Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen
Afbeelding van Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzenToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (1.37 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jenne Clinge Doorenbos

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde werken. Deel 6. Liedjes en verzen

(1950)–Herman Gorter–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

III

[pagina 171]
[p. 171]
 
Aan 't grauwe zeestrand
 
Zat ik somber en alleen,
 
Door nederlaag der arbeiders
 
En dood van mijn Geliefde.
 
De zonne zonk en wierp
 
Bloedrooden weerschijn in het water,
 
En de witte golven, uit de verte
 
Door den vloed gedrongen,
 
Schuimden en ruischten langzaam nader.
 
Het land ver achter mij was stil en dood,
 
De menschheid leek gestorven.
 
En eenzaam daald' de gele avondster,
 
Met zwijgend vuur,
 
Weg in de donkre zee,
 
En alle sterrenreien reisden mee,
 
Terwijl daar regelmatig boven 't duin
 
De tegenreien rezen.
 
 
 
En bij het stille sombre klagen
 
Van wind en water,
 
In 't wit en groene licht van maan en golven,
 
Trekken vale nevels, nachtkinderen,
 
Het land uit, zeewaarts.
 
Geluidloos is hun spel en langzaam
 
Dwarlen zij dooréén en worden één haast
 
Met de golven.
 
Het levenlooze alleen beweegt,
 
Wat leven heeft, het zwijgt,
 
En langzaam nijg ook ik mijn hoofd in 't zand.
[pagina 172]
[p. 172]
 
Eén toon. - Van uit het vaste land
 
Achter mij rijst één klank naar boven,
 
Als een vuur in den nacht,
 
Als een vuur in het donker,
 
Als een stam van geluid.

 

 

 

 
Het is zooals een nieuw woord,
 
Vroeger nooit op de aard gehoord.
[pagina 173]
[p. 173]
 
En de hemel kleurde zich in het Oosten,
 
En weerkaatste de kleuren in het Westen...
[pagina 174]
[p. 174]
 
En daar ging de wereld open!
 
En de zon hield de aard ten doope,
 
En goot haar op het hoofd de stralen, -
 
Of als moeder, het kind in den arm,
 
Die het geeft de borst stil warm,
 
Ziende naar het ademhalen. -
 
En daar kwam mijn Liefste geloopen
 
Van ver op de oceanen,
 
Waar de sterren, de zon en de mane
 
Als eenzame lichten op dwalen....
 
 
 
En zij snelde naar mij toe, mijn Geliefde,
 
Die mij boven alles liefde,
 
Omdat ik als eersteling zong.
 
En zij snelde naar mij toe, mijn Moeder,
 
Die altijd was mijn Behoeder,
 
Aan wier knieën en borst ik drong.
 
En zij liep naar mij toe, mijn Vrouw,
 
Die mij was zoo diep, zoo diep trouw,
 
Als een water dat uit een rots sprong.
 
 
 
En zij kwam dichtbij en ze stelde
 
Zich vóór mij, in diepe stilte, -
 
In de ruime des Heelals gewelven.
 
En begon tot mij zacht te spreken:
[pagina 175]
[p. 175]
 
‘Mijn teedere Dichter’, zoo zei ze,
 
De schoone, de heerlijke, wijze,
 
‘Mijn Dichter, - haast al te weeke! -
 
Ik was de Idee der arbeiders,
 
Ik was de Idee van de strijders.
 
Als Idee ben ik gestorven,
 
Maar ik heb hooger leven verworven. -
 
Ik leef nu in de arbeiders zelve. -
 
Ik leef in die wondere zaden,
 
De groote, de trotsche Arbeiders-Raden.
 
Wordt één met hen, één met hen, leeren
 
Moet gij, mijn Dichter, mijn teere
 
Opnieuw...’
[pagina 176]
[p. 176]
 
Zoo sprak zij, en gaf hare handen
 
Langen tijd aan de mijne te pande,
 
En zag mij met hare oogen,
 
Blauw onder het goudbruine hooge
 
Haar, aan. Zooals een schaap de herder. -
 
En ik ging heen en mengde me als een ster der
 
Vele tusschen de arbeiders hun arbeid,
 
En zocht te leeren hunne nieuwe waarheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken