Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2. Legkaart (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2. LegkaartToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

Scans (44.62 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

(1948)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

III Didaktische fragmenten

[pagina 57]
[p. 57]

1

Voortreffelijke kenners maken bij voorkeur gewag van een oorspronkelijke scheppende kracht, welke in iedere uiting van poëzie aanwezig is. Ik geloof dat het de voorkeur verdient hier te spreken van de vormende kracht, omdat voor mij scheppen niet immer vormen beteekent. Vormen bestaat altijd in het opdringen van een orde; doch men kan wanorde scheppen. Scheppen geschiedt ook zonder de tussenkomst van de mens; terwijl vormgeving in de kunsten de wezenlijke werkzaamheid van de persoonlijkheid aanduidt. Voortgaande op de scheppingskracht, stelt de kriticus H. A. Mulder vast dat die aan de woorden een verhoogde straalkracht geeft. Ook voor deze benaming gevoel ik weinig. Het begrip ‘stralen’ is mij te zeer met het uiterlijk verwant. Bovendien stralen niet alle woorden in het gedicht. Ik ken doffe strophen, die juist door hun matheid indrukwekkend en overtuigend zijn. En ten slotte verbind ik met stralen een gevoel van tijdelijkheid. Al wat straalt raakt ééns uitgestraald en bereikt een beperkte werking. Stel u voor dat ik aan eenig voorwerp, bijvoorbeeld door een bewerking met fosfor, straalkracht weet te geven, dan verander ik daarmede niet de samenstelling van mijn oorspronkelijk voorwerp. Wanneer ik echter een woord ‘poëtisch’ maak, is het mogelijk maar niet onvermijdelijk dat het gaat stralen, maar zeer zeker verkrijgt het met een ander, hoger doel, een andere samenstelling: het krijgt nieuwe eigenschappen, oefent een geheel nieuwe werking uit, wordt tot een nieuwe zin verheven. Het poëtische ligt dus hierin dat het woord van zijn strikte beteekenis verlost wordt en daardoor tezelfdertijd eindeloos verschillend kan zijn. De boom in het gedicht is meestal inderdaad een boom, maar tegelijk iets geheel anders dan enige boom ooit was of zal zijn. Hier bevinden wij ons dus op hetzèlfde ogenblik in twee werelden, welke elkander doordringen en gescheiden blijven. En zo kom ik tot mijn overtuiging dat poëzie altijd dubbelzinnigheid is. In poëzie bezit het woord

[pagina 58]
[p. 58]

een aardse en een bovenaardse zin, welke nooit geheel met elkaar overeenstemmen. En juist in dit verschil schuilt de bekoring van de poëzie. Het kan dus niet anders of poëzie moet misverstand wekken. De meeste medemensen kunnen maar niet vatten hoe het mogelijk is om met woorden voor aardse begrippen gemaakt, bovenaardse op te roepen. Zij beschouwen dat als misbruik.

Overal waar dubbelzinnigheid optreedt ontstaat een mogelijkheid tot poëzie. De poëzie in een schilderij bloeit op in de marge tussen werkelijkheid en voorstelling, dat wil zeggen in wat onverbeeldbaar is en toch uitgedrukt wordt. Het poëtische is dus het principieel onbegrijpelijke in alles, om alles héén. Zoo bestaat de mogelijkheid dat voorwerpen voor dagelijks nuchter gebruik bestemd, in een zeer bepaalde tesamenhang gebracht, op zijn onverwachts een poëtische werking uitoefenen omdat hun een beteekenis geschonken werd, welke niets met hun practische beteekenis te maken heeft. Deze mogelijkheid is te allen tijde erkend, doch eerst door de surrealisten stelselmatig uitgebuit. Ook van dit vreemde verschijnsel zien wij, gelukkig zelden, voorbeelden in het gewone bestaan. Het komt voor dat een gewoon ding, laten we zeggen: een schaar, in een bepaalde schikking of onder een bepaalde verlichting, ons opeens in een staat van verhevigd en verinnigd leven (angst, verwachting, erotische bewogenheid) kan brengen. Het werktuig is dubbelzinnig geworden, het behoudt zijn nut, maar werd tegelijkertijd het zinnebeeld van een ganse wereld van onwereldse gewaarwordingen. Het klassieke voorbeeld van een poëtisch voorwerp, van het verheven misverstand, is het kruis, in de werkelijkheid en voor den wereldling twee stukken hout, voor den gelovige en den dichter, een heerlijkheid van belofte en overgave.

Ik erken ook de aanwezigheid van enkele poëtische persoonlijkheden, mensen die de metaphysische dubbelzinnigheid tot de grondslag van hun wezen en leven

[pagina 59]
[p. 59]

gemaakt hebben. Het merkwaardigste voorbeeld hiervan blijft voor mij altijd Arthur van Schendel. Ik reken hem tot de weinigen die, doodgewoon, een heldere en doorzichtige staat voeren, die niets versteken omdat zij er geen prijs op stellen zich anders voor te doen dan zij zijn en die toch, in hun oogopslag, in hun natuurlijke gebaren, verraden, hoe zij in verbinding staan met sferen, waar wij geen toegang hebben, hoe zij dingen weten, zoo hoog en wonderlijk, dat wij er het bestaan niet van vermoeden. De oppervlakkige bezoeker ziet in Arthur van Schendel een bedaarde en bedachtzame Hollander van goeden huize, zeer aan zijn vaste gewoonten en zijn regenscherm gehecht en die rustig, weloverwogen spreekt. Déze Van Schendel bezit ook in hoge mate de zin voor afgeslotenheid, welke ons volk kenmerkt. Hij leeft opgaande in zijn gezin en zijn arbeid, omringd door de vriendschap van enkele getrouwen, binnen zijn cirkel, zonder meer dan strikt nodig is in verbinding met de buitenwereld te treden. Volkomen onopvallendheid is nog altijd het beste middel om ons innerlijk bestaan tegen alle aanslagen van buiten af te vrijwaren. Kunstenaars leiden altijd een dubbel leven: één op aarde en één op een planeet die niet bestaat. En hun grootste zorg is die twee vormen-van-zijn, welke in oorsprong en doel, in wezen en tekens verschillen, gescheiden te houden. Zij die hun aardse bestaan bovenaards trachten te leven, eindigen in zelfmoord en die hun bovenaardse wezen tot een aards bestaan willen dwingen, moeten ten slotte afstand doen van hun voorrechten en doden hun beter-ik: wanneer men de tweeheid welke het wezen van den kunstenaar uitmaakt wil opheffen komt men te staan voor twee ondergangen: graf of slavernij. Maar ook op een gemeenzamer plan schept de persoonlijkheid van een Van Schendel het misverstand, dat niet alleen van de poëzie maar ook van alle humor de grondslag is. Zo geloofden enkele van zijn jeugdkameraden, rotsvast, dat hij behalve een prachtig prozaschrijver ook een geheime afgezant van den Russischen

[pagina 60]
[p. 60]

Tsaar was. Een legende van een zo verrukkelijke ongerijmdheid weeft zich nooit om een simpel staatsburger, om een man zonder Geheim.

En ten slotte geloof ik in poëtische gebeurtenissen. Gebeurtenissen alweer met meer dan één betekenis. Wij zien hoe zij zich nuchter en zakelijk voor onze ogen afspelen, doch wij weten bij ingeving dat zij een verborgen bedoeling hebben en deze bedoeling gaat dwars in tegen de slotsom welke wij uit de werkelijkheid trekken: schijn en wezen, volmaakte tegenstelling, in één beeld opgelost en gescheiden gebleven; zooals het aardse en het hemelse woord zich in dezelfde afbeelding openbaren. Uit het feit dat het openbare en het geheime leven zich, ondanks hun onverenigbaarheid, van hetzelfde beeld en hetzelfde teken bedienen, bloeit het wonderlijke verschijnsel de poëzie op. Dit zelfde feit is echter voor het geheime leven het énige middel om zich te handhaven. Alleen wat in het volle daglicht openligt kan het geheim bevatten. Schemering en schaduw zijn slechts geheimzinnigheden: populaire spotvormen van het geheim. Het raadsel is geen mysterie. Het mysterie ontstaat pas daar waar raadsel en oplossing één geworden zijn. En op die erkenning wordt de scheiding tussen leken en ingewijden gemaakt. Het staat niet aan de mens het geheim te ontdekken. Het geheim kiest zich een mens uit. De kunstenaar is dus oppermachtig èn horig. En slechts hen noemt men meesters, die de nederigste slaven zijn. Overal: dubbelzinnigheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken