Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Krimpenerwaard (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Krimpenerwaard
Afbeelding van De KrimpenerwaardToon afbeelding van titelpagina van De Krimpenerwaard

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (30.03 MB)

XML (1.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/architectuur


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Krimpenerwaard

(1996)–Catharina L. van Groningen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Ten geleide

Het voor U liggende deel in de reeks ‘De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst’ behandelt wederom een gedeelte van de provincie Zuid-Holland en sluit daarmee in landschaps- en gebouwentype naadloos aan op de reeds eerder beschreven regio's ‘De Vijfheerenlanden’ en ‘De Alblasserwaard’, die in 1989 en 1992 van de pers kwamen. In totaal zijn er nu vijf delen verschenen over deze provincie. Naast bovengenoemde delen maken ‘Leiden en het westelijk Rijnland’ uit 1944 en ‘Voorne-Putten’ uit 1992 het quintet vol.

Met het werk aan de Krimpenerwaard - inventariseren, opmeten, fotograferen, literatuur- en archiefonderzoek en schrijven - is begonnen in de tweede helft van 1992. Tekst en afbeeldingen waren gereed op 1 juli 1995.

 

De beschrijver en zijn team hebben zich te houden aan de ‘Leidraad voor de Geïllustreerde Beschrijving der Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst’, gepubliceerd in de Staatscourant, 8 februari 1983, nr. 4877. Hierin wordt onder andere gesteld dat de ‘Geïllustreerde Beschrijving van de Nederlandse Monumenten’ geen beschrijving van alle objecten in een gebied hoeft te geven. Men, de beschrijver, dient een onderscheid te maken tussen de objecten met grote individuele waarde - deze kunnen afzonderlijk behandeld worden - en objecten die typologisch beschreven worden. Er zal steeds voor moeten worden gewaakt dat te veel details worden beschreven. Vooral dat laatste is een steeds terugkerend punt in de discussies over de inhoud van de delen der Geïllustreerde Beschrijving. Per slot hebben zij tot doel als naslagwerk te dienen voor degenen die zich nader in de (bouw) geschiedenis van monumenten wensen te verdiepen, materiaal te verschaffen voor de studie van het bouwen in de ruimste zin en het leveren van gegevens voor restauratie van monumenten. Het weglaten van details kan in voorkomende gevallen de diepgang van de studie frustreren. Toch is er met name bij de twee laatst verschenen delen bewust gekozen voor het volgen van een ontwikkelingslijn, een meer algemene behandeling van de gebouwde omgeving in een gebied. Door het publiceren van uitvoerige bronnen- en literatuurlijsten wordt de geïnteresseerde lezer de gelegenheid geboden een onderwerp verder uit te diepen.

Het gevolg van deze keuze is wel dat veel vergaarde, direct op het gebouw betrekking hebbende informatie uiteindelijk niet in dit boek is terecht gekomen. Verloren gegaan is zij overigens niet: de gegevens zullen in een geautomatiseerd bestand van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg worden opgenomen en worden aldus voor een ieder raadpleegbaar.

 

In tien hoofdstukken is het zeer gevarieerde bestand aan gebouwen en bouwwerken in de Krimpenerwaard beschreven. De volgorde van behandeling, van verdedigingswerken tot en met boerderijen, is historisch bepaald en is vanouds gehanteerd bij het samenstellen van de Voorloopige Lijsten (tussen 1908 en 1933) en de Geïllustreerde Beschrijvingen van de Nederlands(ch)e Monumenten van geschiedenis en kunst (sedert 1912). Of een gebouw al dan niet de status van beschermd rijks- of gemeentelijk monument bezit, heeft geen rol gespeeld bij de opname. Evenmin is de tijdlimiet van 50 jaar, in de Monumentenwet voor beschermde monumenten strikt gehanteerd, als hard uitgangspunt genomen. De inleiding werd al in een vroeg stadium van het onderzoek samengesteld door de historisch-geograaf drs. M.A. Kooiman. Dit hoofdstuk vormt door de onderwerpen die erin ter sprake komen als de ontstaansgeschiedenis van het land, de bewoningsgeschiedenis, de ontwikkeling van de nederzettingen en de waterhuishouding als het ware de onderlegger voor de hierna volgende capita. Bij het hoofdstuk over de verdedigingswerken staat Schoonhoven centraal, aangezien

[pagina 10]
[p. 10]


illustratie
Detail van het oxaal in de Grote kerk te Schoonhoven. Op het fries boven de poortboog ziet men aan de linkerkant de Verkondiging aan de herders. Rechts is de Aanbidding van de drie koningen verbeeld (foto RDMZ, 1995).


[pagina 11]
[p. 11]

die stad het meeste in dit opzicht bewaard heeft. De polders, de verdwenen en nog bestaande molens en gemalen, sluizen en bruggen zijn het onderwerp in het volgende deel over de weg- en waterbouwkundige werken. Dit hoofdstuk is rijk voorzien van uniek fotomateriaal van inmiddels verdwenen molens. G.H. Keunen, verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, heeft zijn grote kennis over dit onderwerp onbaatzuchtig beschikbaar gesteld. Het historische fotomateriaal komt dan ook uit zijn eigen collectie. Bij de openbare werken komen de stadhuizen en raadhuizen, de waag en het doelengebouw, de beide laatste in Schoonhoven, aan de orde. Wegens de geringe omvang van dit bestand èn de betekenis ervan kon aan alle gebouwen een individuele beschrijving worden gewijd. Zoals dat bij de andere delen ook het geval was, blijkt het hoofdstuk over de kerken verreweg het meest omvangrijke te zijn. Dat is het gevolg van de diverse invalshoeken van waaruit de kerkgebouwen onder de loep zijn genomen, zoals de verschillende typen van gebouwen, de lotgevallen, de restauraties door de tijden heen van kerken en torens, het toegepaste materiaal en de constructies van met name de kerkkappen. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt alles samengevat in korte bouwgeschiedenissen van de voornaamste kerken. Een tweede zeer omvangrijk hoofdstuk behandelt de inventarisstukken in de kerken. De inventarisatie, het onderzoek en de uitwerking lag ook dit maal in de handen van drs. Nicoline Zemering, die in haar werk veel steun heeft ondervonden van drs. T.G.M. Graas, wetenschappelijk medewerker bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit te Utrecht. Wegens de bijzondere kwaliteit van het kerkzilver is besloten hier uitvoeriger dan gebruikelijk bij stil te staan. Een bijdrage over de orgels ontbreekt niet. O.B. Wiersma en R.W. van Straten, beiden verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, schreven deze paragraaf. Van de gebouwen van sociale zorg is maar weinig bewaard gebleven, hetgeen de reden is voor het kleine hoofdstuk. Het bestand aan woonhuizen daarentegen is aanzienlijk. Op typologische, chronologische, kunsthistorische en constructieve aspecten zijn de huizen in- en uitwendig onderzocht en geanalyseerd. Het zwaartepunt van het onderzoek lag in Schoonhoven. Eline Jörg, studente architectuur aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, deed in 1994, speciaal voor deze uitgave, een stageproject over de huizen in Haastrecht. Wegens de geringe tijd die zij ter beschikking had, heeft zij haar aandacht met name moeten richten op de bouwvormen en de gevels. Collega dr. D.J. de Vries heeft door dendrochronologisch onderzoek te verrichten naar een aantal kappen van Schoonhovense huizen in samenwerking met RING, de Stichting Nederlands Centrum voor Dendrochronologie, de bouwdata ervan kunnen vaststellen. De historicus drs. S.M. van Genuchten werd bereid gevonden het hoofdstuk over het industriële erfgoed te schrijven. Van Genuchten is als medewerker verbonden aan het Projectbureau Industrieel Erfgoed. Hij verrichtte zijn onderzoek in de laatste maanden van 1994. Het laatste hoofdstuk handelt over de boerderijen. In een van ouds agrarisch gebied als de Krimpenerwaard is de rijkdom en verscheidenheid van deze gebouwengroep groot. Ook hier leende het onderwerp zich uitstekend voor een typologische benadering. Evenals bij de kerken en de woonhuizen werden de boerderijen uit verschillende invalshoeken benaderd, teneinde een zo compleet mogelijk beeld van de ontwikkeling te verkrijgen. De medewerkers van de Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek (SHBO) te Arnhem stelden hun kennis en de gegevens uit hun collectie probleemloos beschikbaar. Zij leenden een willig oor en een kritische blik bij het samenstellen van dit hoofdstuk. De heer L.M. den Toom uit Ammerstol putte uit zijn grote kennis over tegels en tegeltableaus in de Krimpener- en Lopikerwaard en leverde een bijdrage over dit onderwerp. Een bibliografie en registers sluiten tenslotte dit deel van de Geïllustreerde Beschrijving af.

 

Dat de auteur niet de enige was die zorg droeg voor de inhoud van het boek moge uit het vorenstaande duidelijk zijn. Bij de terloopse opsomming van co-auteurs en andere medewerkers ontbreekt tot nu toe Jan Jehee, bouwhistoricus bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Hij vormt samen met de auteur de ruggegraat van het beschrijversteam dat deze uitgave tot stand heeft gebracht. Zijn inbreng, het bouwhistorisch onderzoek, de opmetingen en de voortdurende dialogen met de auteur over vrijwel alle onderwerpen en benaderingswijzen waren van onschatbare waarde voor het uiteindelijke resultaat. Een dergelijke samenwerking tussen een bouwhistoricus en cultuurwaardenonderzoeker is absoluut noodzakelijk om tot een produkt te komen dat meer is dan de optelsom van disciplines.

[pagina 12]
[p. 12]

Zo heeft de publicatie een grotere reikwijdte dan alleen de selecte kring der wetenschappers.

 

Een andere medewerker die op niet mis te verstane wijze heeft bijgedragen aan de kwaliteit van het hier voor U liggende boek is de aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg verbonden fotograaf G.J. Dukker. Tussen 1992 en juli 1995 vervaardigde hij met een bewonderenswaardig gevoel voor nuance en kwaliteit het grootste deel van het afgebeelde fotomateriaal. Bovendien is het meeste van het oudere materiaal vanaf de beginjaren zestig ook van zijn hand. Onder iedere afgebeelde foto staat het jaar van opname en vervaardiger, indien deze niet Gerard Dukker was, vermeld.

 

De goed gesorteerde bibliotheek en de rijke archieven en collecties van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg leverden door toedoen van de medewerk(st)ers de gegevens die voor de auteur van onschatbare waarde waren. Zij is hun daar dankbaar voor.

 

Dan waren daar steeds op de achtergrond, maar essentieel voor het uiteindelijke resultaat, de voorzitter en leden van de Subcommissie voor de Monumentenbeschrijving. Zij dachten mee over vorm en inhoud en hebben alle teksten kritisch gelezen en beoordeeld. Hiervoor en voor hun aanwijzigingen en suggesties kan de auteur hun niet erkentelijk genoeg zijn.

 

Echter, een dergelijk langademig project heeft alleen kans van slagen, als men ter plaatse bereid is eraan mee te werken. De bron van de kennis blijft immers het gebouw zelf, niet alleen aan de buitenzijde, maar evenzeer aan de binnenkant. Eigenaars, bewoners, kerkvoogden, leden van historische verenigingen, overheidsfunctionarissen, allen die ons toegang verleenden tot hun gebouwen en ons informeerden over de geschiedenis ervan, hebben ervoor gezorgd dat het plezier in het werk alsmaar groter werd en de resultaten meer verantwoord. Voor het laatste was het Streekarchief Krimpenerwaard in Schoonhoven de bron waarop in geval van twijfel en soms wanhoop steeds weer teruggevallen kon worden. De medewerkers èn bezoekers hebben zich allen enthousiast ingezet om gevraagd en ongevraagd de meest interessante informatie boven water te krijgen. Alles kon helaas, het is al eerder gezegd, niet worden opgenomen of diepgaand uitgezocht. De tijd, de plaats en de mogelijkheden waren daar niet toereikend voor. De Geïllustreerde Beschrijving van de Krimpenerwaard blijft een analyse van het bouwbestand en dient zo als handvat voor de geïnteresseerde onderzoeker om dit werk desgewenst te verdiepen.

 

Met grote waardering wil ik tenslotte de verschillende medewerkers van Waanders Uitgevers en in het bijzonder vormgever Roelof Koebrugge dank zeggen voor de prettige samenwerking die leidde tot de realisering van het uiteindelijke produkt.

 

Catharina L. van Groningen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • over Schoonhoven

  • over Haastrecht

  • over Krimpen aan den Lek

  • over Lekkerkerk

  • over Bergambacht

  • over Ammerstol

  • over Ouderkerk aan den IJsel

  • over Vlist

  • over Stolwijk

  • over Berkenwoude

  • over Willige Langerak-Schoonhoven

  • over Gouderak