Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De droeve, ende blyde wereldt (1671)

Informatie terzijde

Titelpagina van De droeve, ende blyde wereldt
Afbeelding van De droeve, ende blyde wereldtToon afbeelding van titelpagina van De droeve, ende blyde wereldt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De droeve, ende blyde wereldt

(1671)–Joan de Grieck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Behelsende vele treurighe gheschiedenissen, belacchelycke kluchten, heerlycke leeringen, ende andere ongemeene aerdigheden


Vorige Volgende
[pagina 206]
[p. 206]

Een visioen.

PLinius Secundus heeft in sijn Sendtbrieven dit volghende Visioen beschreven.

Te Athenen in Griecken-landt, was een schoon, groot, wel ghetimmert en wel gheleghen Huys, doch dit gebreck wasser, dat het daer alle nacht in spoockten, weshalven het van niemant konde bewoont worden, maer altijdt ledigh ende sonder inwoonders staen bleef.

Met de Gheest nu, die sich daer verthoonde, was het volgender wyse ghestelt: Te middernacht hoorde men gheraes van Yser-werck, als oft daer ysere ketens gheslept wierden, eerst van verre, daer naer naderde het: Dit ghedaen zijnde, verthoonde sich een oudt, mager en leelyck man, met een langhen grauwen baert en hayr, (schrickelijck en yselijck om

[pagina 207]
[p. 207]

aen te sien) hebbende om sijn voeten groote boeyen, draghende op sijne armen groote swaerte, welcke hy met groot geluyt schudde. Wie dit sрооck sagh van de Inwoonders des huys, die wiert schierlyck kranck, ende liep peryckel van sijn lyf en leven.

Om dese oorsaecken nu, wilde niemandt dit huys hueren, ick laet staen daer in woonen, en al even-wel wiert het te huer ofte te koop gheset. Den Philosooph Athenodorus quam nu by geval te Athenen, leest het opschrift des huys, ende wat men hem des huyses ghelegentheyt wys oft niet wys maeckte, soo keerde hy sich daer doch niet aen, maer het huys voor een seker somme gelts ghehuert hebbende, trock daer selver met sijn huysghesin in. Tegen den nacht bevool hy sijn familie, dat sy in't binnenste van het huys slapen souden: sich self liet hy een Tafel setten in't midden van den vloer, nam sijn keers, sijn schryf-tafel, en andere

[pagina 208]
[p. 208]

nootsaeckelijckheden, sette sich aen de Tafel, vingh aen te mediteren en te schryven, op dat sijn gedachten niet moede wierden. Eerst was het seer stil in het huys, ghelijck het by nachten pleeght te zijn. Maer niet langh daer naer, beginnen dese ysere ketens te parlamenteren. Athenodorus keerde sich nerghens aen, maer vaert in sijn arbeydt voort. Het spoock maeckte het hoe langher hoe ergher, nu liep het uyt het huys, nu quam ter weder in, quam oock eyndelijck soo dicht naer Athenodorus toe loopen, dat hy hem schier by sijn zyde stont: Athenodorus sloegh sijn ooghen op, ende bevindt dat het inder daet soo is, als hem daer af bericht was. Desen Gheest stont en wenckte Athenodorus met de handt, als oft Athenodorus by hem soude komen. Athenodorus knickte hem weder met 'thooft toe, dat hy wachten soude; vaert alsoo weder voort in sijn schryven. Het spoock rammel-

[pagina 209]
[p. 209]

de hem doen met de ketens over het hooft; Athenodorus opsiende, vermerckte, dat hem het spoock weder wenckte, stondt doen dieshalven op. Dese Gheest gingh nu al voor hem heen, hy, de keers uyt-gelescht hebbende, volghde hem al tot in den Thuyn toe, waer dese Gheest terstont verdween. Athenodorus pluckte in den doncker noch een handt vol kruyden, wierp die op de plaets, daer het spoock van hem ghescheyden was.

'sMorghens daer aen gaet hy naer de Magistraet van de Stadt, vertelt ende openbaert het haer, 'tgheen hem wedervaren was: De Magistraet bevool datmen op die plaets graven soude, ende vernemen, Wat daer verborghen was? Hier vontmen doen eenige doode Menschen-beenders met ketens en boeyen aen malkander gebonden, dese lieten sy in een Sarck leggen, en met gewoonelijcke ceremonien en Lyck-statie ter Aerde besteden.

[pagina 210]
[p. 210]

Naer dien tijdt is het huys van spoockeryen ofte Gheesten vry ghebleven, en men heeft daer naer dien tijdt niet meer vernomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken