Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 2. Legkaart (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 2. LegkaartToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.56 MB)

Scans (44.62 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 2. Legkaart

(1948)–Jan Greshoff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

13

‘Wat is Poëzie?’ ‘Het is zo eenvoudig, zo natuurlijk als de zee, de vogelen, als de wolken,’ zei de Wijze, ‘Ik geloof niet dat gij dit zo moeilijk zult voelen als Tao. En gij behoeft slechts om u te zien over de aarde en in de luchten om het te weten. Poëzie heeft bestaan vanaf het bestaan van hemel en aarde.’

Deze uitspraak ontleen ik aan een omschrijving van enkele hoofdstukken van Lao Tse's werk ‘Tao Teh King’. Tao is alleen reeds een poëtisch woord omdat het geen betekenis heeft, of liever een betekenis, welke ons begrip te boven gaat en dus onvertaalbaar is. Tao is het volstrekte alles, oorsprong, drijfkracht en doel van alle leven en niet: leven, dat geen grenzen en geen tijd kent.

Ik wil er nog enkele zinsneden uit aanhalen:

‘Poëzie is overal te horen en te zien, maar juist omdat het zo eenvoudig is, is het ook zo streng en onveranderlijk.’

En verder: ‘Is dit niet schoon’ sprak hij weer, ‘is dit niet schoon, het geluid dat voortkwam uit Tao, het geluid-loze? Het licht dat uitschijnt uit Tao, het licht-loze? En de verzen, de sonore muziek der woorden geboren uit Tao, het woordeloze? Leven wij niet in één eindeloos Mysterie, dat ééns tot ene simpele, absolute Waarheid zal worden?’

Ik wijs er hier op dat de opheffing der volstrekte tegenstellingen reeds als het wezen der poëzie erkend werd

[pagina 111]
[p. 111]

door ‘Het oude Kind’, dat, naar men aanneemt, 604 voor Christus te Tju Neun geboren werd!

Hij zeide ook: De bezielde woorden van den dichter vloeiden van zelf juist omdat zij bezield zijn. En, goed nagedacht, bestaan er in 't geheel geen bepaalde vormen van gedicht eigenlijk, en in 't geheel geen wetten, want een vers, vanzelf voortgevloeid uit de bron, gaat uit eigen kracht en niet gehoorzamende, aan een voorafgestelde, menselijke wet. De enige wet is dat er geen wet is. Gij zult dit misschien heel gewaagd vinden, jonge man, maar bedenk dat ik van Tao uitga met mijn betoog, en niet van de mensen, en dat ik dan ook maar heel weinig ware dichters weet. En verder:

‘Mijn oude Meester, waarom maakt een dichter een gedicht?’

Dit scheen hem te verbazen, want hij vroeg, alsof hij mij niet had goed verstaan:

‘Waarom een dichter een gedicht maakt?’

‘Ja, Meester. Waarom?’

Hij lachte helder uit in het licht en zeide:

‘Waarom ruist de zee? Waarom zingt het vogeltje? Weet gij dat, mijn jongen?’

‘Vader, omdat zij niet anders kunnen, omdat zij nu eenmaal moeten, uit hunne natuur! Het is Wu Wei!’

‘Heel goed. Welnu, zou het bij een dichter dan anders zijn?’

Ik dacht na, maar ik had nog geen antwoord gereed. ‘Ja, het kan toch nog anders. Een dichter kan zingen om een litteratuur te helpen maken, in een land waar de litteratuur dood is. Dit vind ik heel mooi klinken, maar eigenlijk onzuiver. Maar er zingen ook dichters om zich een glorie te scheppen, om beroemd te zijn, om te worden gekroond met blinkende lauweren, om het lachen te zien lichten van blonde meisjes, die bloemen strooien voor hunne voeten!’

‘Gij moet u juister uitdrukken’, sprak de Wijze. ‘En gij moogt geen woorden ontheiligen, die onder de duizenden woorden heilig zijn. Want dichters, die zó zingen zingen niet en zijn geen dichters. Een dichter zingt

[pagina 112]
[p. 112]

omdat hij zingt. Hij kan niet zingen met een zeker doel, anders wordt hij een dilettant.’

En ten slotte:

‘Vader,’ antwoordde ik, ‘uwe wijsheid is poëzie en uwe poëzie is wijsheid. Hoe kan dit zijn?’

‘Dat is heel goed, zoals gij dit ziet,’ antwoordde hij. ‘Gij zult gaan leren, dat al deze woorden maar schijn zijn. Ik weet niet wat mijne wijsheid is, of wat mijne poëzie. Alles keert tot één terug. Het is zo eenvoudig, en zo natuurlijk, als gij dit weet. Het is alles Tao.’

Ik kan niets anders zeggen, dan dit: poëzie is zo eenvoudig, juist omdat zij onbegrijpelijk is. Maar het is voor de meesten onzer niet eenvoudig om het ware bestaan in het onbegrijpelijke te zoeken en te vinden.

Wat poëzie is kan ik niemand leren, dat moet een ieder in zich zelf ontdekken. Wellicht komt hij daarbij tot opvattingen, welke loodrecht op de mijne staan. En dan is het waarschijnlijk dat wij beide gelijk en beide ongelijk hebben, want op de poëzie past de lijfspreuk van Speenhoff: ‘Het is Anders’.

Zij is nooit wat wij denken, dat zij is; zij is altijd waar wij haar niet verwachten te vinden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken