat gehoord
 
te hebben, dat zachte beekvalletje
 
door ons huis heen. Als wij in de andre kamer
 
zijn, dan spreekt het daar verre stil, zijn ziel
 
beweegt, gaat open, en klankt open als
 
een bloem. Zouden wij geen tijd hebben om
 
dat te hooren? O geeft ons dan den dag
 
van acht uur, dat er een stuk voor
 
ons over is om naar ons kind te luistren.
 
 
 
Wij willen onzen jongen tot een man
 
zien worden - de eerste manlijke gedachten
 
zien over zijn gelaat, de eerste taal
 
van mannelijke daad hooren, zijn bleeke
 
wangen onder zijn donkerbruine haren
 
bespieden, en weten wanneer de liefde
 
de eerste klop doet in zijn slaap, daar hoog
 
aan zijn gezicht, laag in zijn hart. Wij willen
 
aan ons meisje vertellen, wat de liefde
 
is, wat de man. Wij willen bij haar zijn
 
totdat zij vrouw is, als haar eigen zuster.
 
 
 
Wij willen bij onzen man zijn opdat
 
wij onze liefde voor hem, o, doorproeven.
 
Tot aan zijn dood of onzen dood. En omdat
 
onze kinderen moeten zien wat of
 
een huwlijk is. Daarom d' achturendag,
 
want zonder dien bestaat daarvoor geen tijd.
[pagina 70]
[p. 70]
 
Wij eischen den achturendag omdat
 
ons hart brandt. Wij zijn niet de doode menschen
 
der bourgeoisie, wij zijn de proletaren,
 
de bloemen der menschheid. In onze harten
 
brandt een fakkel, wij willen naar hooger
 
als vlammen. De natuur roept ons.
 
 
 
Ziet ge die blauwe wolken? Daarheen willen
 
wij, hier onze kleine gestaltetjes.
 
 
 
Wij willen de natuur in, willen schoonheid
 
zoeken en vinden in het schuim der zee,
 
wij willen de muziek aanhooren
 
die opstijgt van het zeevlak, wij willen
 
liggen aan 't strand en de geheimen van
 
de schelpen en het zand voor ons uitkijken,
 
wij willen de vogels zien gaan in 't bosch,
 
wij willen de bloemen daar uit zien groeien,
 
wij willen de zon als een broeder voelen,
 
even vrij als hij zijne stralen zendt
 
willen wij dat de menschheid ons uitzendt.
 
 
 
Wij willen 's avonds in ons kamertje
 
gedichten lezen, bliksem door de hersens
 
voelen van gedachten, en gloed in wel
 
van ons hart, als de hartstocht in leugen
 
en schoonheid der fantasie waarheid wordt.
 
 
 
Wij willen in de museums stil gaan
 
langs de marmeren lijven, en in ons
 
schoonheid voelen aan de antieken verwant.
 
Wij willen bij de muziek luisteren
 
die als een stroom over ons henen komt,
 
en ons reinigt als een stroom door ons hart.
[pagina 71]
[p. 71]
 
Wij willen reine wetenschap kennen
 
want zonder die worden wij nimmer sterk.
 
 
 
Wij eischen den achturendag omdat
 
hij vastheid geeft.
 
 
 
Wij eischen den achturendag omdat
 
gij en ik moeten maken lichamen
 
van menschen, die de bezitters bestrijden.
 
Gij en ik moeten van onz' lijven stalen
 
geraamten maken, waar de harde vuist
 
van den patroon op stuk slaat, als hij ons
 
aantast.
 
Gij weefsters en gij naaisters en gij die
 
spint - ziet gij niet hoe uw heeren maken
 
verbonden tegen u - gij, maakt ze ook
 
en strijdt met hen.
 
 
 
Tijd is noodig, een stukje van den tijd.
 
Wij moeten 's avonds in dat stukje tijds,
 
geroofd van 't kapitaal, in ons hoekje
 
gaan zitten en studeeren wat toch is
 
de maatschappij en haar groote lichaam.
 
Wij moeten met gedachten in de hoeken,
 
waar gewerkt wordt, dringen, en evenals
 
met 't lijf des daags het kapitaal, zoo 's avonds
 
met onz' gedachten nog eens 't kapitaal
 
maken, met ons begrip. Gij moet d' oorzaken
 
der proletariërsellende door-
 
vroên - de voorwaarden van bevrijding
 
naspeuren, en als vrouwen doorzoeken
 
hoe gij dubbel slaaf zijt, arbeidster-vrouw!
 
Daarom de achturendag!
[pagina 72]
[p. 72]
 
Gij moet den politieken strijd doorgronden tot
 
zijn bodem, onder zijn diepsten bodem.
 
Gij moet inzien hoe gij met u allen,
 
hoe wij met ons allen tot ééne macht
 
moeten worden, zooals de lucht daarginds
 
één is. Wij moeten inzien hoe de strijd
 
niet in het vak slechts, maar tegen den Staat
 
gevoerd moet worden, dat wij als een storm
 
kunnen worden, als wij in diepe lucht,
 
organisatie, alle vrouw saambrengen.
 
Daarom acht uur.
 
 
 
O komt vogels, komt breede schare van
 
zwaluwen, heft u op en komt met ons
 
te zamen de deinzende diepte in
 
der toekomst. Komt vrouwen, komt zusters,
 
verheft u uit deez' tijd naar de toekomst.
 
Uw blanke en bruine kleuren, uw cirkels
 
en massa's, die daar staat, o komt, o komt!
 
Wie is de toekomst zoozeer als gij, vrouwen?
 
 
 
Te zamen met den man willen wij vrouwen
 
ten strijde trekken tegen 't kapitaal.
 
Te zamen met den man willen we onze scharen
 
helkleurig opschiên doen naar d' hooge burcht.
 
Ziet gij niet hoe daarginds hoog in het zonlicht
 
het denkbeeld van het socialisme staat?
 
Welnu -
 
Wij eischen den achturendag, omdat
 
alleen een geestelijk en zedelijk,
 
lichamelijk en zielssterk proletaarjaat
 
het socialisme timmren kan met daden.’
 
 
 
Maria dacht aan haar man - en zij ging
 
langzaam en zwaar naar huis om hem te zoeken.
[pagina 73]
[p. 73]
 
Haar lichaam was zwaar en haar borsten zwaar.
 
Zij zag haar kameraden langs zich gaan,
 
zij voelde hoe zij geheel was met hen
 
maar hoe zij aan hem diepst van al verknocht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken