Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen
Afbeelding van Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der HeemskinderenToon afbeelding van titelpagina van Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (2.50 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vergelijkend-syntactische studie van den Renout en het Volksboek der Heemskinderen

(1934)–L.A.H. Albering–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IX.
De functies van de voegwoordelijke bijzinnen.

54.

Het aantal voegwoordelijke bijzinnen bedraagt in de onderzochte fragmenten van Rt. 143, in Vb. 159; in beide teksten ± 74% van het totale aantal bijzinnen. Van alle voegwoordelijke zinnen is, zoowel in Rt. als in Vb. het aantal ‘dat-zinnen’ verreweg het grootst, n.l. in Rt. 63, in Vb. 69.

[pagina 84]
[p. 84]

De Zinnen met ‘dat’.

§ 55.

Als subjeetszin komt een zin met ‘dat’ in Rt. 7 maal, in Vb. 10 maal voor. Slechts een enkele keer gaat de subjectszin aan den hoofdzin vooraf en wordt dan in Vb. door een pronomen in dien hoofdzin hervat. Correspondeerende voorafgaande zinnen vinden we bij een hoofdzin bestaande uit het ww. zijn, verbonden met een substantief: Rt. 125 Dat ghi so lange zwijcht, es dorperhede.’ Vb. 25.9 dat gi nu swicht, dats grote dorperheit. - In Vb. gaat bovendien nog eenmaal een samengetrokken verband van subjectszinnen aan een hoofdzin vooraf, die bestaat uit ‘zijn + adjectief’, n.l. 63.17 dat gi dese broders sende den coninc ende hise tleven naem, dat waer scandelic, heer coninc. -

De subjectszin met ‘dat’ volgt:

1o. bij zinnen met het werkwoord zijn.

Bij een hoofdzin met ‘zijn + substantief’ vinden we in Vb. tweemaal een volgende dat-zin (59.17, 64.37).

Bij een voorwaardelijken bijzin met ‘zijn’ vinden we twee stellen correspondeerende voorbeelden. De bijzin bestaat echter in Rt. uit ‘zijn + substantief’, in Vb. uit ‘zijn + het’. Overigens komen in Vb. nog twee dergelijke zinsverbanden voor, waar Rt. éénmaal een enkelvoudigen voorwaardelijken bijzin met Vf. voorop heeft, en in het andere geval een corresp. zin in Rt. ontbreekt.

Vb. heeft ‘ist dat’ en ‘waert dat’ tot voegwoord ontwikkeld.

Rt. 189 Of sake ware dat gi hat kinder. Vb. 26.1 Oft waer dat gi kinder had luttel of veel, - Rt. 456 Si dat sake, dat gijs oec niet // Ne doet, Vb. 62.20 ende ist dat gi des niet ne doet so enz.
Vb. 62.33 ende ist dat ghijse met verradenis opgaeft enz. Rt. 486 Wildise oec, sem mijn leven! // Met verranessen upgeven, - Vb. 148.14 ende waert dat hi hem geen hulpe en dede, so most hi enz.

Bij een toegevenden bijzin met ‘zijn’, ingeleid door ‘al’: Rt. 100 Al waert, dat hi verdeelt ware, - (een corresp. zin ontbreekt in Vb.).

2o. bij zinnen met andere werkwoorden dan ‘zijn’.

gebeuren.

Een inleidende zin in Vb. verwekt een samengetrokken verband van ‘dat-zinnen’, waar Rt. samentrekking van hoofdzinnen bevat:

[pagina 85]
[p. 85]

Rt. 1 Was voir .i. veinstre gestaen, // Ende enz. - Vb. 23.25 Soe geboerdet nadat die maeltijt ghedaen was, dat vrou Aye de scone vrouwe was voir een veynster van der salen gaen staen ende sach in een valleye comen ridende de vier ridders.

helpen.

In Rt. komen twee subjectszinnen voor bij een vragenden hoofdzin met ‘helpen’, epische rhetorische vragen, die in Vb. ontbreken: Rt. 733 Wat holpe dat ict updecte lanc // Van der brulocht, die daer was, - verder: 893.

behagen.

Eén voorbeeld in Rt.; het vage ‘dat’ is in Vb. vervangen door een duidelijk temporaal voegwoord:

Rt. 292 Hem behages harde wale // Dat hi de rudders comen sach // Te sire herbergen up dien dach. - Vb. 60.11 ende als hi se sach was hi blide.

zeggen.

Een zin met een passief gezegde van het ww. ‘zeggen’ wordt in Vb. gevolgd door een ‘dat-zin’ met subjectsfunctie; Rt. heeft hier de directe rede:

Rt. 909 Dat volc antworde gemenelike: // ‘Hi heeft opgegeven zijn rike, enz. - Vb. 148.2 Doe wert die heren geseit dat coninc Yewijn hem ghegeven had in een cloester genoemt Beurepaer ende en woude nemmermeer de crone meer dragen (weer een voorb. van samengetr. subjectszinnen in Vb.).

§ 56.

Het aantal objectszinnen is natuurlijk grooter dan dat der subjectszinnen: in Rt. 28, in Vb. 26 gevallen.

Het regeerend praedicaat is de uiting van een gedachte, gevoel of wil, de werking van den geest of de zintuigenGa naar voetnoot1). Op dezen regel heeft Vb. één uitzondering: 62.10 coninc Karel van Vrancrijc heeft een brief an mi gesent, de inhout dat ic hem senden woude de iv. broeders. - De regeerende zin is weer een ‘logische’ toevoeging van Vb. In plaats van een dergelijken analytischen zinsvorm heeft Rt. 436: Hier heift geeist Karel die coene // Om Aymijns kinder van Dordoene.

Behalve in de genoemde uitzondering in Vb. is het subject uiteraard een levend wezen. De regeerende zin gaat steeds

[pagina 86]
[p. 86]

voorop en bevat soms een pronomen, dat den objectszin aankondigt, vooral in Rt.Ga naar voetnoot1):

Rt. 921 Als Yewe die monec dat sach, // Dat Roelant vor den cloester lach, - Vb. 148.8 Ende als Yewyn dit sach dat die ghenoten voir den cloester lagen, - verder: Rt. 385, 397, 735, 760, 933, Vb. 25.31.

Behalve deze zinnen met een ‘aankondigend’ pronomen in den regeerenden zin bevat Rt. nog 22 objectszinnen, Vb. 23, waarvan er 11 correspondeeren. De niet-correspondeerende objectszinnen in Rt. komen o.a. voor in vaste epische constructies, die in Vb. ontbreken; zinnen als: 402 Alstie bode vernam, // Dat hi in Gasscoengen quam. - Verder ontbreken er door bekorting verschillende zinnen in Vb., soms door omwerking van het zinsverband. De niet correspondeerende zinnen in Vb. vinden hun oorzaak in den verklarenden stijl, de uitbreidingen en de neiging tot het gebruik van de indirecte rede.

‘Dat-zinnen’ met de functie van een voorzetselvoorwerp komen in beide teksten zelden voor, n.l. 2 maal, waaronder één correspondeerend stel zinnen:

Rt. 538 Maer hem jamerde sere // Om Renout den jonchere, // Ende om sine broedre, die met hem waren, // Dat si hem souden ontfaren, - Vb. 63.21 want hem iammerde seer Reinout ende sine broeders, dat si van hem sceiden souden.
Rt. 377 Ende Yewe wasser harde blide, // In wat wige si quamen, // Dat si altoos den zege namen, - Vb. 25.14 ende waren seer verstoert van binnen dat si daer waren gecomen sonder wapenen.

§ 57.

Dat-zinnen, verbonden met een woord van den regeerenden zin komen in beide teksten nagenoeg even veel voor.

Veelvuldig vinden we de verbinding met ‘so’, als graadbepaling bij een adjectief, een enkele maal met ‘so’ als graadbepaling bij een adverbium. In Vb. komt verder één zin voor, verbonden met ‘so’ als bepaling bij het werkwoord; we constateeren hier een overgang maar ‘so-dat’: 146.37 ende geraecten wel so dat hi wonder dede.

[pagina 87]
[p. 87]

De neiging tot verzwaring der voegwoordelijke vormen in Vb. blijkt duidelijk bij de talrijke ‘dat-zinnen’, verbonden met ‘also’ als bepaling bij een werkwoord. We vinden steeds de opeenvolging ‘also dat’, terwijl in sommige zinnen blijkens de interpunctie ‘also’ reeds naar den bijzin is getrokken. Bijv.:

Vb. 61.27 daer hem God ende de .iv. ridders toe hulpen, also dat Yewijn sijn vianden verwan ende ontsien wert van sinen vianden. 64.20 ic soudet op hem wreken, alsoe dat hi mit vreden niet en soude mogen slapen op sijn bedde enz.

Ook in Rt. komen enkele ‘dat-zinnen’ voor, verbonden met ‘also’, waarin we de opeenvolging ‘also dat’ slechts eenmaal aantreffen. Elders is ‘also’ van den volgenden ‘dat-zin’ gescheiden. Bijv.:

Rt. 55 Ende hi hadde met sire tongen // Al dat hof also bedwongen, // Datter niemen spreken dorste, // Geen so rike landvorste.

Als graadbepaling bij een adjectief is ‘also’, alleen in Rt., enkele malen met een ‘dat-zin’ verbonden:

Rt. 430 Ende riep te rade sonder sparen // Alle sine man, die daer waren, // Met also groter listen, // Dats die heren niet ne wisten. 651 Gi heren, bedi wille hi // .I. huus maken also vast, // Dat hi niet gave .i. bast, enz.

Behalve de ‘dat-zinnen’, verbonden met ‘so’ en ‘also’, vinden we nog:

Rt. 69 Ende hine was niet in dien, // Dat hi up hem wilde sien. 182 Dies es mine herte tongereke, // Dat ic hem crone spannen soude, 619 .I. huus van al sulker sterken, // Datic Kaerl ende sine mage // Van .i. baste niet ontsage, - Vb. 25.28 God en verleende mi nie soveel gracien dat ic een kint hadde an u gewonnen.

De hier genoemde ‘dat-zinnen’ zijn bijzinnen van graad op enkele uitzonderingen na: de zin, verbonden met ‘in dien’ (Rt. 69) geeft een hoedanigheid te kennen, terwijl door ‘dies’ (Rt. 182) een causale bijzin wordt aangekondigd.

Zelden is een ‘dat-zin’ verbonden met een substantief van den regeerenden zin:

[pagina 88]
[p. 88]

Rt. 262 Ende sliepen toten stonden, // Dat si verbonden hare wonden. (Vb. heeft hier een andere lezing). 424 Karels bodscap ende niemare, // Dat hi hem sonde den mordenareGa naar voetnoot1), (in Vb. ontbreekt een corresp. zin).

§ 58.

‘Dat-zinnen’ met modale functies komen bijna uitsluitend als ondergeschikte zinnen voor. Als zelfstandigen optatieven zin kunnen we misschien beschouwen: Vb. 147.6 ‘Sit op u paert, dat U God ere!’Ga naar voetnoot2)

Finale zinnen vinden we vooral na een hoofdzin, die een bevel bevat, uitgedrukt door het werkwoord ‘ontbieden’Ga naar voetnoot3). Een enkele maal bevat de regeerende zin geen bevel in woorden uitgedrukt, terwijl in Rt. één geval voorkomt, waar in den regeerenden zin van een bevel of wensch in het geheel geen questie is. Voorbeelden:

Rt. 776 Hiomboet, waerlike dinc, // Sinen sweer den coninc, // Dat hi te hem quame zaen. Vb. 65.33 Reinout ontboet coninc Yewijn zyn wijfs vader dat hi tot hem quame.
Rt. 923 Ontboet Ywe vele houde // Sinen swagelinc Renoude // Bi .i. bode sonder blame, // Dat hi hem te hulpen quame // Jegen Roelant, den coenen degen. - vgl. de logische uitbreiding in Vb. van het ‘ontbieden’: 148.9 ende sende eenen bode mit een brief tot Reinout, de inhilt seer vriendelic an Reinout, of hi comen woude hem te hulpe tegen Roelant (een zelfde constructie: 64.3 en elders).
Rt. 72 Wi sijn boden totu gesant // Ende comen van den coninc van Vrankrike, // Dat gi croont Lodewike; - vgl. Vb. met verduidelijkende uitbreiding: 24.21 wy comen tot u als boden gesent vanden coninc van Vrancrijc de ons bi u laet bidden dat ghi comen wilt tot Parijs ende cronen zyn sone Lodewijc.
Vb. 25.4 Dair gaf si Roelant den scale ende dair na die ander drie heren dat si drincken souden - Rt. heeft hier een finalen (?) infinitief: 116 Doe gaf si drinken up die stede // Gonen rudders altemale enz.Ga naar voetnoot4)
Rt. 441 Wat rade gevedi mi hiertoe, // Dat ic blive in miner ere? - (Vb. 62.13 Raet mi hierin gi heren, wat mi best hierin gedaen is ende mijn eere mede bewaert).

[pagina 89]
[p. 89]

Consecutieve ‘dat-zinnen’ zijn zeldzaam in Rt., in het geheel slechts 2 gevallen, terwijl Vb. 7 dergelijke zinnen bevat. We vinden één correspondeerend stel zinnen; de andere consecutieve zin in Rt. wordt in Vb. verzwaard tot een zin met ‘so dat’. De overige gevallen in Vb. beantwoorden gedeeltelijk aan beknopter zinsvormen in Rt. (Vb. is logisch verklarend) gedeeltelijk aan graadaanduidende ‘dat-zinnen’, die verbonden zijn met een adjectief of adverbium van den regeerenden zin. Bijv.:

Rt. 827 Hi geractene ten scoudren boven, // Dat hem thoeft quam afgevlogen. - Vb. 146.37 ende geraecten seer wel so dat hi wonder dede.
Vb. 25.36 want worden si mi machtich dat si mi crigen, si souden mi doden.’ - Rt. 179 Gegreep si mi ooc, wete Kerst! // Sine gaven mi negenen verst, // Sine slougen mi ooc sekerlike.
Vb. 62.8 ende dede de baroenen heimelic bi hem comen, dats die broeders niet en wisten - Rt. 430 Ende riep te rade sonder sparen // Alle sine man, die daer waren, // Met also groter listen, // Dats die heren niet ne wisten.

Minder duidelijk consecutieve, misschien zelfs finale functie heeft:

Vb. 62.1 die bode haeste hem dat hi quam in Yewijns lant - (Rt. 402 Alstie bode vernam, // Dat hi in Gasscoengen quam, enz.).

Neigend tot graadbepaling en correspondeerend met een graadbepalenden zin in Rt., vinden we in het Volksboek:

59.23 ende reden dat si binnen iij. dagen quamen in Yewijns lant - Rt. 239 Do so voersi daerwaert // So verre bin .iij. dagen, // Dat si Yewes borch sagen.

Tenslotte moet nog vermeld worden een grammatisch onlogische ‘dat-zin’ in Rt., die conditionale functie heeft, althans neigt om conditionaal te worden. Tegenover dit onlogisch zinsverband heeft Vb. een meer logischen zinsbouw met een ‘dat-zin’ als subject:

Rt. 528 Dat gi Renout entie broedre sine // Upgavet daermen hem dade pine // Doen ende nemen tleven, // So haddise qualike upgegeven. - Vb. 63.17 dat gi dese broders sende den coninc ende hise tleven naem · dat waer scandelic, heer coninc.

[pagina 90]
[p. 90]

§ 59.

Zinnen met combinaties van het voegwoord ‘dat’.

Een ‘alsdat-zin’, met graadaanduidende functie vinden we een enkele maal in beide teksten (Rt. 695, Vb. 62.34); verbonden met een substantief van den hoofdzin komt een zin met ‘als dat’ voor in Vb.:

26.6 Voerwaer heren, so sijn de eden verloren de gi swoirt doen ic u eerstwerf besliep, alsdat gi doden soudet alle die kinder die ghi bi mi wont - (een uitbreiding in Vb.).

‘So dat-zinnen’, met consecutieve functie, komen uitsluitend in Rt. voor; Vb. gebruikt in die gevallen een ‘dat-zin’ of een verzwaarden vorm met ‘also dat’.

Rt. 689 Den hals slouch hi hem ontween, // So dat hi doot met allen // Vor sine voete quam gevallen. Vb. 65.3 ende sloech Anceel met een vuyst in zijn hals dat hij ter aerden storte ende doot bleef:
Rt. 938 Hi wildem geven gevaen, // So dat men hem in corter stonde // Die tonge snede uten monde - (een corresp. zin ontbreekt in Vb.).
Rt. 764 Alle die dit vernamen, // Wijf ende man ter roche quamen, // So dat Renout, die helt nameconde, // Vergaderde in corter stonde enz. - In Vb.: ‘also dat,’ vgl. § 57).

Behalve deze verzwaringen van ‘dat’ komen nog enkele andere voor, waarvan we telkens slechts één voorbeeld aantreffen. Zoo leidt in Rt. ‘dor dat’ een causalen zin in (694), ‘nochtan dat’ een concessieven (131 vlgg.) en ‘war dat’ een localen zin (901 vlg.).

In Vb. vinden we temporale zinnen met ‘tot dat’ (60.4), ‘na dat’ (23.25), ‘met dat’ (148.31) en ‘teerst dat’ (24.15).

In Vb. blijkt het aantal combinaties grooter te zijn dan in Rt. (vgl. ook ‘also dat, § 57).

Terwijl de ‘dat-zinnen’ op enkele uitzonderingen na, bij de subjectszinnen, steeds op den hoofdzin volgen, gaan de zinnen met ‘dor dat’, ‘met-dat’ en ‘teerst dat’ aan den regeerenden zin vooraf.

De Zinnen met ‘als’.

§ 60.

Rt. bevat 19 ‘als-zinnen’, waarvan 14 met temporale functie; Vb. echter 43, waarvan 42 met temporale functie. Het groote aantal temporale ‘als-zinnen’ is typeerend voor het Volksboek, voor den vertellenden prozastijl. In zeer veel gevallen volstaat

[pagina 91]
[p. 91]

Rt. met het bijwoord ‘doe’ als aanloop van een enkelvoudigen hoofdzinGa naar voetnoot1). Terwijl Vb. op 43 zinnen slechts één niet-temporalen zin bevat, heeft Rt. op 19 daarentegen 5, d.w.z. bijna 25%.

De uitzondering in Vb. is een zin, waarvan de temporaal futurische functie zeer dicht de conditionale nadert:

Vb. 147.7 ende als hi hem hadde soude hij hem hangen aen een boem. - Rt. 869 Constine vinden in enich lant, // Hi soudene hangen doen tehant.’

Rt. bevat twee ‘als-zinnen’ met vergelijkende en eveneens twee met beperkende functie, terwijl één zin verzwakt is tot een ‘stoplap’Ga naar voetnoot2). In Vb. komen geen correspondeerende zinnen voor.

Rt. 518 Dat ghire dan sult winnen an, // Als dede van Lacviden Jan. - (Vb. heeft hier een bijw. bep. met ‘als’: als dander). - verder: 395.
Rt. 296 Ende groeten alsi best mochten. - verder: 565 vlgg.
Rt. 708 Doe riep Yewe Renout zaen, // Alsic u mach doen verstaen, // Ende sprac: -

Bij de temporale zinnen vinden we maar weinig gevallen, waar de ‘als-zin’ op den regeerenden zin volgt. In Rt. komt dit één keer voor bij een ‘als-zin’ met een futurisch Vf., een uitzondering. Vb. bevat vier zinnen, die op den hoofdzin volgen, waarvan er drie toegevoegde uitbreidingen zijn en de vierde beantwoordt aan een bijzin in Rt., ingeleid door ‘doe’:

Rt. 973 Des suldi u, bi onsen heere! // Hierna scamen harde sere, // Als men u verwiten sal, // Waer gi comt overal.’
Vb. 25.31 want ic wetet wel voerwair dat hijt myn vrienden ontweldigen sal als ic doot ben - verder: 62.22 vlg., 148.29 vlg.
Vb. 24.28 so dat hi dicwil bleec wort als hi sijn vianden so voer hem sach staen: - Rt. 83 Doe Aymijn sine viande // Vor hem sach in sinen lande, // Doe wert hi bleec ende vale,

Voorafgaande aan den regeerenden zin vinden we in Rt. dus 13 zinnen, in Vb. 38. In deze zinnen staat het Vf. meestal in het imperfectum, n.l. in Rt. 10 en in Vb. 29 maal (resp. 77% en 76%). De overige zinnen vertoonen een omschreven vorm

[pagina 92]
[p. 92]

met ‘hebben’ of ‘zijn’; ze hebben perfectische functie; duidelijk wordt de voltooide handeling aangegeven, vergeleken bij den hoofdzin. Bijv.:

Rt. 823 Als hi .iii. slage hadde gegeven, // Heeft Ogier tsweert verheven, 779 Als Yewe heift verstaen, // Voer hi derwaert, bi sente Jan, - verder: 153.
Vb. 60.1 Als dese vier ridderen geslapen hadden saten si op Beiaart - 147.4 Als dat ghedaen was vraechde Ogier of hi voldaen had. - verder b.v. 60.13, 61.16.

Al deze gevallen in Vb. zijn zinnen in nader verklarend verband, die in Rt. niet voorkomen; één uitzondering is er, een zin die correspondeert met eveneens een ‘als-zin’ in Rt., maar met eenvoudig praeteritum en momentane functie:

Vb. 62.7 Als Yewijn den brief gelesen hadde ende dat inhouden daer of verstaen, was hi droevich - Rt. 428 Als Yewe de bodscap verstoet, // Wert hi drouve in sinen moet,

In de ‘als-zinnen’ met eenvoudig praeteritum is in tegenstelling met de hier boven genoemde, gelijktijdigheid van handeling in hoofd- en bijzin niet uitgesloten, zelfs vaak bedoeld. Ze drukken een momentaan òf incoatief aspect uit. In deze keuze der werkwoorden is slechts weinig variatie; zoowel in Rt. als in Vb. zijn er onder deze zinnen vele stereotiepe vormen. Veelvuldig worden gebruikt in beide teksten de werkwoorden: sien en comen; in Rt.: vernemen, verstaen, spreken; in Vb.: horen, sijn (als koppelww. èn als onafhankelijk ww.). Voorbeelden:

Rt. 246 Als Ridsaert die borch sach, // Mogedi horen, wes hi plach. 905 Ende alsi quamen int lant, // Stichten si bede roef ende brant, 428 Als Yewe de bodscap verstoet, // Wert hi drouve in sinen moet, 522 Als Lambert sprac dese wort, // Ysoreit balch enz.
Vb. 65.5 Als die coninc dit sach, seide hi: 64.1 Ende als si biden coninc quamen, grueten si hem 148.5 Als dit de genoten hoerden swoeren si alle enz. - 146.32 ende als elc op sijn stede int crijt waren, lieten dye twe heren haer orssen te gader lopen 147.2 ende als Gontier doot was ende dat Ogier sach was hi blide.

[pagina 93]
[p. 93]

De Zinnen met ‘of’.

§ 61.

Het aantal zinnen met ‘of’, dat in Rt. 6 bedraagt, is in Vb. vergroot tot 8, terwijl we hier bovendien nog 2 zinnen met het verzwaarde voegwoord ‘gelijc of’ constateeren:

Vb. 64.22 ic ende mijn broeders sullen u al ons leven dienen gelijc of ghi onse vader waert.’ - Rt. 639 Gelijc gi waert onse vader.’
Vb. 65.7 so sal hi mi helpen waer ict te doen heb, ende sine broeders mede, gelijc of ic hair vader wair.’ - (een uitbreiding van Vb.).

Deze zinnen met den verzwaarden vorm van het voegwoord hebben vergelijkende functie, evenals 3 ‘of-zinnen’ in Rt. en 1 in Vb., de laatste correspondeerend met een der zinnen in Rt.:

Rt. 324 Yewe onthaletse of hi hare vader // Hadde geweist allegader. - Vb. 61.10 ontfinc hise met bliscap oft sijn kinderen hadden geweest - verder: Rt. 53, 374 vlg.

Of-Zinnen met objects-functie komen in Vb. voor ten getale van 5; Rt. bevat slechts één dergelijken zin, correspondeerend met Vb. Het voegwoord ‘of’ is in deze zinnen dubitatief:

Rt. 96 Ende segt, of gi Lodewike // Cronen wilt, - Vb. 24.32 segt ons u meninge of gi Lodewijcke cronen wilt.
Vb. 61.35 inhoudende: oft coninc Yewijn enz. 148.11 de inhilt seer vriendelic.... of hi comen woude (Rt. heeft in deze beide gevallen ‘dat-zinnen’ met objectsfunctie, volgende op een zin met ‘ontbieden.’) 147.4 Als dat ghedaen was vraechde Ogier of hi voldaen had. (Rt. heeft de directe rede). 64.25 ende heeft mi gebeden om die roetse in den Gronde, of icse hem geven wil (een uitbreiding van Vb.).

In den conditionalen ‘of-zin’ heeft ‘of’ evenals in den objectszin dubitatieve functie. Beide teksten bevatten twee gevallen, waaronder één correspondeerend stel zinnen:

Rt. 189 Of sake ware, dat gi hat kinder, - Vb. 26.1 oft waer dat gi kinder had luttel of veel.
Rt. 813 God hi moete mi verdomen, // Of ic gave omme u romen // Die quatse botte, die nie wies: (een corresp. zin ontbreekt in Vb.) - Vb. 66.36 ‘Gi hebt een scoen ende starc castele gemaect ende wel versien oft noot dede: -

[pagina 94]
[p. 94]

De Zinnen met ‘daer’.

§ 62.

Het aantal zinnen ingeleid door het voegwoord ‘daer’ bedraagt in Rt. 19, in Vb. 13.

1o. In resp. 10 en 7 gevallen heeft ‘daer’ betrekking op een substantivisch antecedent; deze bijvoegelijke ‘daerzinnen’ volgen op den regeerenden zin, op een enkele uitzondering na, waar ze den zin, na het substantief waarop ze betrekking hebben, onderbreken:

Rt. 968 Desen lachter, dar wi in sijn, // Dese scande ende dit seer // Ne verwinnen wi nembermeer. - Vb. 148.26 dese scande. ende laster daer wi nu in zijn en mogen wi nemmermeer verwinnen.
Vb. 24.14 Die vier ridders dair ic voir of seide sijn gecomen in de sale (de ‘dair-zin’ is een verduidelijkende toevoeging van Vb.).

Evenals in de geciteerde zinnen is ‘daer’ ook in de meeste bijvoegelijke zinnen, die op den hoofdzin volgen, verbonden met een volgend adverbium. Slechts in enkele gevallen is ‘daer’ uitsluitend verbonden met een locale voorzetselbepaling van den hoofdzin:

Rt. 508 So laetse varen haestelike // In .i. ander conincrike, // Daer si Karel niet ontsien.’ - Vb. 63.3 so laetse varen in een ander lant daer si Karel nyet en ontsien.
Rt. 450 Dat si groten lachter daden // Den coninc in sire kemenaden, // Daer si slougen jamerlike // Doot den coninc Lodewike. (een corresp. zin ontbreekt in Vb.).
Vb. 63.19 laetse varen in een ander lant, daer si hem weten te onthouden voir coninc Karel, (Rt.: daer si in bliven ongescant).

Verbonden met een substantivisch antecedent of terugslaand op den inhoud van den hoofdzin, tevens verbonden met een adverbium in den bijzin, vinden we:

Rt. 46 In enen bliaut van groenre siden, // Die diere was ende goet, // Daer menich goet steen in stoet. (Vb. dat verciert was met menigen goeden steen). 823 Ende gaf Goutiere .i. slach, // Daer hem die doet ane lach. (Vb. so dat hi ..). 947 Dat men hem die herte utesnede, // Daer hi de verranesse mede dede (een corresp. zin ontbreekt in Vb.).
Vb. 59.24 ende versagen dat casteel daer Yewyn ende sijn baroenen op waren; (bekort uit een uitvoerige zinsconstructie in Rt. 239 vlgg.) 60.10 Doe liepen neder die ridders ende ioncfrouwen om dat paert te sien daer die heren op saten. (i. pl. v. den gecoördineerden zinsvorm

[pagina 95]
[p. 95]

in Rt. 287 die bescouwen // Wilden tors van sconen leden, // Entie rudders diere quamen gereden). - Evenzoo: Vb. 60.13 so toechden si den coninc thoeft daer die croen op stont (i. pl. v. Rt. 298 Thooft dat si vor hem brochten, // Ende .i. crone daerup gebonden). Vb. 61.26 hi had altoes victorie, daer hem God ende de iv. rudders toe hulpen. (Rt. 377 Ende Yewe wasser harde blide, // In wat wige si quamen, // Dat si altoos den zegen namen).

2o. ‘Daer-zinnen’ zonder antecedent in den voorafgaanden hoofdzin bevat Rt. 8, Vb. 5. Het zijn meerendeels zinnen met locale of richting-aangevende functieGa naar voetnoot1):

Rt. 149 Ende liep daer Aymijn stont, (Vb.: tot Aymijn) 154 Sprac hi daer hi stoet (een epische formule, die in Vb. ontbreekt) - verder 232 vlg., 396, 446 vlg., 581 vlgg.
Vb. 59.14 Nu en weet ic niet werwert wi tiden mogen dair wi onthout souden hebben. - Behalve richting-aangevend is deze zin ook finaal, wat o.a. blijkt uit de constructie in Rt.: 217 warewaert // Wi mogen waren omme onthout - verder 25.6, 148.19.

Met finale functie vinden we in Rt. een zin, die in Vb. is weggelaten:

Rt. 528 Dat gi Renout entie broedre sine // Upgavet daer men hem dade pine // Doen ende nemen tleven.

Met temporale functie, die o.a. blijkt door vooropplaatsing van den ‘daer-zin’:

Rt. 977 Daer die vrouwe dese tale sprac, // Die trane haer uten ogen brac, - (Vb. met dat dese vrouwe dese woerden sprac enz.).

Als gezegde-zin vinden we één voorbeeld in Rt., waarbij een correspondeerende zin in Vb. ontbreekt:

Rt. 255 Dats daer wi te ridene achten.

Onbepaald of conditionaal is de toegevoegde ‘daer-zin’ in Vb.:

25.35 Ic soudese scaden daer ic mochte - (Rt. 178 Dien soudic wel gerne slaen).

[pagina 96]
[p. 96]

Het aantal voorbeelden van de bijzondere functies der ‘daerzinnen’ is te gering om veel conclusies te kunnen trekken. Een uitzondering maakt de temporale functie in Rt., die in Vb. blijkbaar verouderd is. Vb. neemt den zin bijna letterlijk over, maar wijzigt ‘daer’ in ‘met dat’.

De Zinnen met ‘waer’.

§ 63.

Behalve zinnen met locale en richting-aangevende functie vinden we ook enkele objectszinnen; van de eerstgenoemde komen 5 gevallen voor in Rt. en 1 in Vb., van de laatste 1 in Rt. en 2 in Vb. Voorbeelden:

Rt. 212 Doe reitsi, waer si wilden (een corresp. zin ontbreekt in Vb.). 373 Castele maken, waer hi wilde. (Vb.: daert hem geliefde) - Vb. 65.7 so sal hi mi helpen waer ict te doen heb, (een uitbreiding van Vb.).
Rt. 907 Ende vrageden omme niemare, // Ende waer die coninc Ywe ware. - Vb. 148.2 vraechden si waer den coninc Yewijn mochte sijn. 62.2 ende vernam wair die coninc was ('n uitbreiding van Vb.).

Als variatie van een locale voorzetselbepaling vinden we een ‘waer-zin’ in de volgende correspondeerende zinsconstructies:

Rt. 670 ‘So sal men u in corter tijt // Ontsien over de marken wijt, // Waer ment vernemet, seggic u.’ - Vb. 64.33 ‘so sal men u ontsien in veel plaetsen waerment verneemt.’

Duidelijk wordt de richting-aangevende functie merkbaar door een verzwaring van het voegwoord tot ‘warewaert (werwert)’:

Rt. 217 ‘Nu ne wetic, warewaert // Wi mogen varen omme onthout.’ - Vb. 59.14 ‘Nu en weet ic niet werwert wi tiden mogen dair wi onthout souden hebben.’

§ 64.

Behalve de besproken voegwoordelijke bijzinnen komen nog enkele zinnen voor, ingeleid voor ‘doe’ en ‘eer’, met temporale functie, ingeleid door ‘gelijc’ en ‘dan’ met vergelijkende functie, een ‘so-zin’ met vergelijkend-modaal karakter en eenige ‘hoezinnen’ met objectsfunctie; ‘hoe’ heeft dan vragende functie of is antwoord op een vraag.

[pagina 97]
[p. 97]
Rt. 83 Doe Aymijn sine viande // Vor hem sach in sinen lande, // Doe wert hi bleec ende vale, (Vb. heeft een achtergevoegde ‘als-zin’: als hi sijn vianden so voer hem sach staen). - Vb. 23.28 Doe si[se] gewaert wert comen ridende mercte si enz. - verder 61.32 (beide zinnen zijn uitbreidingen van Vb.); 26.5 so sijn de eden verloren de gi swoirt doen ic u eerstwerf besliep (een uitbreiding van Vb.; in tegenstelling met de andere zinnen aan het einde van het zinsverband).
Rt. 126 Ende eer soe twort vulseide, enz. (Vb. heeft uitgebreider verhaaltrant) - verder: 861 (Vb. mist een corresp. zin). - Vb. 146.35 met alle sijn cracht eer Ogier te weer conde comen (een uitbreiding van Vb.).
Rt. 638 Ende mine broedre allegader, // Gelijc gi waert onse vader.’ (Vb.: gelijc of).
Rt. 200 ‘Ic vlo mi liever uter noot. // Dan ic dus soude bliven doot.’ - Vb. 59.7 ic vloge liever uter noot dan ic dus doot bliven soude.’Ga naar voetnoot1)
In plaats van ‘hoe-zinnen’ met objectsfunctie heeft Rt. òf een object òf de directe rede:
Vb. 61.6 Ic wiste gaerne hoe ghi hiet - (Rt. uwe namen) 61.7 ende seggen hoe wi hieten - (Rt. seggen onse namen). 147.8 vraechde hi hoe de camp vergaen was - (Rt.: directe rede).
Vb. 23.33 de vierde is heer Bernaert so mi dunct - (een uitbreiding van Vb.).

Tenslotte moeten nog genoemd worden de zinneningeleid door ‘al’, waarvan ik drie voorbeelden in beide teksten vond. Ze hebben, op één uitzondering in Vb. na, concessieve functie; in Rt. gaan twee zinnen aan den hoofdzin vooraf, in Vb. volgen ze alle drie op den regeerenden zin.

Rt. 100 Al waert dat hi verdeelt ware, // Nochtanne.... - verder 653, 721; (telkens ontbreekt door bekorting een correspondeerende zin in Vb.).
Vb. 65.14 ‘want hi en mach u niet deren allage hijer voer honder tjaer.’ - (Rt.: hi mochte u niet .... deren binnen .c. jaren). - 147.16 ende halen hem al waer hi te Beurepaer - (een uitbreiding van Vb.).

Een ‘al-zin’ met vergelijkende functie gebruikt Vb. éénmaal, in plaats van een vergelijkenden ‘of-zin’ in Rt.:

Vb. 24.11 Aldus sat Aymyn met groter overmoet al hadde hi here geweest over al Kerstenrijc. - (Rt. 53 Hi sat of hem ware onderdaen // Dat kerstinede heeft bevaen).

[pagina 98]
[p. 98]

Conclusies aangaande de voegwoordelijke bijzinnen.

1.Procentsgewijze bevatten Rt. en Vb. evenveel voegwoordelijke bijzinnen. In beide teksten is het aantal zinnen met ‘dat’ verreweg het grootst.
2.We kunnen de volgende soorten van ‘dat-zinnen’ onderscheiden:
a.de subjectszin: bijna altijd volgend op den hoofdzin. Gaat de bijzin vooraf, dan vinden we in Vb. een hervatting in den hoofdzin door een pronomen.
b.de objectszin: in beide teksten frequent voorkomend; het regeerend praedicaat is de uiting van een gedachte, gevoel of wil, de werking van den geest of de zintuigen. De regeerende zin gaat steeds voorop en bevat soms een ‘aankondigend’ pronomen, vooral in Rt.
c.de ‘dat-zin’, verbonden met een woord van den regeerenden zin: vooral met ‘so’ en ‘also’. Vb. toont een neiging tot verzwaring van den voegwoordelijken vorm (so dat, also dat).
d.de ‘dat-zin’ met modale functie: zinnen met finale functie komen in beide teksten voor; consecutieve zinnen zijn zeldzaam in R., in Vb. talrijker.
3.Het aantal combinaties met het voegwoord ‘dat’ is in Vb. grooter dan in Rt. In beide teksten komt voor: ‘als dat’, in zinnen met graadaanduidende functie; in Rt. constateeren we ‘so dat’, waar Vb. ‘dat’ bevat of den verzwaarden vorm ‘also dat’.
4.Het aantal ‘als-zinnen’ is in Vb. vergeleken bij Rt. zeer groot. Ze vervangen herhaaldelijk den aanloop ‘doe’ van een enkelvoudigen hoofdzin in Rt. Hun functie is meestal temporaal. Vb. heeft slechts één uitzondering, Rt. 5 (d.w.z. 25%). Zelden volgt de ‘als-zin’ op den regeerenden zin.
5.Het Vf. der ‘als-zinnen’ wordt meestal gebruikt in het imperfectum; de zin heeft dan een momentaan of incoatief aspect. Verder vinden we den omschreven vorm met ‘hebben’ of ‘zijn’ in zinnen met perfectische functie.
6.‘Of-zinnen’ bevat Vb. meer dan Rt.; bovendien telt Vb. 2 zinnen met het verzwaarde ‘gelijc of’. De functie der ‘of-zinnen’ is vergelijkend of conditionaal, terwijl ook - vooral in Rt. - de objectsfunctie voorkomt.
[pagina 99]
[p. 99]
7.Het aantal ‘daer-zinnen’ is het grootst in Rt. Het voegwoord is meestal verbonden met een volgend adverbium. We onderscheiden: zinnen met een antecedent, die meestal op den regeerenden zin volgen of dezen - soms - onderbreken nà het antecedent, en zinnen zonder antecedent, die meestal locale of richtingaangevende functie hebben, Andere functies vinden we zelden en in beide teksten verschillend; de temporale functie blijkt in Vb. te zijn verdwenen.
8.‘Waer-zinnen’ komen voor met locale en richtingaangevende functie en - vooral in Rt. - als objectszin.
9.Zinnen met andere voegwoorden, dan de hier genoemde komen zelden voor; ‘al-zinnen’ vinden we driemaal in beide teksten, met als regel: concessieve functie. Vb. bevat éénmaal de vergelijkende functie.

voetnoot1)
vgl. Overdiep. Zeventiende-eeuwsche syntaxis, § 38.
voetnoot1)
Een correspondeerend stel ‘dat-zinnen’ met genit. objectsfunctie vinden we in P. en Vb. In P. gaat regelmatig de hoofdzin vooraf, terwijl in Vb. de objectszin voorop staat, door een pron. gen. object in den hoofdzin hervat: P. 4 Danc hebbe hi, dat hine slouch; - Vb. 35.15 ‘Dat hi den cock doot sloech, des is hi dancs waerdich. -

voetnoot1)
Evenzoo: P. 34 Mettien cam daer die niemare // Dattie drossate doot ware; - In Vb. vinden we hier een objectszin: Vb. 36.10 Doe quam men daer clagen.... dat sijn drossat doot waer.

voetnoot2)
In het Hs. van Rt. ontbreekt de corresp. zin. Matthes geeft: 838 ‘Sit op, God geve u pardoen!’
voetnoot3)
Een finale ‘dat-zin’ na een hoofdzin met het w.w. ‘ontbieden’, verbonden met ‘vrede’, vinden we in Vb., met een dergelijken zin in P. correspondeerend: P. 36 Nochtan gheboet die keiser vrede, // Dat men up Reinoude niet ne dede. - Vb. 36.11 Nochtan geboet de coninc vrede, datter niemant so koen en waer de Reinout misdede.
voetnoot4)
Zie: ‘Infinitief-constructies’, § 28.

voetnoot1)
vgl. Uitbreidingen in het Volksboek, § 3.
voetnoot2)
P. bevat één ‘als-zin’, die zijn vergelijkende functie verloren heeft, een ‘formule’ geworden is: P. 21 Ende sloechene, als ghi nu ghet horen. (een corresp. zin ontbreekt in Vb.).

voetnoot1)
In P. komt een zin voor, ingeleid door ‘aldaer’, in Vb. vervangen door een ‘daer-zin’:
P. 5 ‘Ic sach wel, aldaer hi sat, // Datti enz. - Vb. 35.17 ic sach selver wel....de iongelingen, daer si saten -

voetnoot1)
De ethische datief ‘mi’ is in Vb. uitgevallen; het adverbium ‘liever’ krijgt daardoor meer gevoelswaarde.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Historie vanden vier heemskinderen

  • over Renout van Montalbaen