Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2. Legkaart (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2. LegkaartToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

Scans (44.62 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

(1948)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

7

Dit twistgeschrijf doet mij denken aan een artikel van Jules Romains ongeveer in die zelfde tijd geopenbaard en dat een diepe indruk op mij maakte. Ik stelde mijn weerwerk daarop te boek en geef dit hier, om te doen zien hoe deze vraagstukken niet alléén in Holland maar ook elders en inzonderheid in Frankrijk aan de orde van de dag waren.

Romains begint in de voorrede van ‘L'Homme blanc’ vast te stellen, dat de wereld alle smaak voor poëzie verloren heeft en hij acht het noodzakelijk de diepe gronden van dat betreurenswaardig verschijnsel aan te geven. Hij gelooft niet, dat de mensheid van nu minder behoefte heeft aan poëtisch gevoel dan de vroegere geslachten, doch aan die behoeften wordt buiten de eigenlijke poëzie om voldaan. Het proza is poëtisch geworden, men ontdekt poëzie op het toneel,

[pagina 79]
[p. 79]

in de rolprent, tot zelfs in het lichtbeeld toe. Het publiek, dat vroeger de poëzie alléén in het gedicht genoot, verwaarloost thans de gedichten, omdat het zich elders ruimschoots en gemakkelijk schadeloos kan stellen.

In verband met deze grondstelling, beweert Jules Romains dan verder dat de lezers niet meer geboeid worden door de poëtische spelregels, omdat zij die doorzien. Alle spelen, welke teveel gespeeld worden, verliezen het boeiende, het geheimzinnige. Anderzijds hebben de kenners door het vers-libre geleerd, dat deze spelregels, eertijds als onmisbaar voor het poëtisch genot voorgesteld, inderdaad zeer goed gemist konden worden. Zij begrepen dus, dat het poëtische wezen wel vormgeving behoeft, doch geenszins onherroepelijk gebonden is aan de versvorm.

‘Les règles, pratiquées depuis trop longtemps, n'ayant plus de secret, n'ont plus de prestige.’

Vervolgens brengt Romains de onbegrijpelijkheid in het geding. Aan de ene kant kan men moeilijk den dichter het recht ontzeggen zich uit te spreken op de wijze, welke hem voldoening schenkt zonder rekening te houden met de weerstand der buitenstaanders; anderzijds kan men die buitenstaanders moeilijk verwijten, dat zij verwerpen wat onverstaanbaar voor hen is: ‘il est bien clair qu'en affichant son dédain pour les conditions qui la rendent communicable, la poésie s'enlevait le droit de reprocher au public l'inappétence qu'il montrait.’

Ten slotte stelt Jules Romains vast, dat de poëzie altijd wijkt wanneer het critisch vernuft aanvallend optreedt. De onredelijkheid, alle poëzie eigen, sleept bijna altijd een gebrek aan wezenlijk onderscheidingsvermogen met zich mede. Zij, die het gedicht willen zuiveren van alle menselijke smetten, lopen kans het te doden. Er bestaat geen kiemvrije poëzie! ‘Il faut bien voir qu'en cherchant à se purifier, la poésie se retire.’

Nu is het ogenblik gekomen deze meningen te toetsen

[pagina 80]
[p. 80]

aan eigen ervaring. De geringe genegenheid voor dichtwerken is onmiskenbaar, doch treedt in Frankrijk duidelijker aan de dag dan elders. In Nederland bestond, wonder boven wonder, te allen tijde een vrij grote kring van muzegetrouwe liefhebbers: de oplagecijfers van een Marsman, een Slauerhoff, zijn daar om het te bewijzen. En zelfs, onder de smadelijke onderdrukking, zagen nieuwe dichtbundels van A. Roland Holst, S. Vestdijk, Ed. Hoornik in het duister het licht. Dat men, de menigte, zich aan andere bronnen dan het vers laaft, lijkt mij onbewijsbaar. Zij die poëzie in rolprenten, foto's, speurverhalen, kamerschikkingen en betonnen heipalen ontdekken, zijn snobs, die de klok hebben horen luiden, maar die te lui zijn geweest naar de klepel te zoeken. En, voor zoverre echt, hebben dergelijke vage poëtische vermoedens weinig of niets te maken met wat wij, zonder precies te weten wat het is, poëzie noemen. Ik zou, als het moet, dus veel eerder geneigd zijn aan de tijdelijke inzinking van de gevoeligheid voor poëzie te geloven, dan aan het afleiden daarvan door nieuwe werkwijzen en nieuwe modeleuzen. Maar de vraag is: bestaat die inzinking werkelijk?

Het argument der spelregels, welke te algemeen doorzien zouden worden, lijkt mij niet te handhaven. Ten eerste blijven spelregels altijd nieuw en de mogelijkheden, welke zij bieden zijn onbeperkt (zijn schaken en kaarten verouderd?); ten tweede heeft de ontvankelijkheid voor poëzie weinig of niets uitstaande met de spelregels, die hoezeer onmisbaar, toch immer een tweederangs werking uitoefenen. De poëzie is, ook in haar vormelijke verschijning, voor wie er ontvankelijk voor is, altijd opnieuw een wonder. Men zou evengoed kunnen beweren, dat de liefde gevaar loopt te verdwijnen, omdat de spelregels te weinig nieuwe schakering opleveren. Aangezien ik niet geloof aan de afkeer van de lezers van een overeenkomst, waar zij alle mogelijkheden nog lang niet van uitgeput hebben, twijfel ik aan de verderfelijke invloed van het vrije vers.

[pagina 81]
[p. 81]

Met het vraagstuk der verstaanbaarheid nadert Romains iets meer de werkelijkheid. Hij verzuimt echter de betrekkelijkheid van dat begrip duidelijk te doen uitkomen. We hebben een voorbeeld voor ogen: het befaamde Huwelijksrijm van P. C. Boutens. Aan alle kanten zijn indertijd jeremiaden over de onbegrijpelijkheid daarvan aangeheven, terwijl ik nog maar steeds niet begrijp wàt men er niet in begrijpt! Waar liggen de maatstaven? Er zijn harden van hoofd, die Adama van Scheltema niet ontcijferen kunnen, terwijl sommige geschoolde en gevoelige lezers het tegen Mallarmé moeten afleggen. Om verstaanbaarheid roepen is best als men er maar bij zegt: voor wie? En aangezien niemand kan bepalen waar de volstrekte onverstaanbaarheid begint, schuilt er een groot gevaar in die bewijsgrond in een twistgesprek over dichtkunst te gebruiken.

En zo komen we aan Romains' laatste argument: de onvruchtbaarmaking door te ver doorgevoerde zuivering, door overdaad van zelfkritiek. Dit raakt een van de wezenlijke vraagstukken van de poëzie; doch ook hier zijn geen maatstaven vast te stellen. Te ver doorgevoerd zelftoezicht doodt inderdaad de ingeving, doch gebrek daaraan leidt tot verwaarlozing van de nauwkeurige en onmiddellijke uitspraak. Hier kan alleen een aangeboren gevoel voor hoe-ver-men-gaan-kan in ieder bijzonder geval de oplossing brengen, doch in welk verband staat dat alles met de verminderde leeslust, voorzoverre het dichtwerk betreft?

Het is goed, dat Jules Romains ons over deze vraagstukken nog eens heeft doen nadenken; doch enige oplossing kan hij daarvan niet verwachten, omdat zij nu eenmaal, en dat is hun bekoring, onoplosbaar zijn. En ook de werkwijze, welke hij op het einde van zijn voorrede aangeeft, kan geen verandering of vernieuwing brengen, omdat het dicht in wezen onveranderlijk en onvernieuwbaar is.

Nieuwe stof! Waarom niet? ‘Les grands renouveaux poétiques du passé ont tous été une mainmise brusque,

[pagina 82]
[p. 82]

insolente, sur d'énormes amas de prose, sur des paquets de prose, tenus auparavant pour vulgaires et intouchables.’ Maar.... wanneer de dichter die ondichterlijke grondstof tot zich trekt, doet hij dat om er een gedicht van te maken, om hem (die grondstof) te verheffen in een bepaalde dampkring, hem te doordringen met een bepaalde geur, hem een bepaalde vorm én bovenal zweefkracht te geven, kortom hem te onderwerpen aan bepaalde spelregels, die hem onbegrijpelijk maken voor den gemenen man. Zodat we weer even ver zijn en er geen enkele reden meer is, waarom deze nieuwe stof, dichterlijk bewerkt, meer belangstelling zou winnen dan de oude; afgezien nog van de vraag of er in poëtische aangelegenheden ooit van oud en nieuw sprake kan zijn. Ik geloof tenslotte niet aan die verminderde belangstelling voor de dichtkunst. Er hebben te allen tijde slechts enkele ingewijden bestaan, in staat de hoogste dichterlijke uitingen te genieten en te aanvaarden. Daaromheen stonden de velen die het aan hun stand en opvoeding verplicht meenden te zijn poëzieliefde en ontvankelijkheid voor verzen voor te wenden. Deze schare was misschien tijdelijk ingekrompen. De domheid wordt niet meer mistrouwd en de halfontwikkelden behoeven zich niet meer te schamen, integendeel hun is de wereld. Jan-en-alle-man heeft dus alle schijn laten varen en toont openlijk zijn onverstand. De poëzie heeft, nu als vroeger, haar getrouwen en deze zijn thans niet geringer in aantal. Maar de scheiding tussen de ware en de valse broeders is voltrokken. In plaats van zich daarover te beklagen, had Jules Romains een juichlied moeten aanheffen.

Maar altijd wanneer verschrikking dreigt of oorlog woedt, komt de poëzie in het middelpunt der belangstelling te staan. Dit is zeer natuurlijk want poëzie is orde, de orde waar de geest naar snakt, de eeuwige orde die de natuurlijke vijand is van nieuwe orde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken