Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beschaving (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beschaving
Afbeelding van De beschavingToon afbeelding van titelpagina van De beschaving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beschaving

(1983)–J.P. Guépin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]

Hoofdstuk I
Dialectiek

[pagina 25]
[p. 25]

[1]
Het panretorisch standpunt

En die beroemde Gorgias van Leontini, die het, volgens Plato, verloor van de filosoof toen hij optrad als pleiter voor de redenaar, werd niet door Socrates overwonnen, en het verhaal van Plato is niet waar, of, als hij overwonnen was, dan was uiteraard Socrates welsprekender en welbespraakter en, zoals jij zou zeggen, een vollediger en beter mens...
cicero, De Oratore, iii, 129.

Met dit motto uit Cicero's De Oratore wil ik eerst een panretorisch standpunt duidelijk maken. In het panretorisch standpunt is de stof, de materia van de retorica, onbeperkt. Het gaat bepaald niet om redevoeringen van bedenkelijk allooi, maar alle vormen van verbaal uitgevochten meningsverschil kunnen retorisch worden genoemd, mits op de een of andere manier gereglementeerd. Dus geen oeverloos gezwam, maar wel debatten volgens de spelregels van de dialectica, wel juridische pleidooien, politieke redevoeringen en ook preken of betogen op filosofisch, wetenschappelijk of vaktechnisch gebied.

Het gaat de beschrijvende retorica niet om de inhoud van het betoog maar om de vorm van de presentatie, de stijl, niet om de waarheid van wat er beweerd wordt maar om de vorm van de argumenten. Op het descriptieve niveau let de retorica alleen op het passende (aptum, decorum), in relatie met de stof, in relatie met het publiek en in relatie met het karakter van de redenaar. Dan is de presentatie van het betoog van de logicus in de vorm van formules even retorisch correct als politieke agitatie waarin voornamelijk een beroep wordt gedaan op gevoelens. De retoricus kijkt naar de middelen die de redenaar aanwendt om een bepaald publiek te overtuigen. Het retorisch systeem is dan heterogeen omdat die middelen variëren.

Het wordt wat anders als het descriptieve niveau verlaten wordt voor het prescriptieve niveau; als de geconstateerde regels tevens voorschriften worden, omdat de retoricus ervan overtuigd is dat het niet anders of niet beter kan. De retorica leert dan de vaardigheid om voor elke zaak en voor elk publiek het passende overtuigingsmiddel

[pagina 26]
[p. 26]

te vinden. Dan wordt de retoricus meteen een cynicus; hij spoort aan alleen op de waarheid te letten voor zover die in een strategie te pas komt, omdat het publiek er prijs op stelt en bereid lijkt het beweerde te controleren; hij geeft nu alleen regels voor het winnen, de rest is ondergeschikt.

Een retorische fout wordt slechts dan begaan als de redenaar zijn zaak verliest omdat hij feiten poneert die onjuist bleken, of als hij waarden bepleit die niet bij zijn publiek of vermeend karakter passen, zoals wanneer een rijke voor een arm publiek de weelde prijst, of de soberheid, of ook als hij zijn betoog wel aanpast aan de stof, geleid door zijn juiste oordeel (judicium), maar geen rekening houdt met het wijs beleid tegenover het publiek (consilium), zoals wanneer een econoom het volk door alleen voor economen begrijpelijke berekeningen ontstemt.

De innerlijke oprechtheid speelt slechts een ondergeschikte rol. De onoprechtheid wordt pas een probleem als zij in de gaten loopt en dan is de bespeurde onoprechtheid een kunstfout tegen het consilium. De goede retoricus weet zijn veinzen te verbergen en of hij dat bewust doet of niet is geen interessante kwestie, het gaat om wat naar buiten komt, wat het publiek als (verradende) index van onoprechtheid zou kunnen opvallen. Er is voor de retoricus alleen buitenkant. Het is mogelijk dat de redenaar vindt dat hij dingen moet zeggen door zijn oprecht karakter gedreven, waarvan bij voorbaat vaststaat dat zij zijn publiek moeten mishagen, zoals bij voorbeeld het prijzen van soberheid tegenover een weeldezuchtig publiek. De meest consequente retoricus - die nu ook het meest cynisch is - raadt dit af, als zijnde genus admirabile, paradoxon, tenzij men verwachten kan dat het publiek, nu of na zijn dood, de redenaar zal prijzen, zoals bij voorbeeld wanneer kandidaat-heiligen preken.

Ook is het mogelijk dat de paradoxale redevoering niet ernstig gemeend is of zo wordt opgevat; als de Lof der zotheid. In het algemeen zal, omdat de aanpassing aan het publiek centraal staat, het judicium voor het consilium moeten wijken, ook omdat de behandelde zaak, de res, niet los kan worden gezien van de behandeling ervan, en die moet wel aan een publiek zijn aangepast om de eenvoudige reden dat begrijpen van taaluitingen gedeelde taalconventies vooronderstelt. Op dit niveau kent de retorica geen waarheid, het gaat nu alleen om de pragmatische aanvaardbaarheid. Het gaat louter en alleen om het winnen nu. De argumenten zijn steeds ad hominem, in die zin dat een voorlopige waarheid bij wijze van conclusie is

[pagina 27]
[p. 27]

bereikt zodra het publiek overtuigd is. Men let op de werkzaamheid van de argumenten en verwaarloost de kwestie van de geldigheid ervan. Die geldigheid is datgene wat het publiek als geldig accepteert. De waarheid is niet meer dan een binnen een groep op een bepaald moment bereikte consensus, de werkelijkheid datgene waar ieder het over eens is.

Wie mikt op eeuwige waarheden mikt op een universeel gehoor, en in de praktijk komt daar niet zo veel van terecht. De waarheid moet voor iemand blijkbaar zijn. Als een stalen bouwskelet er te fragiel uitziet, ook al is het sterk genoeg, dan moet het maar met baksteen bekleed worden, want het moet ook sterk lijken. Tussen lijken en blijken kan de volbloed-retoricus geen verschil maken. Blijken is op dit niveau nog niet meer dan werken: het gaat er nog steeds om wat het publiek als werkzaam vertrouwt en accepteert, omdat het voor waar gehouden wordt. Zelf denken gelijk te hebben is niet genoeg, gelijk is altijd een van anderen verkregen gelijk. De retoricus heeft geen enkel bezwaar tegen reclame, public relations of tegen welke eenzijdige voorstelling van zaken ook.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken