Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bric à brac (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bric à brac
Afbeelding van Bric à bracToon afbeelding van titelpagina van Bric à brac

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (5.88 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bric à brac

(1957)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Fragment uit een brief

Ik houd het bij Arnold Bennett, een romanschrijver die ik niet gaarne lees, doch die zich in zijn dagboek een eerlijk en ervaren man toonde, toen hij vaststelde, wat ook mij van jongsaf opgevallen is: ‘no man, healthy in mind and body, ever wants to work.’ Ik verzeker je dat ik, gezonder van geest dan van lichaam (al heb ik dan ook niet te klagen), mij te allen tijde aangenaam kan bezighouden zonder mij te bekreunen om het zweet des aanschijns, dat, wil men de predikanten geloven (hetgeen men niet doen moet) het bakkersbedrijf ten goede komt. Ik eet overigens bijna geen brood meer. Omdat voor zittende grijsaards het zetmeel overbodig, ja gevaarlijk verklaard wordt. Niettemin dwingt de nood mij tot mijn laatste adem broodschrijver te blijven. Welk een beroep! Om in mijn eenvoudig onderhoud te voorzien lees ik boeken om deze daarna aan mij onbekende personen (onbekend maakt onbemind), lezers van een overigens keurig dag-

[pagina 67]
[p. 67]

blad, aan te bevelen of af te raden. En welke boeken! Jij, die weinig belangstelt in letterkundige eendagsvliegen, kunt je daardoor geen voorstelling maken van de gefriseerde onbenulligheden, welke Jan Rap en zijn maat vervaardigen ten behoeve en pleziere van Piet Snot en zijn maat. Boeken, waar jij in je letterkundige onschuld, het bestaan niet van vermoedt, moet ik van a tot z doorwerken om mij er dan, noodgedwongen, in het openbaar over uit te laten. Ik was steeds, en ben nog, een opgewekt lezer. Ik lees langzaam, verveel mij, al lezende maar al te vaak, doch niettemin ben ik er op gesteld. Er zijn twee soorten vervelende boeken. Tot de eerste, welke ons een heerlijke, weldadige verveling bezorgen, behoren alle geschriften die zich langzaam, voorzichtig, terughoudend ontplooien, omdat de schrijver er behagen in schept ons naar zijn rijkdommen te doen verlangen. Om deze dan, omzichtig de een na de ander, voor onze oogen te doen ontluiken. Ik denk nu aan de doelbewuste aarzeling van Henry James, aan de boeiende ingewikkeldheid en omslachtigheid van Proust. Tot de tweede soort reken ik alle boeken die, hoe dynamisch volgens de mode ze ook zijn mogen, ons niet kunnen bezighouden met al hun koude snelheid en hedendaagsheid. Ik heb, als het er op aankomt, een vrijwel onuitputtelijk geduld. Het gebeurt mij hoogst zelden dat ik een boek, eenmaal begonnen, onuitgelezen laat. Doch ik zou gaarne zelf mijn stof kiezen. Nu moet ik bij blijven, terwijl ik niets zo belachelijk en nutteloos vind als bij te blijven. Daarenboven wordt alle genot vergald door de dwang tot getuigen. Ik lees alleen met genoegen wat ik voor mijn genoegen lees. Welke plompverloren leugenaar heeft de term ‘het heilige moeten’ geijkt? Er bestaat maar één moeten: het helse! Dàt heeft ontelbare kostelijke levens tot in de wortel onherstelbaar en zonder baat verpest. De meeste geketende medeslaven gelukt het, volgens het geblerde straatadvies: de moed er maar in te houden. Waarin? En wat is dat voor een verramschte moed? Ik veroorloof mij de weelde om, tegenover de luidruchtigheid der kokadorussen en de katten muziek op de kermis der ijdelheid, moedeloos te worden. En mij zoveel mogelijk van àlle moeten af te scheiden.

[pagina 68]
[p. 68]

Met het stijgen der jaren neemt mijn wantrouwen tegen romans hand over hand toe. De eerste hoofdstukken kosten mij, ook al zijn ze lang niet slecht, een zware zelfoverwinning. Soms word ik later wel even geboeid. Meestal echter loopt deze eindeloos en niet vrijwillig herhaalde proefneming op een teleurstelling uit en de terugblik is zelden of nooit, ook maar in een geringe mate, bevredigend. Zelfs in gevallen, waar mijn leeservaring gaven des gemoeds en vaardigheid van hand erkent en waardeert, blijft op de achtergrond de pijnlijke vraag: wat gaat mij dit alles eigenlijk aan, wat heb ik er mede te maken, waarom haalt men er mij in? De oorzaak van mijn wantrouwen tegen de romankunst schuilt in de ontelbare teleurstellingen, welke ik er aan ontleende. De oorzaak van deze teleurstelling moet op zijn beurt weer gezocht worden in het feit dat er zo bitter weinig schrijvers bestaan, die volwassen boeken voor volwassen lezers leveren.

Wanneer ik getuige ben van de wedstrijd der jonge romanciers, zoals die ook in Nederland, georganiseerd wordt: wie de meeste krasse woorden durft gebruiken, kan ik niet anders dan, lichtelijk verachtelijk, glimlachen. Hoe viezer hun woordenschat, hoe kinderachtiger hun voorstelling. Deze alles-durven-schrijven-schrijvers zijn onbevangen knaapjes, wanneer men ze met mijn geliefde Choderlos de Laclos vergelijkt, die toch nooit één woord bezigt dat ook niet, wellicht met een andere bedoeling en in een ander verband, door iedere zielsverzorger toegepast kan worden. Ik verwijt de schrijfmaarrakers geen onzedelijkheid. Integendeel. Ik verwijt hen, dat zij door hun vuile bek de zaak der onzedelijkheid ernstig schaden. Jongetjes die de muren verlevendigen met reclame voor geslachtsdelen, zijn niet onzedelijk. En die flinke manmannen, die aan de bittertafel brallen en bluffen op horizontale aantrekkelijkheden van niet minder flinke wijfwijven, blijken maar al te dikwijls, als puntje bij paaltje komt en men de cijfers der inrichtingen van statistiek mag geloven, niet veel mans te zijn. Hij, die niet weet, dat de zonde pas recht bekoorlijk wordt als hij zich in het gewaad der zede hult, is en blijft er een kind in. Voortplantersgrootspraak, dat algemene, doch daarom niet minder potsier-

[pagina 69]
[p. 69]

lijk verschijnsel, wijst voor mij op een ontwikkeling welke omstreeks het zestiende jaar gestuit werd. Praten is een aanvulling of vervanging van doen. Daarom zijn ook de verrukkelijke causeurs spoorloos verdwenen, zodra de daad verheerlijkt, het dynamisme gepredikt wordt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken