Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot1321. 1628 oktober 7. Aan N. van Reigersberch8.Mon frère, Uyt den uwe van den XXIII September zye ick uE. comste in den Hage ende de gestaltenisse van de saecken aldaer. Ick blijve van advys als voren9 nopende 't proces ende sal, soo uE. sulcx goed dunckt, de caerte van 't lant van Sutphen verwachten. Soo uE. eenige particulariteyten weet van den persoon, dye Bucquingam10 | |
gedoot heeft, zijne qualiteyten, religie ende motiven, sal blijde zijn deselve uyt uE. te leeren. Van Diocletiani1 saeck sullen wij de uytcomste verwachten. Eergisteren acht dagen is de Engelsche vloot gecomen voor Rochelle. Dynxdagh laestleden hebben zij gedaen haer eerste effort, waervan het maere hyerneves gaet. Sedert is noch een courier gecomen brengende tijdinge, dat sij op Woensdagh zijn aengevallen ende dat van seven brandschepen een is in de grondt geschoten, de rest onnuttelijck verbrandt, soodat de vordere Engelsche schepen, dye volck ende misschyn vivres in hadden, dit zyende, terugge zijn getrocken, gelijck oock dye van Rochelle, dye ten selven tijde met cleyne schuyten uytgecomen waeren. Men meent dese tentativen alsoo sullen duyren tot de volle maen. Dese beginselen geven de Franchoysen couragie ende vrij wat rust binnen Parijs. Van Laval2 heb ick aen Clemens3 't verhael gedaen nae uE. schrijven. Hij seyt seecker te zijn, dat wel sestyen andere schepen met hem nae Engelant zijn gevaeren, dye oock nu in de vloodt zijn ende dat deselve tot dyen eynde eenige t'Amsterdam, eenige te Vlissingen zijn toebereydt. Dat men deghenen, dye de equippaigie gedaen hebben, ende de bevelhebbers wel kent. Onse extraordinarisse4 zijn vandage bij de coninginne-moeder5 ontboden, apparentelijck op dye saeck. Wij doen allegader onse gebyedenisse. Den VII October XVIcXXVIII. UE. dyenstwillige broeder
| |
Adres (niet van Grotius' hand): Aen mijnheer Mijnheer Reigersberch in den Hage. In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot tot Paris den VII octob. 1628. om te weeten particulariteyten van den persoon, die Bucquigam gedoot heeft, sijne qualiteiten, religie ende motiven. |