Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gelukkig Hansje (ca. 1840-1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gelukkig Hansje
Afbeelding van Gelukkig HansjeToon afbeelding van titelpagina van Gelukkig Hansje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

XML (0.01 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gelukkig Hansje

(ca. 1840-1850)–Jacob Grimm, Wilhelm Grimm–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 2]
[p. 2]

Gelukkig Hansje.



illustratie

 
‘Wilt gij naar uw moeder keeren?
 
Hans! gij zijt een brave zoon;
 
Gij hebt mij gediend met ijver;
 
Zoo de dienst was, zij het loon.
 
'k Heb daarom, o waarde knecht,
 
U deez' goudklomp toegezegd;
 
Ga nu heen; gij zijt met regt
 
Gelukkig Hansje.’ -
[pagina t.o. 2]
[p. t.o. 2]
 


illustratie
Bladz. 2.


[pagina 3]
[p. 3]
 
‘Dank u, heerschap! O, mijn moeder,
 
Ja, mijn goede moeder zal
 
Zich verblijden en mij prijzen.
 
Welk een heugelijk geval!
 
O voorzeker, 't is geen schijn,
 
'k Moet wel een gelukskind zijn.
 
Alles, alles is het mijn!
 
Gelukkig Hansje!’
[pagina 4]
[p. 4]
 
En hij stapt nu rustig verder,
 
Blij van geest en welgemoed;
 
Doch de zon begint te steken,
 
Die hem met haar glans begroet.
 
En zij rijst al meer en meer,
 
En de goudklomp drukt hem zeer:
 
Haast valt ge op den weg nog neêr,
 
Gelukkig Hansje!
[pagina t.o. 5]
[p. t.o. 5]
 


illustratie
Bladz. 5.


[pagina 5]
[p. 5]
 
Daar komt hem een ruiter tegen,
 
Op een schimmel fier en vlug!
 
‘Hij kan rijden, en ik loop hier
 
Met deez' goudklomp op mijn rug.
 
Hij, die zóó gezeten is,
 
Weet van geen vermoeijenis;
 
Met dien schimmel ware 'k wis
 
Gelukkig Hansje.’ -
[pagina 6]
[p. 6]
 
‘Lummel! zeg mij eens, wat is het,
 
Dat gij daar zoo hijgend torscht?’ -
 
‘Goud, mijn vriend! Ik hijg naar adem
 
En versmacht bijna van dorst.’ -
 
‘Ruil het voor mijn schimmel dan.’ -
 
‘Gaarne; 'k dank u, beste man!’
 
O, nu draaft, zoo gaauw hij kan,
 
Gelukkig Hansje.
[pagina t.o. 6]
[p. t.o. 6]
 


illustratie
Bladz. 7.


[pagina 7]
[p. 7]
 
‘Hop, hop, hop! Die domme duivel
 
Zweet nu onder zijnen schat,
 
Hop, hop! hop, hop! Zacht wat, schimmel!
 
Hei wat! hei! betoom u wat!’
 
Kles! daar ligt hij met een smak
 
In het zand met pak en zak;
 
Goed, dat hij geen ribben brak,
 
Gelukkig Hansje!
[pagina 8]
[p. 8]
 
Zie, een boer komt aangeloopen,
 
Drijvende eene maagre koe.
 
‘Houd den schimmel! houd den schimmel!’
 
Zoo roept onze Hans hem toe.
 
‘Ja, het liep gelukkig af,
 
Maar te hard was toch de draf;
 
'k Doe niet graag weêr zulk een paf.
 
Gelukkig Hansje!’
[pagina t.o. 9]
[p. t.o. 9]
 


illustratie
Bladz. 9.


[pagina 9]
[p. 9]
 
‘Eene koe geeft melk en boter;
 
't Is geen slechte koop, o neen!’ -
 
‘Wilt gij ruilen?’ vraagt het boertje;
 
‘Ik ben met dien koop tevreên.’ -
 
‘Met de beesten ruilen? top!
 
Geef, o boer, uw koe maar op;
 
Rij maar lustig, hop, hop, hop!’
 
Zoo roept ons Hansje.
[pagina 10]
[p. 10]
 
‘Eerst de dienst en dan den goudklomp,
 
En nu weêr den schimmel kwijt:
 
't Wordt hoe langer nog hoe beter;
 
'k Raak zoo van mijn angst bevrijd.’
 
Maar de zon brandt meer en meer,
 
En de dorst kwelt Hans zoo zeer,
 
Dus aan 't melken; hij is weêr
 
Gelukkig Hansje.
[pagina t.o. 11]
[p. t.o. 11]
 


illustratie
Bladz. 11.


[pagina 11]
[p. 11]
 
Dus aan 't melken; hij beproeft het,
 
Maar zijn poging lukt niet ras,
 
Wijl hij 't melken niet geleerd heeft,
 
En het beest geen melkkoe was.
 
't Was een os, die slaat en stoot.
 
De angst van Hans wordt bijster groot.
 
Wilt ge, o beest, nu trappen dood
 
Gelukkig Hansje?
[pagina 12]
[p. 12]
 
Doch hij ziet daar juist een slager,
 
Die een zwijn drijft voor zich heen,
 
‘Ezel, blijf toch van dien os af,
 
Of hij trapt u kort en kleen!’ -
 
‘'k Dacht dat het een melkkoe was.
 
Is 't een os? Dat is te kras;
 
Ik verneem het nog van pas,
 
Gelukkig Hansje!’
[pagina t.o. 12]
[p. t.o. 12]
 


illustratie
Bladz. 12.


[pagina t.o. 13]
[p. t.o. 13]
 


illustratie
Bladz. 13.


[pagina 13]
[p. 13]
 
‘Maar mijn melk en boter, vriendje,
 
Die zijn beide naar de maan.’ -
 
‘Ruil uw os dan voor mijn varken.’ -
 
‘Voor uw varken? 't Is gedaan!
 
Ham en worsten, malsch en rond,
 
O, hoe watert mij de mond!
 
't Is een koopje, dat ik vond,
 
Gelukkig Hansje!’
[pagina 14]
[p. 14]
 
In een boschje juist bespiedde
 
Hem een afgerigte kwant.
 
Hij had grooten zin in 't varken;
 
't Was een kolfje naar zijn hand.
 
Hij komt herwaarts met een gans,
 
Ziet het zwijn eerst aan, dan Hans.
 
‘Stal gij,’ zegt hij, ‘'t varken thans,
 
Gelukkig Hansje?’
[pagina t.o. 14]
[p. t.o. 14]
 


illustratie
Bladz. 14.


[pagina 15]
[p. 15]
 
‘'t Varken stelen?’ - ‘Wie dan anders?
 
O, 't bedrijf is al te stout.
 
Wees, mijn vriend, in 't dorp daarginder
 
Op uw hoede voor den schout.’ -
 
‘Man, wie zou dit stuk vermoên!
 
'k Zal u graag uw wenk vergoên;
 
Maar wat staat nu mij te doen?’
 
Zoo vraagt ons Hansje.
[pagina 16]
[p. 16]
 
‘O, gij zijt nog wel te helpen;
 
Doe maar, vriendje, wat ik zeg:
 
Geef mij 't zwijn, en neem den vogel,
 
En ga dan bedaard uw weg.
 
Ik, ik blijf nog; 'k heb den tijd.’ -
 
‘'k Ben gelukkig 't varken kwijt,
 
En zoo van mijn angst bevrijd!’
 
Zoo juicht ons Hansje.
[pagina t.o. 16]
[p. t.o. 16]
 


illustratie
Bladz. 16.


[pagina 17]
[p. 17]
 
Maar een wakkre schareslijper
 
Kwam en zag verrukt in 't rond,
 
Bleef zoo staan en wreef zijn handen,
 
Zingend met een blijden mond:
 
‘Mijn geluk voorwaar is groot!
 
Mijne kunst is zeker brood!’ -
 
‘Kende ik haar, ik had geen nood,’
 
Zoo denkt ons Hansje.
[pagina 18]
[p. 18]
 
‘Zeg eens, vriendje!’ roept de slijper,
 
‘Zeg, komt u die gans wel toe?’ -
 
‘'k Ruilde straks haar voor mijn varken.’ -
 
‘En uw varken?’ - ‘Voor mijn koe.’ -
 
‘En dit koetje?’ - ‘Voor mijn paard.’ -
 
‘Dit?’ - ‘Voor al mijn goud zoo waard.’ -
 
‘Wel gij zijt met regt op aard
 
Gelukkig Hansje.’
[pagina t.o. 18]
[p. t.o. 18]
 


illustratie
Bladz. 18.


[pagina 19]
[p. 19]
 
‘Maar één zaak moet gij bedenken,
 
Zulk een gans is gaauw verteerd:
 
Daarom, vriendje, moet gij zorgen,
 
Dat gij ras een ambacht leert.’ -
 
‘Ja, dat meen ik, beste man!
 
Leer mij 't schareslijpen dan;
 
'k Ben, als ik dit ambacht kan,
 
Gelukkig Hansje.’
[pagina 20]
[p. 20]
 
‘Geef uw gans dan voor dees steenen:
 
Neem die in uw arm, en ga;
 
Daarop klopt gij, daarop slijpt gij,
 
En gij kent uw handwerk dra,
 
Geld op zak en nimmer nood:
 
Uwe kunst is zeker brood;
 
Al te spoedig wordt ge groot,
 
Gelukkig Hansje!’
[pagina t.o. 20]
[p. t.o. 20]
 


illustratie
Bladz. 20.


[pagina 21]
[p. 21]
 
En hij slaat met kar en vogel
 
Schielijk eenen zijweg in;
 
Hans trekt voort met beide steenen,
 
Vrolijk en verheugd van zin.
 
‘Neen,’ zoo juicht hij, ‘'t is geen schijn,
 
'k Moet wel een gelukskind zijn.
 
Alles, alles is het mijn!
 
Gelukkig Hansje!’
[pagina 22]
[p. 22]
 
Maar het was reeds laat geworden,
 
En alsnog had onze held
 
Niets gegeten, niets gedronken,
 
Zoodat dorst en honger kwelt,
 
En die steenen drukken zeer.
 
‘Was ik,’ zegt hij, ‘dezen keer
 
Beide kwijt, ik ware weêr
 
Gelukkig Hansje.’
[pagina t.o. 23]
[p. t.o. 23]
 


illustratie
Bladz. 23.


[pagina 23]
[p. 23]
 
Aan dien put, daar wil hij drinken,
 
Maar eerst legt hij op den kant
 
Beide steenen, doch hij stoot ze,
 
Daar hij omziet, van den rand.
 
Plof! zij liggen over boord;
 
Zoo werd ook dees wensch verhoord.
 
‘'k Ben toch,’ zegt hij, ‘op mijn woord,
 
Gelukkig Hansje!’
[pagina 24]
[p. 24]
 
‘Naar mijn moeder!’ roept hij vrolijk,
 
‘Naar mijn moeder, ligt te voet;
 
Zij zal blij zijn, en mij prijzen;
 
'k Breng geluk in overvloed.
 
O voorzeker, 't is geen schijn,
 
'k Moet wel een gelukskind zijn.
 
Alles, alles is het mijn!
 
Gelukkig Hansje!’

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken