Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (17.68 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1971)–Maria de Groot–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Rabboeni

[pagina 7]
[p. 7]

Beatrijs en andere gedichten

Beatrijs

 
Met dichten heb ik vlees en bloed verloren
 
en ieder, die mij aanziet, raadt mijn kwaal
 
en wenst mij toe opnieuw te zijn geboren,
 
ver van de vissen en de woordomhaal.
 
Het brak gesternte heeft mijn smaak bedorven
 
voor alles wat men langs de straten kraamt
 
en was ik twintig eeuwen terug geraamd,
 
ik zou in katakomben zijn gestorven.
 
De griekse chi betovert met zijn teken
 
mijn stem en niemand kan dat zegel breken.
 
 
 
Zeven herfsten geleden kwam ik hier
 
vanuit mijn kloosterstad met kniehoog gras,
 
en liep al gauw onhoorbaar uit de pas,
 
streelde de schors van bomen, mijn vertier.
 
Er is geen boom in deze harde stad,
 
die niet mijn hand kent als een zeldzaam blad.
 
Van vogels, die nog ongeboren zijn,
 
ken ik de namen beter dan latijn.
 
Liefst had ik altijd stilte toegevoegd
 
aan deze wereld, die het woord behoeft.
 
 
 
De stad bedwelmde mij als een gedicht,
 
dat zijn verborgen inhoud vinden laat.
 
Havenkwartieren, waar de branding slaat
 
tot in het breedstromende morgenlicht,
 
de pleinen met hun donker binnenrijm,
 
de assonance van lantarenpalen
 
met lampionnen in versierde zalen,
 
het allerfeestelijkste: vrij te zijn
 
en met een air alsof het eeuwig is
 
aanbeden zijn als beelden in een nis.
 
 
[pagina 8]
[p. 8]
 
Zeven herfsten geleden reikt mijn spijt,
 
toen ik een koer van middeleeuwse straten
 
vervoerd door eigen zingen heb verlaten
 
en de getijden van mijn ziel ontwijd.
 
Ik werd een dok, waarin het schip verroest,
 
een havenhoofd waarbij de stroom stilstaat,
 
een kade waar vergeten lading soest,
 
het ingedamde water dat ik haat.
 
Ik zal, naar de belofte eens gedaan,
 
Gods sleutels steken in dit vrij bestaan.
 
 
 
Straks ga ik weer met tressen licht bekleed
 
en in een korte mantel manestralen.
 
De zon doet al haar best om af te dalen
 
langs trappen die geen sterveling betreedt.
 
Ik ken het hart waartoe de stad inkeert,
 
omdat het met het mijne is verwant.
 
Ik ken de plaatsen waar het werd bezeerd
 
en op mijn tenen spreek ik waarheid, want:
 
de joden zijn hier niet teruggekeerd,
 
hun pijn sneed lijnen in mijn kinderhand.
 
 
 
Zeven herfsten ontbladerde mijn leven
 
gedweeër tussen de ontwrichte bomen,
 
die, zonder hart, de voltreffer ontkomen,
 
bladerend in het verleden fluisteren bleven.
 
En wat mijn ogen nog aan pijnen zagen
 
in vrede die haar weelde niet kan dragen,
 
het is te veel er hier van te gewagen.
 
Ik weet, al kan het niet, hoe het hier was:
 
tussen wat vodden en een waterpas
 
de Heer, de dovenetel in het gras.
 
 
[pagina 9]
[p. 9]
 
Ik leef alleen, ik ken de dode talen.
 
Ik moet altijd een dodenhuis bewonen.
 
Gestorven stemmen doen mij hun verhalen
 
en wijsheid, die in hen is opgekomen.
 
Ik weet, dat ook de liefsten hier niet blijven,
 
maar plotseling heengaan zonder afscheid nemen,
 
dat ik die ene zin niet meer kan schrijven,
 
en die blijft altijd door mijn dagen wenen -
 
Ik weet zo weinig, maar ik weet het einde
 
en dat zeven herfsten heilig kunnen zijn.
 
 
 
De straten zijn vaak donker van de regen,
 
versteende katakomben waar ik thuishoor.
 
Alleen de vis laat zich steeds schraler wegen,
 
- zijn er nog broeders onder mijn gehoor? -
 
Een eigenzinnig gids tussen fossielen
 
van vroomheid zal ik zijn tot allen knielen.
 
Ik heb naar waarheid mijn verhaal gedicht.
 
Een brandbaar vers gloeit aan onder mijn handen
 
en vonkt, ik zal nog vaak mijn vingers branden.
 
De Heer zij met u in het morgenlicht.

september 1961

[pagina 10]
[p. 10]

Sainte face de notre Seigneur Jesus Christ

 
Lippen gekloofd door zand en zout
 
oogkassen ondergaande zon
 
wangen wrakhout
 
zeewier dat om zijn slapen kleeft
 
hij heeft ten dode toe geleefd
 
hij is het niet.
[pagina 11]
[p. 11]

Poetica

 
Ik kan U niet rijmen met mij,
 
zomin als mijn oor en mijn hand
 
staan in een zinsverband,
 
dat ik kan scheiden van mij.

Theologica

 
Ik bouw dit huis van woorden op de rots.
 
Wie zal de zwakheid van mijn hart verraden?
 
Hooglied, klaaglied, geschiedenis, genade
 
totdat de laatste vis een vogel wordt.
[pagina 12]
[p. 12]

Dodenlijst

 
Ik lees de dodenlijst.
 
Ik lees al twintig jaar.
 
Vanaf mijn achtste jaar,
 
toen ik moet zijn bevrijd,
 
lees ik de dodenlijst.
 
Ik heb het alfabet
 
vader op zoon gezegd
 
en ben erdoor verteerd.
 
Ik heb de taal geleerd,
 
het rein woord van Lot,
 
het heiligste gebod,
 
de diefstal en de slaap
 
van Jacob en mijn heup
 
is op mijn vlucht ontwricht.
 
Toen is uit elke naam
 
de liefste opgestaan,
 
het kind, de vrouw, de man,
 
zij hebben zijn gezicht,
 
zij smeden zich een stem,
 
die diep in mijn gedicht
 
wil klagen, maar niet kan,
 
geen woord voor zoveel angst
 
en niemand waakt zolang.
 
En telkens lees ik weer
 
hetzelfde monogram.
 
de letters van het lam
 
dat met hen werd geslacht.
[pagina 13]
[p. 13]

Christophoros

 
De vuurpijl wankelde
 
boven de wolken uit
 
en doofde. Noodsignaal,
 
dat van een overkant
 
schreeuwde in tekentaal.
 
Ons schip werd snel bemand
 
en door de branding heen
 
sleepten wij het in zee.
 
Er was een kind aan boord,
 
dat naar zijn speelgoed zocht,
 
uitglijden moest en viel.
 
en tussen stang en tros
 
bekneld werd en gedood.
 
De golven hielden in
 
en spaarden het een graf.
 
De stuurman zonder helm
 
begon aan een verhaal.
 
Zijn stem gaf wel geluid,
 
maar in het hels kabaal
 
van duisternis en storm
 
werd ieder woord ontmand,
 
geen zaad dat in mijn bloed
 
aandroeg waarom ik vroeg.
 
Ontluisterd brak de taal.
 
Geen mens nam meer het woord.
 
Alleen herhaald signaal
 
van nood en overkant
 
gaf kracht. Er werd volhard.
 
Het anker raakte los
 
en schoot onder het schuim.
 
Een duivels diepe tuin
 
ontwaakte onderaards.
 
Er spoten varens op
 
met waaierend geweld.
[pagina 14]
[p. 14]
 
De lading schoof opzij.
 
Kapseizend dreven wij
 
door een verlaten dal
 
van water voor de val.
 
Toen greep de lichtmatroos
 
de gordels en hij sprong
 
en, voor het schip verdronk,
 
schreed hij over de zee.
 
Op slag was ik alleen.
 
Geen stuurman die vertelt
 
hoe ik de dood in vaar,
 
geen woord en wederwoord,
 
niet eens een noodsignaal.
 
Ik zocht naar speelgoed, maar
 
ik was het kind niet meer.
 
Ik keek recht in de dood.
 
Hij moest, omdat ik niet
 
zelf uit het schip kon gaan,
 
zijn armen in de boot
 
al om mijn lichaam slaan.
 
Ik vroeg waarom het kind
 
zijn graf had in de zee,
 
waarom ik werd gespaard.
 
Hij zweeg. Hij nam mij mee.
 
Hij droeg mij in de nacht
 
over de tweede dood
 
en legde mij hij sterren
 
in zijn reddingsboot.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken