Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De blikken dominee (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van De blikken dominee
Afbeelding van De blikken domineeToon afbeelding van titelpagina van De blikken dominee

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

Scans (24.90 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De blikken dominee

(1970)–Barend de Graaff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoofdstuk 12

De middag van deze dag zaten ze bij chieleke aan tafel. de vrouw, Moe-Marthe, in haar volle breedte tegenover Chieleke. Dirkje en Neel tegenover elkaar. Neel liep op het laatst. Moe-Marthe had al gezegd: ‘Als je liever thuis blijft...’ Maar dat wilde Neel niet. ‘Zo lang het gaat, laat ik je niet in de steek.’ Dokter de Geus en Tony Vroegop dachten ook dat het nog wel een weekje kon.

Neel veranderde. Ze was altijd een eigengereide meid geweest. Onaangenaam van uiterlijk en van karakter. Min of meer een gepasseerd mens. En dat wreekte zich. Haar vader, ouderling Toon van Dolderen, was een

[pagina 107]
[p. 107]

harde kerel. Zo'n man, die door velen eigenlijk gevreesd werd. Hoog in aanzien bij de meest nauwgezetten in Chielekes kerk. Een man, die wist dat er een heel nauwe weg moest betreden worden en die er een eer in stelde zo maar niet van iedereen het goede te geloven. Er moesten maar eerst bewijzen komen. Zijn vrouw, Chielekes zuster Naantje, had niet zo'n gemakkelijk leven bij hem. En Neel helemaal niet. Vooral niet na haar misstap. Neel leek op hem. De Van Dolderens waren grof van bouw, met niet zulke fraaie gezichten en fletsrood van haar. Voor een man schijnt dat niet zoveel te geven, maar voor Neel was het een handicap. Er keek nooit een jongen naar haar om. Zo is de jeugd. Die kijkt naar een mooi gezichtje en ziet vaak de andere kwaliteiten over het hoofd. Welke man haar jong en ferm gebouwd lichaam begeerlijk genoeg vond en ook gemeen genoeg was om het te schenden, weigerde ze te zeggen. ‘Nooit!’ Ze keek de eerste keer toen haar vader het eiste hem met haar donkergrijze ogen rustig aan. Hij moest zichzelf herkend hebben in die verzekerde blik. Vader en dochter leken ook geestelijk op elkaar.

Toen het bekend werd van Neel, werd er heel verschillend over haar vader gedacht. Over Neel natuurlijk ook wel, maar haar vader was nu eenmaal zo'n vooraanstaand man in de kerk. Medelijden hadden ze niet met hem. Er waren er zelfs, die het hem gunden. Kon hij een toontje lager zingen. Toen Chieleke het hoorde van Neel, ging hij naar hem toe. ‘Zwager, ik vind het erg voor je.’ Hij stak zijn hand uit, maar Van Dolderen zag die hand niet. Met een geringschattend geluid weerde hij Chielekes meeleven af. ‘Het raakt me niet, man. We weten toch dat de natuurlijke mens tot alle kwaad geneigd is. Maar ze zál zeggen wie de vader van haar kind is. Ik zal hem aan de kaak stellen.’ Chieleke dacht: over de natuurlijke mens gesproken, maar hij hield die woorden terug. Beter om nu zijn zwager niet te ergeren.

Gedurende de maanden die gingen, had Neel geen leven thuis. Haar moeder drong aan om het toch maar te zeggen. ‘Je vader heeft daar recht op. Is het soms een getrouwde man? Toe, kind! Je vader zegt geen woord meer tegen je. Hij wil ook niet meer dat je bij ons aan tafel eet.’ ‘Goed! Dan maar in de keuken.’

Ze school ook niet weg achter een belofte. Ze zweeg.

Oom Chiel nam haar ook apart. Zijn zuster had gevraagd om zijn invloed aan te wenden. Maar hij bereikte evenmin wat, al naderde hij haar liefdevol. ‘Ik weet, kind, hoe het met ons, zondaren, is. Misschien weet ik ook wel meer van deze zonde dan jij denkt.’

Er trok een kille glimlach over haar gezicht, maar haar ogen werden mooi, alsof er een begrip in leefde. Ze dacht: dat is vader wel met je eens, oom Chiel. Gisteren nog had vader tegen moeder gesnauwd: ‘'t Komt van jouw kant. Jullie zijn wufte mensen. Denk maar eens aan je

[pagina 108]
[p. 108]

zuster. En nou is het weer met die meid van Chiel en die vreemde vent uit de Walstraat! Slappe mensen!’

Ze zou juist de kamer in komen toen ze vader zo hoorde tekeer gaan. En nu zat ze dan bij oom Chiel, die zo maar zei dat hij meer van die zonde wist dan zij wel zou denken.

‘Meid!’ Chieleke wreef zijn handen, keek bedachtzaam, zocht duidelijk naar goede woorden, richtte toen zijn ogen op het weer star geworden gezicht. ‘Zondaren zijn we allemaal...’

‘Vader niet,’ viel ze hem stug in de rede.

Er kwam iets verdrietigs in Chiels ogen. Zulke harde woorden! 't Kon zijn, dat ze haar vader zo hoog aansloeg, maar 't was juist het andere. Dat wist hij. Daarom zei hij met nadruk: ‘Je vader is een vrome, eerlijke man.’

Ze maakte alleen maar een minachtend geluid. Toen: ‘Zeg maar wat je te zeggen hebt noom, ik ben nu eenmaal een slet. Jullie hebben nog gelijk ook. Maar het scheelt me niet.’

Chieleke dacht aan zijn zuster. Aan zijn mooie, jonge zuster. ‘Ik weet niet, Neel, wat ik zeggen moet. De zonde ís verschrikkelijk. Maar ze is niet het einde. Het einde is de liefde Gods.’ Hij verbaasde zich Over zijn woorden. Ze kwamen zo maar in hem op bij het zien van deze jonge vrouw, die daar hard als staal voor hem zat.

‘De liefde Gods,’ gromde Neel. Zó afkeurend, zó hatelijk, dat hij haast angstig vroeg: ‘Je gelóóft toch, Neel?’ En dat was volkomen buiten de manier waarop ze in hun kring over het geloof praatten. Geloven, echt geloven, was het privilege van de bekeerde mens, de bijzonder begenadigde mens.

Neel antwoordde dan ook niet. Zij behoorde immers niet tot die kleine kring der uitverkorenen.

Er scheen met Neel niet te praten. Ze had zich gesloten. Toch probeerde hij nog: ‘Ik heb niet het recht om laag op je neer te zien. Dat heeft je vader ook niet. Ik ben voor geen cent beter. Ik ben bewaard gebleven voor dat van jou. Alleen maar bewaard gebleven. Je mag niet wanhopen, Neel.’ Dat scheen haar toch te raken, want wat ze in geen geval nooit had willen zeggen, zei ze toch: ‘Ik mag niet eens meer aan tafel eten.’ En haar gezicht werd anders. Er beefde wat om haar mond. Haar ogen leefden. Het was Chielekes plan niet. Het was ook ondoordacht. Er viel zelfs veel op aan te merken, maar hij zei: ‘Dan eet je bij ons.’

‘Noom, noom!’ keurde ze af.

Weer na moeilijk zwijgen, terwijl Neel eigenlijk alleen maar wachtte om te gaan, probeerde Chiel: ‘Je vader zou wat minder van streek zijn als je er maar mee voor de dag kwam.’

Ze wist wat hij bedoelde en zó plots verhardde haar gezicht, dat Chieleke

[pagina 109]
[p. 109]

zijn hoofd schudde. Hij kon niets met Neel beginnen. Niets. ‘Neel’, zei hij en stak zijn hand uit, ‘voor mij hoef je je niet te schamen en voor geen mens, Maar je moet je wel vernederen voor God. Je bent net zo'n hard mens als je vader.’

Er kwam iets van een glimlach, als een verlichting over haar gezicht. Maar voor Chieleke er blij om kon zijn, verdween dat weer en werden de ogen kil en het gezicht trots. Ze nam ook zijn hand niet aan. ‘Kind’, zei hij, bewogen, bijna ontroerd, ‘je hebt je voluit aan de zonde gegeven, waarom weiger je nu mijn hand? Ik heb het goed met je voor.’

‘Ja, noom!’ Terwijl ze aarzelend haar hand in die van Chieleke legde, waren haar ogen weer mooi.

 

Neel voelde en wist dat het nu niet lang meer duren zou en ze hoopte dat het niet 's nachts zou zijn. Niet thuis. Niet in haar bange uur overgeleverd aan vader. Ze was niet bij dokter De Geus geweest noch bij Tony, zoals andere vrouwen. 't Moest maar gaan zoals het gaan moest. Na de maaltijd was het altijd heel rustig. Moe-Marthe naar bed. Dirkje in het kantoor wat bladeren in een nieuw modeblad of verdiept in een boek van Arie. Noom Chiel zat half te dutten in zijn stoel. Hij hoorde Neel bezig in de keuken met de vaat. 't Voorzichtig gerinkel van de borden, dreef al verder en verder weg. Maar het korte middagslaapje wilde niet komen.

Zoëven onder het eten, meende hij iets aan Neel te zien. Hij merkte dat zijn vrouw het ook zag. Die zei: ‘Neel, als je liever naar huis gaat...’ Maar Neel schudde haar hoofd. ‘Tijd genoeg,’ zei ze en beheerste zich. Ze wist weinig af van hetgeen samenhangt met de geboorte van een kind. Chiel werd zo helemaal wakker, dat hij maar opstond en naar zijn kantoor ging. Dirkje sloeg haar lectuur dicht en legde er het modeblad over. Ze wilde niet, dat vader het boek zou zien.

Heel de middag, onder het werken door, dacht Chiel aan Neel. Wat voerde die in haar schild? Wilde ze niet thuis zijn als haar uur aanbrak? Niet in de nabijheid van haar vader? Als dat zo was, hoe moest hij dan handelen? Moest hij haar naar huis sturen?

Dirkje merkte wel dat hij ergens over zat te tobben. Als hij Neel naar huis stuurde en het ogenblik was daar, dan zal Toon met zijn eis komen. Zo is hij. Dan zal Neel? Als ze hier blijft en... Hij zou dat willen. Het zou moeilijk zijn. Het was misschien niet verantwoord. Mag hij het er wel op aan laten komen? Mag hij er aan meewerken dat zij hier bij hem haar kind krijgt, beveiligd tegen haar vader? Hij weet het niet. Mag hij de verharde zondares de kans geven om in een sfeer van liefde en zorg... Zorg? Er is nergens voor gezorgd. Er is niets gereed. Hij beweegt zich zo plots in zijn stoel, dat Dirkje opkijkt van haar werk. Ze zien elkaar

[pagina 110]
[p. 110]

aan. Wat is er met vader, denkt ze. Voor Chieleke wordt het zo maar vreemd rustig. Hij doet het! Hij geeft Neel de kans. Hij zal niet ingrijpen. Haar niet wegsturen. 't Is immers niet gezegd dat het Neel zal gelukken. Met hem is het zo gesteld dat hij bidden nooit dwaas vindt, dat hij het geen spotten vindt: hij sluit zijn ogen, vouwt onder zijn bureau zijn handen. ‘Ik laat het aan U over, Here.’ En dan wacht hij af.

Het gaat natuurlijk in de wereld rondom hem alles gewoon door. Het is nogal druk in de winkel. Dirkje is ijverig bezig. Zo nu en dan vraagt ze iets en hij antwoordt. Het wordt later en er gebeurt niets. Hij luistert. Neel komt thee brengen in de winkel voor Lena en Willy en voor hem en Dirkje. Dat gaat iedere dag zo. Hij kijkt Neel aan, ziet hoe moeilijk ze zich beweegt. Moeilijker dan gisteren? Als ze weer weg is, wacht hij. Hij kan het niet laten. Er zijn bezwaren. Grote bezwaren. Maar het is immers niet zeker dat het gebeurt? Hoe komt hij zo?

En daar ineens klinkt de kreet. Ze snijdt door het huis. Dirkje vliegt eerder van haar stoel dan hij. Ze rent het kantoor uit. Hij volgt. Dirkje rukt de kamerdeur open. Neel is er niet. Ze horen haar in de keuken. Aarzelend opent Dirkje de deur en daar hangt Neel in de oude rieten stoel. 't Gezicht verwrongen, de handen stevig tegen haar buik. De ogen angstig, de mond telkens gesperd als in ademnood.

‘M'm!’ Chieleke is kalm. ‘Het is zover,’ zegt hij. ‘Kom!’ Er is niet eens verwarring bij hem. ‘Kun je de trap nog op naar Dirkjes kamer?’ vraagt hij. ‘Toe!’ zegt hij en wenkt Dirkje dat ze Neel ook moet steunen. Het gaat. Ze komen de kamer door bij de brede trap. Deze gaan ze op. Voorzichtig. Chiels sterke arm in Neels lenden. Hij zou haar kunnen dragen als het moest. Maar Neel werkt mee. Stap voor stap naar boven. Wat moeten eigenlijk zo'n man en zo'n meisje in dit geval? Wat weten ze? Dirkje trekt de sprei van het bed, slaat de dekens op en door noom Chiel gesteund, legt Neel zich neer. Ze kijkt noom Chiel aan, steekt haar hand naar hem uit. Ze heeft haar zin, begrijpt hij. Is het goed? ‘Gauw! Naar Tony!’ Chieleke wenkt Dirkje, die na de inspanning als versuft met haar hand tegen haar keel staat. Ze rent de trap af. Er zijn nogal wat mensen in de winkel. Het zal gauw bekend zijn.

 

Nu is het avond en alles is voorbij. Het kind is er.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken