Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoe hoort het eigenlijk? (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoe hoort het eigenlijk?
Afbeelding van Hoe hoort het eigenlijk?Toon afbeelding van titelpagina van Hoe hoort het eigenlijk?

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.72 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoe hoort het eigenlijk?

(1939)–Amy Groskamp-Ten Have–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Manieren in het dagelijksch leven.

Waar het vanzelfsprekend ondoenlijk is om voor iedere omstandigheid en ieder individu een afzonderlijke gedragslijn op te geven, moet dus worden volstaan met algemeene regels, die onder vrijwel alle levensomstandigheden toegepast kunnen worden door iedereen en die niet uitsluitend bestemd zijn voor een bepaalde bevolkingsgroep of klasse.

Goede manieren zijn als gemunt geld dat welkom is in alle lagen der maatschappij onder bijna alle levensomstandigheden - goede bedoelingen zonder resultaat zijn als ongemunt geld: In het dagelijksche leven heeft men er niet veel aan!

Goede omgangsvormen, beschaving en wellevendheid vormen als het ware een ketting van dingen-die-men-moet-doen, aan elkaar geklonken door de dingen-die-men-moet-nalaten.

[pagina 200]
[p. 200]

Het helpt niet of men iemand al een lijstje in handen geeft van aanbevolen gedragingen bij verschillende gelegenheden.

Er zal zich altijd een situatie voordoen, die niet op het lijstje staat m.a.w. zij die prijs stellen op goede manieren dienen zich indien noodig innerlijk zoodanig om te vormen dat zij vanzelf het juiste gebaar maken en het juiste woord spreken.

Hieruit blijkt dat het hebben van goede manieren veeleer een kwestie is van zijn dan van doen.

Hoe moeten wij nu zijn om wellevend te doen?

Daarvoor moeten wij zijn: Bescheiden, oplettend, van goeden wil, onopvallend, vriendelijk, hoffelijk, hulpvaardig en beheerscht. Wanneer wij dit alles zijn of moeite doen om dit te zijn, dan zullen wij ons nimmer indringen bij, noch opdringen aan kennissen of vrienden van onze kennissen, wij zullen nimmer vragen om iets dat aan anderen toebehoort. Dan zullen wij geen inbreuk maken op de rechten van een ander. Wij zullen hun wenschen, hun verdriet en hun particuliere omstandigheden eerbiedigen en er ons niet ongevraagd in mengen. Wij zullen niet op den voorgrond willen treden en geen moeite doen op allerlei geoorloofde en ongeoorloofde wijzen de belangstelling te trekken.

Een der kenmerken van de onbeschaafde is: Gebrek aan bescheidenheid zoowel wat betreft de eigen als anderer aangelegenheden. Onopgevoede menschen loopen te koop met hun geluk en hun verdriet en zij bazuinen hun intiemste aangelegenheden (en helaas ook die van anderen!) rond aan ieder, die maar wil luisteren.

Dat kennelijk gebrek aan reserve doet de onbeschaafde (soms met de beste bedoelingen) zich plompverloren indringen in problemen en gevoelskwesties van anderen, die hierdoor pijnlijk gekwetst worden.

De bescheidenheid, die aan goede omgangsvormen ten grondslag ligt maakt dat iemand niet te lang blijft plakken bij een bezoek, dat hij zich verwijdert als een ander in zijn bijzijn telefoneert, dat het vanzelf sprekend voor hem is om een open brief, kasboek, girobiljet e.d. welke een ander binnen zijn bereik heeft laten ! ggen niet te lezen, dat hij in gezelschap zijn zienswijze niet door dik en dun aan anderen opdringt als de eenige ware, dat hij kan luisteren en genoeg tact bezit om nooit te laten merken, dat hij als gast ontriefd is wanneer bij zijn gastvrouw de zaken niet in orde zijn.

De bescheidenheid doet ons alles vermijden wat ‘te’ is: Te luid,

[pagina 201]
[p. 201]

te opvallend, te uitbundig, maar ook: te vriendelijk, te hartelijk, te overdreven gevoelig, te hulpvaardig en te onderdanig.

De bescheidenheid verhindert ons ook om de i van het woordje ik met een hoofdletter te schrijven!

Oplettend moeten wij zijn om gade te slaan welken indruk onze daden en woorden op anderen maken en tevens om te ontdekken of zich een gelegenheid voordoet, dat wij hulp, steun of bijstand kunnen verleenen.

Zonder goeden wil bereiken wij niets en gezien de aangeboren menschelijke traagheid en gemakzucht, die ook den besten onder ons aankleven is het begrijpelijk, dat wij zonder inspanning het gewenschte doel: Aangename omgangsvormen - niet zullen bereiken. Slechts door langdurige oefening worden gemakkelijke aangename omgangsvormen iemands onvervreemdbaar bezit, op zoodanige wijze, dat zij een deel van de persoonlijkheid uitmaken. Het is ongetwijfeld een bewijs van welopgevoedheid wanneer men onderschikten en minderen viendelijk en hoffelijk bejegent.

Vloeken is, nog afgezien van iedere godsdienstige overweging, onbeschaafd en ruw en volkomen overbodig.

Veelal nemen zij, die niet bij machte zijn zich op behoorlijke wijze kernachtig uit te drukken hun toevlucht tot Godslastering, in de meening hiermede aan hun woorden kracht bij te zetten.

Vloeken is ten eenenmale ontoelaatbaar en ondenkbaar in beschaafd gezelschap. Zij, die vloeken geven zich meestal totaal geen rekenschap van hetgeen zij eigenlijk zeggen. Zij hebben alleen behoefte aan een krachtterm en het gaat hun veelal precies als de lieden, die in hun brieven om het andere woord onderstrepen, soms twee of driemaal, om dan ten overvloede nog met milde hand uitroepteekens te zaaien. Dergelijke brieven zijn niet overtuigender dan andere, zij zijn alleen onbeschaafd en hinderlijk.

Evenmin is een met vloeken doorspekte taal overtuigender. Deze wijze van zich te uiten is onbeschaafd en hinderlijk en zeer kwetsend voor geloovige lieden. Een aangenaam stemgeluid en een zuivere uitspraak zijn een machtig hulpmiddel bij goede omgangsvormen.

Eerlijke zelfkritiek en luisteren-naar-anderen kan hier veel uitkomst brengen. In een tijd als de onze, waar bijna in ieder huisgezin een radio aanwezig is kan dit nooit zoo moeilijk zijn mits de goede wil er is.

[pagina 202]
[p. 202]

Ten slotte nog een woord over zelfbeheersching.

De zelfbeheersching houdt mannen er van terug om over alles en nog wat te mopperen en vrouwen om over alles en nog wat te klagen en te zeuren.

Zelfbeheersching doet ons elkanders kleine hebbelijkheden verdragen, doet ons inschikkelijk zijn bij tegenslag en berustend bij leed.

Zelfbeheersching doet den beschaafde zwijgen waar de onbeschaafde in luid zelfbeklag of protest zou losbarsten.

Ware wellevendheid is ondenkbaar zonder ondergond van zelfbeheersching en onbaatzuchtigheid.

Het is de onbaatzuchtigheid, die eigen wenschen en verlangens achter stelt bij anderer belangen ook (en vooral!) in kleine dingen. Welopgevoede jongemenschen zullen nimmer het beloofde bezoek aan grootmoeder aan oud tante of ouderen buurman overslaan onder een doorzichtig voorwendsel, zij zullen nimmer laten merken, dat zij liever iets anders zouden doen, zij zullen hun gesprekken aanpassen aan degene met wie zij zich onderhouden en zij zullen hun ongeduld om weg te komen weten te bedwingen.

Gesprekken:

Als zeer onbeleefd geldt het in de rede vallen van anderen, vooral wanneer die anderen ouderen of hooger geplaatsten zijn. Het is een zonde tegen de étiquette iemand bij het spreken bij arm, jaspand of mouw te vatten, ook het gebaren met de handen ter verduidelijking van het gesproken woord dient achterwege te blijven.

Zij, die een of meer voortanden missen dienen nauwkeurig te onderzoeken (door een spiegel voor den mond te houden onder het spreken) of onder het praten ook druppeltjes speeksel ontsnappen.

Voor anderen is dit zeer hinderlijk en de betrokken persoon weet het soms niet.

Een der ongeschreven wetten der étiquette eischt, dat geen echtgenoot over zijn vrouw en geen vrouw over haar man anders dan loffelijk zal spreken tegen derden.

Men bediene zich bij het spreken nimmer van volksuitdrukkingen of dialect en noeme de dingen bij den daarvoor aangewezen naam.

Het mag sommigen heel grappig in de ooren klinken wanneer

[pagina 203]
[p. 203]

iemand ‘spuit’ zegt inplaats van parapluie, ‘kloffie’ inplaats pak.

Met beschaving en wellevendheid hebben deze uitdrukkingen niets gemeen. Dergelijke taal te bezigen is allerminst sportief. Het is alleen … onbeschaafd.

Men spreke in gezelschap niet over ziekten, operaties, kwalen, symptomen enz. d.w.z. men weide er nimmer over uit, evenmin als over schandaaltjes, ruzies e.d., teneinde den schijn te vermijden dat men zich daarin zou verlustigen. Op: hikken, hoesten, rochelen, neus ophalen, spuwen, krabben, schurken, nagelpeuteren, neuspulken, boeren e.d. zal de beschaafde mensch die de vormen in acht neemt niemand anders tracteeren, ook niet de eigen huisgenooten. Zijn een dezer verrichtingen onvermijdelijk, dan verwijdere men zich een oogenblik.

De beschaafde mensch gedraagt zich in gezelschap, ook in gezelschap van zijn naaste familieleden, precies zooals in het openbaar, d.w.z. op zijn best. Goede vormen sluiten een zekere mate van soepelheid in aanpassingsvermogen in: De ware goede vormen weten zich in te stellen op verschillend soort gezelschap. Hij, die in gezelschap van eenvoudige lieden halsstarrig vast houdt aan uiterste vormelijkheid kan niet geacht worden werkelijk wellevend te zijn.

Dingen, die vanzelf spreken bij welgemanierde personen zijn: Het openhouden van een deur, het voor laten gaan van dames en oudere personen. Het oprapen van een gevallen voorwerp, hetzij in publiek hetzij in den huiselijken kring.

Een heer raapt altijd een gevallen voorwerp van een dame of een veel ouderen heer op.

Een dame bewijst dezen dienst aan een veel oudere dame of veel ouderen heer.

Wanneer b.v. een jongeman in de tram iets zou laten vallen zou het zeer misplaatst zijn als een dame het opraapte. Het spreekt voorts vanzelf, dat men onbekenden waarschuwt wanneer zij zonder het te weten de lachlust van anderen opwekken doordat er iets aan hun toilet niet in orde is (een lange witte draad, een afgezakte kous, een losgelaten hoedengarneering). Uiteraard zal men niet iemand der andere sexe waarschuwen in zoo'n geval. Laat iemand iets in tram, trein of restaurant liggen, dan make men hierop resp. den conducteur of den ober attent, die op zijn beurt den eigenaar van het vergeten voorwerp waarschuwt.

[pagina 204]
[p. 204]

Nog iets dat vanzelf spreekt is het volgende: Wanneer men b.v. in paskamer of kapsalon zonder het te willen een gesprek hoort van vertrouwelijken aard, dan geve men door hoesten, kuchen, neuriën e.d. van zijn aanwezigheid blijk.

Ieder beschaafd mensch zal in het publiek (en ook in den huiselijken kring!) alles vermijden wat anderen aanstoot zou kunnen geven b.v.: Fluiten, sissen, neuriën, galmen, schreeuwen, trappelen, trommelen, wiebelen, schuifelen, ritselen, blazen enz.

Zij, die de courant lezen zullen deze na gebruik weer netjes opvouwen en niet de losse bladen over den grond laten slingeren. Zij, die rooken, zullen anderen nooit de rook in het gezicht blazen en nimmer lucifers of sigaretteneindjes op bordjes of schoteltje deponeeren, ook zullen zij deze restanten niet op grint of grasveld in den tuin werpen.

Zij, die in een gemakkelijken stoel zitten zullen geen halfliggende houding aannemen en ten overvloede de beenen over elkaar slaan. Zij, die sporen van hun bezigheid aan handen of kleeren dragen (inkt aan de vingers, verf of schoensmeer, aarde of zand aan de schoenen) zullen deze sporen eerst verwijderen alvorens zich in de huiskamer te vertoonen.

Iedereen wascht voor tafel de handen en borstelt zoo noodig het haar. (Voor tafelmanieren zie letter T.)

Kinderen en manieren.

Men kan niet te vroeg beginnen kinderen manieren bij te brengen d.w.z. hen te oefenen in zelfbeheersching, onbaatzuchtigheid, oplettendheid, bescheidenheid enz. Dit heeft niets uitstaande met handjes-geven, al-of-niet-handschoentjes-dragen, versjes opzeggen en in gezelschap als een gedresseerd aapje vertoond worden. Er zullen ongetwijfeld velen zijn, die goede manieren niet zoo heel belangrijk vinden maar wanneer zij maar eenmaal tot de erkenning komen, dat werkelijke goede vormen ten nauwste samen hangen met onze karaktereigenschappen, dat zij van binnen uit moeten komen en niet van buiten op geplakt behooren te zijn, dan zien zij naast de noodzaak ervan het juiste en verstrekkende belang ervan in een menschenleven.

Manieren buitenshuis.

(Zie gedeeltelijk letter G: Gearmd loopen).

Als een heer met twee dames wandelt eischt de étiquette, dat hij

[pagina 205]
[p. 205]

nimmer in het midden loopt, doch de oudste dame aan zijn rechter hand laat gaan. De oudste dame gaat in dit geval in het midden. Er is niets tegen, dat een heer in tram, of trein, kerk, bioscoop of theater plaats neemt tusschen twee dames, tenzij het hoekplaatsen betreft, dan zal de heer de buitenste plaats innemen.

Op gevaar af, dat het woord onopvallend wel wat heel vaak in deze bladzijden voorkomt, dienen wij er den nadruk op te leggen, dat het beste gedrag op straat het onopvallende gedrag is, dat geen opzien wekt en nimmer de aandacht trekt.

Gesprekken op straat dienen op zachten toon te worden gevoerd, het noemen van namen dient te worden vermeden, staren, omkijken, voorbij iemand met iemand anders praten is onbehoorlijk. Al wat strikt persoonlijk is: Gevoelens, indrukken, aandoeningen, voorkeur en afkeur mogen niet worden getoond op straat.

De welopgevoede man biedt de dame die hij begeleidt, altijd aan haar pakjes, mantel, koffertje e.d. te dragen.

De zelfstandige hedendaagsche vrouw echter geeft er meestal de voorkeur aan haar spulletjes zelf te dragen.

Het is vanzelfsprekend, dat een man zijn arm aanbiedt aan oude en zwakke dames.

Jongeren dames biedt hij slechts zijn arm wanneer de weg glad of steil, donker of onbegaanbaar is.

Heeren, die dames uit tram of taxi helpen dienen het eerst uit te stappen teneinde haar de hand te kunnen reiken bij het uitstappen.

Bij het instappen in een boot stapt een heer het eerst in teneinde zijn dame behulpzaam te kunnen zijn.

Op hen, die een picknick willen houden op de heide, in het bosch, of aan het strand rust de plicht alles netjes op te ruimen (vette papieren, leege flesschen, blikken, doosjes, kranten, schillen e.d.) bij hun vertrek. Tegen het achterlaten van onuitgedoofde eindjes sigaar of sigaret en scherven, die als brandglas gevaar zouden kunnen opleveren dient vooral in den zomer angstvallig te worden gewaakt.

Een vuur dient degelijk te worden gedoofd.

Aan het strand, in speeltuin, park of andere publieke plaats dienen ouders er voor te zorgen, dat hun kinderen anderen geen overlast aandoen.

Welopgevoede menschen nemen nooit de geheele breedte van het trottoir in beslag. Zij beleggen in tram, trein, boot of café niet

[pagina 206]
[p. 206]

meer plaats dan hun toekomt en zij dragen er zorg voor anderen niet te hinderen.

De étiquette voor straatmanieren is in het kort samengevat: Bescheidenheid, onbaatzuchtigheid, zelfbeheersching en hulpvaardigheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken