Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Daar ga je, Claudia! (ca. 1970-1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Daar ga je, Claudia!
Afbeelding van Daar ga je, Claudia!Toon afbeelding van titelpagina van Daar ga je, Claudia!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (7.67 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Guust Hens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Daar ga je, Claudia!

(ca. 1970-1980)–Cok Grashoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 116]
[p. 116]

17

Andries en Claudia hebben heerlijk ontbeten in het Hotel Het Gouden Ei. Alleen het ei was niet van goud, maar een gewoon ei dat Claudia vooral erg lekker vond. Andries was in het algemeen niet zo dol op eieren.

‘Wel om mee te gooien,’ verduidelijkte hij, ‘niet om te eten.’

Die morgen wacht hun na het ontbijt de verrassing van hun leven. Er komt een grote grijze, gesloten auto voorrijden en daaruit komen mannen met een televisiecamera. Kabels worden over de straat uitgerold en de televisiecamera wordt naar binnen gebracht.

‘Nou breekt mijn klomp,’ roept Andries uit. ‘Wat zullen we nou krijgen?’

Een heer in een net antracietkleurig pak loopt regelrecht op Claudia toe, nadat hij even met de boerin heeft gepraat. Hij buigt zich vriendelijk over haar heen en vraagt: ‘Dus jij bent Claudia Lommerijk? Jij hebt al die mensen gered?’

‘Ach,’ antwoordt Claudia. ‘Ik kon het heus niet helpen.’ De man begint te lachen.

‘Jij bent een bescheiden meisje, hoor,’ zegt hij.

‘Ik ook!’ roept Andries. ‘Ik ben ook bescheiden. Wij hebben samen zo'n veertig mensen het leven gered. Claudia is mijn nichtje. Zij zag de brand het eerst. Zij liep 's nachts buiten omdat ze naar de w.c. moest en toen heeft ze mij gewaarschuwd. Ik wilde het eerst niet geloven. “Ben je betoeterd,” riep ik. “Hoe kan er nou brand zijn?”’

[pagina 117]
[p. 117]

‘Dat riep je helemaal niet,’ lacht Claudia.

‘Hoe zit het nou?’ vraagt de man. ‘Heeft je neefje je ook geholpen?’ ‘O ja,’ antwoordt Claudia. ‘Hij heeft ramen ingeslagen, op deuren gebonsd, hij...’

‘Vergeet de tractor niet!’ roept Andries.

‘Hij heeft een tractor dwars door de deeldeuren gereden, want ze gingen niet open...’

‘Geweldig, geweldig,’ zegt de meneer. ‘Willen jullie straks alles nog eens zeggen, dan laat ik de lampen aan doen. Het is voor de televisie.’

‘Kunnen mijn vader en moeder het dan zien?’ vraagt Claudia.

‘Vanavond,’ antwoordt de meneer, ‘na de nieuwsuitzending.’

Schijnwerpers worden op Claudia en Andries gericht, ook de televisiecamera wordt aangereden.

Andries zet een gezicht of hij de koning van Egypte is en straks goudstukken zal gaan uitdelen onder de armen van zijn rijk. Hij duwt zijn rechterhand tussen zijn overhemd, want hij heeft wel eens een plaatje van Napoleon gezien.

‘Nee, nee,’ roept de meneer in het antracietkleurige kostuum. ‘Zo moet je niet kijken. Je gaat niet op de foto. Doe maar gewoon...’

‘Dan doe je al gek genoeg,’ vult Andries aan.

‘Ik schakel nu het geluid in,’ waarschuwt de meneer.

En weer loopt hij op Claudia en Andries toe en informeert naar hun reddingswerk. Andries laat Claudia rustig uitpraten.

‘En jij, Andries,’ vraagt de meneer. ‘Jij bent toch het neefje van Claudia Lommerijk. Jij hebt ook een belangrijk aandeel gehad in het reddingswerk op de boerderij de grote melkhorst?’

[pagina 118]
[p. 118]

Andries glimlacht en kijkt recht in de camera.

‘Och,’ zegt hij, ‘het is de moeite niet waard. Claudia heeft de vlammen het eerst gezien. Die kwam van de w.c. af. Zij was 's nachts naar de w.c. gegaan, heel toevallig, omdat zij...’

‘Jaja,’ komt de meneer van de televisie tussenbeide, ‘dat begrijp ik wel, maar nu wil ik het hebben over jouw aandeel in het reddingswerk.’

‘Nou eh... heel eenvoudig,’ zegt Andries. ‘Ik jonaste de tractor door de deeldeuren, want die zaten op slot. Stom, maar het was nu eenmaal niet anders. De hele boerderij zat potdicht. Ik kan best op een tractor rijden. Mijn vader heeft een auto. En we hebben ook een winkel in Wassenaar. De Toko, de beste supermarkt van het hele land...’

‘Jaja,’ roept de meneer weer, ‘maar nu over het reddingswerk.’

‘Nou, meneer,’ zegt Andries, ‘stom gedoe! Ze kwamen eerst met een slang en die was lek!’

Claudia begint te lachen.

‘Ja,’ giechelt ze, ‘en toen heeft Andries zijn handen op het gat gelegd en ik de mijne boven op zijn handen. En toen ging de slang spuiten. Als we dat niet gedaan hadden, dan...’

‘Dan was de boerderij toch afgebrand,’ vult Andries aan. ‘Er was geen blussen aan. De schuur en de hooiberg. Die zijn wel gered, maar die brandden dan ook niet. De brandweer schijnt alleen dingen te kunnen redden die niet branden...’

De meneer kucht. Bliksemsnel kijkt hij om naar de cameraman.

Zo is het wel genoeg,’ zegt hij.

De lampen worden uitgeschakeld en de televisiecamera

[pagina 119]
[p. 119]

loopt niet meer.

‘Is dat alles?’ vraagt Andries.

‘Nou, eigenlijk niet,’ zegt de man. ‘We zouden graag zien dat jullie naar de afgebrande boerderij gingen. Met ons mee in de wagen. Jullie kunnen dan precies de plaatsen aanwijzen waar jullie gestaan hebben toen de brand uitbrak. Willen jullie dat?’

Claudia kijkt naar moeke.

‘Ik weet het niet,’ zegt ze. ‘Ik zal het even vragen.’

Zij loopt naar de boerin toe. Die streelt haar onmiddellijk over haar blonde haar.

‘Je wilt natuurlijk weten hoe het met de beloning zit, hè?’ vraagt ze. ‘Nou, dat heb ik heel snel in orde gemaakt. Kijk eens!’

En voor Claudia kan zeggen dat zij dat helemaal niet bedoelde, wijst de boerin op twee smalle, platte pakjes.

‘Maak maar eens open, kijk maar eens of je het mooi vindt.’

Claudia maakt haar pakje open. Het andere platte pakje, dat iets groter is, is voor voor Andries bestemd. Er zit een prachtig horloge in. Een armbandhorloge. Thuis heeft Claudia een armbandhorloge, maar dit horloge is veel mooier. ‘Is het van goud?’ vraagt zij zacht.

‘Het is van goud,’ antwoordt de boerin, ‘wees er maar zuinig op.’

Ook voor Andries is er een horloge, zij het geen gouden horloge. Een echt stevig jongenshorloge van staal, met een grote secondenwijzer, waterproef met datum.

Nu pas kan Claudia vragen of het goed is dat zij met de heren van de televisie meegaat naar de boerderij.

‘Even wachten,’ antwoordt de boerin, terwijl zij nadenkt. ‘Het is nu bij negenen. Ik zal je huis opbellen. Wat is je

[pagina 120]
[p. 120]

nummer ook al weer?’

Claudia noemt het telefoonnummer van haar ouders. De boerin gaat opbellen en komt even later met de boodschap terug, dat ze van haar moeder mee mag naar de boerderij en dat haar vader haar diezelfde dag nog uit het hotel komt ophalen.

Trots als pauwen lopen Claudia en Andries die morgen om de puinhopen van de boerderij heen. De meneer van de televisie legt er nog eens de nadruk op, dat alle mensen door het toedoen van Claudia gered zijn.

‘En honderd veertig varkens,’ roept Andries. ‘Vergeet die niet.’

‘Het lijkt me wel aardig eens een kijkje in de schuur te gaan nemen,’ stelt de meneer van de televisie voor.

De schijnwerpers worden in de schuur, waar de varkenshokken zijn, opgesteld en ook de camera wordt daarheen gebracht. De varkens knipperen tegen het felle licht en knorren om het hardst. Kippen fladderen om de televisiecamera. Tegen etenstijd zijn Claudia en Andries weer teruggebracht naar het hotel in Barneveld.. Het is marktdag en erg druk, maar ze hebben er nu niet veel oog meer voor. Zo in beslag genomen zijn ze door alles wat ze die nacht en nu weer die morgen hebben meegemaakt.

In het hotel krijgen ze een heerlijke maaltijd.

‘Heel wat lekkerder dan bij moeke,’ fluistert Andries.

‘Ach,’ neemt Claudia het voor de boerin van de grote melkhorst op, ‘zij heeft haar best gedaan. Binnenkort krijgt ze een elektrisch fornuis en wie weet hoe lekker ze dan gaat koken.’

‘Hier geven ze toch ook geen pap!’ bromt Andries.

Hij lepelt van een heerlijk puddinkje met vruchtjes en oranje sap.

[pagina 121]
[p. 121]

Ook Claudia zit te smullen. Zij zegt niet veel meer, zij eet maar.

's Middags gaan ze wat winkels kijken in Barneveld en Dirk Pruim wijst hun de toren waar Jan van Schaffelaar afgesprongen is.

‘En het is misschien niet eens waar,’ zegt Claudia wijs tegen Dirk Pruim. ‘Meneer op school heeft ervan verteld. Het is niet eens zeker dat het zo gegaan is. Het is misschien een legende, net als het turfschip van Breda.’

‘Dan ben jij op een hele rare school,’ zegt Dirk Pruim schorrig. ‘Ik heb altijd geleerd van Jan van Schaffelaar en ook van het turfschip van Breda. Iedereen in Barneveld weet dat Jan van Schaffelaar van deze toren is gesprongen. De mensen hier zijn toch zeker niet gek?’

‘Nee,’ antwoordt Andries, ‘dat niet, maar het duurt wel erg lang voor de brandweer bij je is, als je in brand staat.’

‘Als jij in brand staat, is er niets meer aan te doen,’ lacht Dirk.

Ook Andries lachte om zijn domme vergissing.

Tegen vijf uur komt de zilvergrijze auto van meneer Lommerijk voorrijden.

‘Geen pech gehad, oom?’ vraagt Andries onmiddellijk gezellig.

Claudia omhelst haar vader. En opeens, het is heel vreemd, begint zij te huilen. Wie had dat kunnen denken van een meisje dat al haast naar de zesde klas gaat. Maar meneer Lommerijk begrijpt het best. De spanning van de afgelopen nacht is ook zo groot geweest. Zelfs volwassenen huilen dan wel eens.

‘Je bent een dappere meid van me,’ zegt haar vader.

‘Kijk eens,’ wijst Andries. ‘Een horloge. Dat heeft Claudia ook. Een beloning van de boerin. Wij hebben mensen ge-

[pagina 122]
[p. 122]

red!’

Claudia lacht door haar tranen heen.

‘Pap,’ vraagt ze. ‘Rijdt u heel hard naar huis. We komen vanavond op de televisie, na het nieuws. We willen dat zo graag zien.’

‘Ja,’ roept Andries. ‘Ik sta er ook op. Met een big in mijn hand. Haha.’

Er wordt afscheid genomen van de boerin en de boer, van Dirk, en de andere vriendjes en vriendinnetjes. De koffers worden ingeladen en dan gaat het op Rotterdam aan.

‘Nou, daar ga je dan, Claudia,’ roept vader. ‘Naar je eerste optreden voor de televisie.’

Andries zegt niets, maar hij lacht verzaligd naar zijn horloge. Hij weet dat hij ook een belangrijke rol speelt in het reddingsverhaal van Claudia Lommerijk.

 

EINDE



illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken