Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Toonneel der noordsche Landen (1652)

Informatie terzijde

Titelpagina van Toonneel der noordsche Landen
Afbeelding van Toonneel der noordsche LandenToon afbeelding van titelpagina van Toonneel der noordsche Landen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.11 MB)

Scans (820.79 MB)

ebook (3.94 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/aardrijkskunde-topografie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Toonneel der noordsche Landen

(1652)–Olaus de Groot–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 394]
[p. 394]

Het XVI. Boeck, van Olaus de Groote Aertsbisschop van Upsalen, in 't kort begrepen, in 't welcke verklaert wordt van de Kerckelijcke regelen en onderwijsinghen.

Cap. I. Van de gewoonte van bidden in de Kercken.

DE Noordsche volcken, uyt de verregheleghe dorpen naer de Parochie-Kercken treckende, draghen geen ander gheweer by sich, dan een boogh, swaert en byl: booghen segh ick, om de woeste beesten, voornamelijck de wreede Beeren, en onversadelijcke Wolven, die in de drie maenden, Januarius, Februarius en Maert, boven gewoonte woeden, en meer dan in eenighe andere tijdt van 't jaer. Sy dooden dese beesten met dese belofte, die sy aen Godt doen, en oock ghetrouwelijck nakomen, dat sy de vellen der wilde beesten, die sy dooden, als tot een offer, aen de voetbancken der ghewyde Altaren, onder de voeten van d'offeraer, sullen schencken. En hier uyt spruyt dese gewoonte, dat de Priesters, in de grootste en schrickelijckste koude Misse doende, op een Beeren-huydt staen. Maer indien sy met de netten Wolven, Lyncen, of Vossen, of andere diergelijcke wilde beesten vanghen, soo worden de vellen verkocht, en 't geldt daer af ghetrouwelijck tot het branden van

[pagina 395]
[p. 395]

Waskaerssen voor de Kerck gheschickt. Ick heb oock gheseght, dat sy swaerden draghen, om, indien sy in lagen vielen, ghweldt met gheweldt af te weeren: ghelijck oock bylen, om de boomen, die by schrickelijck onweer dwars over de wegh geworpen zijn, af te houwen, en wegh te doen, op dat sy een vrye deurgangh souden hebben, of om de bruggen, door een schichtige overvloeyingh gheswindelijck gebroken, in der yl weêr op te maken. Sy dragen oock spietsen, in plaets van stocken,om over de watergrachten te springhen. Sy hebben oock echter Almanach-stocken, (van de welcken in 't eerste Boeck ghesproken is) die sy in de handt draghen; met de welcken sy onderwijsen, twistredenen, ondervragen, en de nieuwe en volle Manen, en de loop daer af besluyten: daer af sy de vaste en beweghelijcke Feestdagen, ghelijck oock de teeckenen der daghen, door een onfeylbare ervarentheydt, als uyt een Boeck, lesen, verklaren en bedieden.

Cap. II. Van d'Uytvaerden en Begraffenissen der Vorsten.

DE Ouden hadden oock voor een ghewoonte, dat sy de lijcken der Vorsten aen bladerrijcke boomen, en voornamelijck aen Eycke-boomen, ghelijck aen ghewyde plaetsen, aen de Godheden ghewijdt, hinghen, of met de vlam van Geneverhout verbrandden, of op seeckere heuvelen, met groote steenen in vierkante of ronde ordeningh besloten, met hun swaert en stock,ter aerde begroeven, ghelijck Saxo in 't achtste Boeck van Heraldus, verwonne en ghedoode Koningh der Deenen, verhaelt, aen de welck Ringo de verwinner, Koningh van Sweden, een heerlijcke uytvaert en lijckpracht

[pagina 396]
[p. 396]

bewees. Want dit is d'aert van de Godvruchtigheydt, dat de verwinner de verwonnen eerlijck ter aerde bestelt: vermits de geen, die sijn doode vyandt (ghelijck de selve Saxo in sijn derde Boeck ghetuyght) eerlijck doet begraven, daer door de jonst van de levendighen verkrijght; en de gheen, die heusheydt aen de verstorven bewijst, verwint de levendighe door sijn weldaedt.

Cap. III. Van de verscheydenheyt der siecken, en ghenees-middelen.

DE sieckten, die ghewoonelijck de Noordsche volcken aenhanghen, zijn desen: de hoest, de steen, pijn der tanden en ooghen, pijn in 't inghewandt, koorts, snottigheydt, schurftheydt, de Fransche quael, en de sieckten der kinderen. Maer hoe de pest minder koomt, hoe sy de menschen, voornamelijck de ghenen, dien door d'overdaedt de dampen in 't hooft stijgen, oock tragelijcker doodt. Daer is noch een andere leger-sieckte, die de ghenen, die belegert en besloten sijn, plaeght; te weten soodanigh, dat de vleesschelijcke leden, door sekere onghevoelijckheydt dick gheworden, en door een sieckte tusschen vleesch en vel als Was versmeltende, voor d'indruck der vingheren wijcken, en kuylen behouden, en de tanden, als uytvallen willende, stomp maeckt, de verwe van 't vleesch wit en blaeu doet worden, en vaddigheydt veroorsaeckt, met een walgingh van d'innemingh der genees-middelen. Dese quael wordt in de tael van dat volck Schoerbuch, of Scheurbuyck, en in 't Griecks Κachexia ghenoemt, misschien van de sachtigheydt tusschen vel en vleesch, dat de verrottingh veroorsaeckt. Dese sieckte heeft, ghelijck het schijnt, haer oorsprongh

[pagina 397]
[p. 397]

uyt het eten van zoute spysen, die niet wel verteert zijn, en wordt door de koude dampen der mueren gevoedt. Maer sy heeft geen soo groote kracht ter plaets, daer de mueren van binnen met plancken van seker hout bedeckt zijn. Wyders, indien dese sieckte langh heerscht, soo verdryven sy die met gedurige Alffendranck, ghelijck oock de wortelen van de steen door 't koocken van oudt bier, met boter ghedroncken. Dese middelen nemen de pijnen van de steen, en van de nieren gheheel wegh, of verlichten een groot deel daer af.

 

Eynde van 't Sestiende Boeck.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken