Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beschaving (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beschaving
Afbeelding van De beschavingToon afbeelding van titelpagina van De beschaving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beschaving

(1983)–J.P. Guépin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

[28]
Oneens of eens op grond van indices

Uiteraard valt er niets te bewijzen met deze methode. Als men de ene tekst door de andere vervangt, toont men hoogstens aan dat men het beter weet; men is het oneens, maar heeft daarom nog niet vanzelf meer gelijk. En: men beschuldigt de ander nog niet van liegen. Door toedoen van Freud vooral is de paradoxale notie van ‘onbewust liegen’ bij de gestudeerden in zwang gekomen.Ga naar eind1 Ik noem dit een op de natuurwetenschappen gebaseerde verklaring van teksten, het is een bêta-achtige aanpak. Immers, de bêta vindt het gewoon om achter de verschijnselen naar ware oorzaken te zoeken. In de natuur doet het er niet toe of het onderwerp van onderzoek het met de verklaring eens is of niet. In de menswetenschappen, waar we te maken hebben met menselijke zingeving, is dat meningsverschil wel van belang. Als Marx het oneens is met de economen van zijn tijd, dan gaat dat als volgt:

‘Die Vulgärökonamie tut in der Tat nichts, als die Vorstellungen der in den bürgerlichen Produktionsverhältnissen befangenen Agente dieser Produktion doktrinär zu verdolmetschen, zu systematisieren und zu apologetisieren. Es darf uns also nicht wundernehmen, dass sie gerade in der entfremdenden Erscheinungsform der ökonomischen Verhältnisse, worin diese prima facie abgeschmackte und vollkommene Widersprüche sind - und alle Wissenschaft wäre überflüssig, wenn die Erscheinungsform und das Wesen der Dinge unmittelbar zusammen fielen -, wenn gerade hier die Vulgärökonomie sich vollkommen bei sich selbst fühlt, und ihr diese Verhältnisse um so selbstverständlicher erscheinen, je mehr der innere Zusammenhang an ihnen verborgen ist, sie aber der ordinären Vorstellung geläufig sind.’Ga naar eind2
Wat een rare manier om het oneens te zijn. Gewoon was geweest - en dus fatsoenlijken dus wetenschappelijk - als Marx eerst had aangegeven wat en hoeveel hij te danken had aan zijn voorgangers, de liberale economen Smith en Ricardo. Vervolgens had hij de geschilpunten moeten noemen, om ze daarna door middel van argumenten te weerleggen. Zo ging de revolutionaire natuurkundige Galilei te werk. De dialoog met het marxisme was dan al met vrucht door Marx zelf begonnen, maar dan was het marxisme niet zo revolutionair, in de zin van radicaal anders, geweest; de overeenkomsten hadden dan beschaafd centraal gestaan. In plaats daarvan het vulgaire

[pagina 143]
[p. 143]

argumentum ad hominem: de standpunten van de tegenstanders worden verklaard als gemaskeerd eigenbelang. Hantering van het argumentum ad hominem ontslaat Marx - of marxisten - van de taak zelfs maar naar de argumenten van de tegenstander te luisteren. De ‘vulgaire economie’, zo zegt Marx, systematiseert wat de mensen zelf denken te doen, bij voorbeeld ruilen, winsten maximaliseren. Maar dat is voor hem geen wetenschap. Ware wetenschap maakt een onderscheid tussen de verschijningsvorm van de dingen, en het wezen ervan, in het geval van de chemie bij voorbeeld een voorwerp zoals dit zich voordoet, en de pas door chemische analyse onderscheidbare elementen waaruit het werkelijk is opgebouwd. Deze schijn wordt met de term ‘vervreemd’ aangeduid. Zoals de heiden onwaarheid spreekt als hij zegt dat hij zijn voorspoed aan zijn god te danken heeft, zo spreekt de massa onwaarheid als ze haar tevredenheid met het door haar massaal verworven bezit betuigt. Ik vind dat Marx de liberale econoom een gedeeltelijk gelijk had moeten gunnen, ook al is de systematische samenhang verschillend, zoals ook de liberale economie gedeeltelijk overeenkomsten mag vertonen met de communistische. Het gaat er dus om dat niet alles wat de mensen vóór Marx dachten te doen tot vervreemde schijn kan worden verklaard, en ook dat er geen wetenschap te bedenken valt die niet gedeeltelijk aansluit bij de ordinaire voorstellingen van de agenten.

Nog merkwaardiger gedragen Marx en de marxisten zich als ze het met hun tegenstanders eens zijn. De categorie is al zo merkwaardig: het zijn uitsluitend geniale negentiende-eeuwse romanschrijvers die het met hen eens mogen zijn. Marx was zo gesteld op Balzac dat hij, zoals zijn schoonzoon Paul Lafargue vertelt, met het plan rondliep om na de voltooiing van zijn economisch werk een kritiek op La Comédie Humaine te schrijven: ‘Balzac was niet alleen de geschiedschrijver van de maatschappij van zijn tijd, maar ook de profetische schepper van figuren, die zich onder Louis Philippe nog in embryonale toestand bevonden en eerst na zijn dood, onder Napoleon III, zich volledig ontwikkelden.’Ga naar eind3 Nu vind ik die profetenrol wat irritant, het lijkt mij gewoner om te zeggen dat als we aannemen dat de maatschappelijke tegenstellingen zich na Balzacs tijd verscherpt hebben, Balzac de toestanden van zijn eigen tijd, zoals schrijvers plegen te doen, wat had aangescherpt.

Marx was niet de enige die Balzac een ware geschiedschrijver vond. Het komt erop neer dat Marx het in veel opzichten met Balzac eens was. Geen wonder overigens, Marx en Balzac hadden bezwa-

[pagina 144]
[p. 144]

ren tegen de gelddorst van de opkomende bourgeoisie, beiden vertekenen de economische werkelijkheid door meer op speculatie dan op beleggingen te letten, en beiden waren geneigd in vergelijking daarmee het verleden minder erg te vinden. Maar Balzac was openlijk een reactionair die de vooruitgangsgedachte verwierp, erger nog, een overtuigd royalist en legitimist. Nu, Marx en Balzac zijn het dus gedeeltelijk eens.Ga naar eind4 Maar zo gemakkelijk kan iemand die denkt dat hij een totaal nieuwe boodschap brengt niet redeneren. Engels heeft het probleem als volgt gesteld in zijn brief aan Miss Harkness over het literair realisme die de kanonieke tekst is geworden van de orthodox marxistische literatuuropvatting. Ook Engels bewondert Balzac omdat hij zo'n wonderbaarlijk realistische geschiedenis schreef van de Franse samenleving. Hij heeft van hem zelfs meer economische details geleerd dan van alle historici, economen en statistici van de periode bij elkaar. Maar, zo zegt Engels:

‘Balzac was politically a legitimist; his great work is a constant elegy on the irretrievable decay of good society; his sympathies are all with the class doomed to extinction. But for all that his satyre is never keener, his irony never bitterer than when he sets in motion the very men and women with whom he sympathises most deeply - the nobles. And the only men of whom he always speaks with undisguised admiration, are his bitterest political antagonists, the republican heroes of the Cloître Saint Merri, the men, who at that time (1830-36) were indeed the representatives of the popular masses.’Ga naar eind5
Maar Balzac betuigt nergens sympathie voor de republikeinse zaak.Ga naar eind6

Ook Lukács verdedigt de twee-intentieleer: Balzac, Tolstoj, of wie verder de sympathie van de marxistische criticus gevangen mag hebben, mag dan wel ‘subjectief’ een door zijn klasse gebonden standpunt hebben ingenomen, ‘objectief’ verkondigt hij de ervaren lezer de ongebonden visie die overigens aan de Partij wordt voorbehouden, en dat wonderlijke feit wordt alleen door de eerlijkheid van de grote kunstenaar verklaard.

‘Wenn bei so grossen Realisten wie Balzac, Stendhal oder Tolstoi die innere Künstlerische Entwicklung der von Ihnen erdachten Situationen und Gestalten mit ihren gehätschelten Vorurteile, ja sogar mit ihren heiligen Überzeugungen in Widerspruch geraten, so werden sie keines Augenblick zögern, Vorurteile und Überzeugungen beiseite zu schieben, und werden das beschreiben, was sie wirklich sehen.’
[pagina 145]
[p. 145]

De romanfiguren leven een van de schepper onafhankelijk leven:

‘Wer die Entfaltung seiner eigener Gestalten zu dirigieren imstande ist, kann kein wirklicher Realist, kein bedeutender Schriftsteller sein.’Ga naar eind7
Lukács reageert op in romans beschreven gebeurtenissen alsof het historische gebeurtenissen waren, en daarop met de marxistische instelling die kijkt naar de objectieve gevolgen, niet naar de bedoelingen.

En nog steeds zijn we geen stap verder gekomen. Die mogen we ook niet verwachten van Lucien Goldmann, die als leerling van Lukács weer in de zelfde problematiek terechtkomt. Hier is het een grote coherentie die literaire meesterwerken zou onderscheiden van triviale literatuur. Die coherentie moet echter onbewust zijn, want de schrijvers zelf zijn over het algemeen politiek rechts georiënteerd. Het gaat om een conscience collective die naar boven kan komen, zodat een op het eerste gezicht incoherente, droomachtige tekst van Gombrowicz, die volgens Gombrowicz zelf het probleem van de jeugd stelt, in feite, bewust óf onbewust, een satirische beschrijving is van de maatschappij.Ga naar eind8 Freud en Marx zijn hier bondgenoten geworden. En dat omdat marxisten niet toe kunnen geven dat ze het gedeeltelijk met hun tegenstanders eens zijn.

eind1
G. Durandin, Les Fondements du Mensonge, Paris 1972, deel iii, ‘Le Mensonge à Soi-Même’, blz. 195 e.v.
eind2
K. Marx, Das Kapital, iii, mew 25, blz. 825.
eind3
Paul Lafargue, ‘Karl Marx, Persönliche Erinnerungen’, in K. Marx, F. Engels, Über Kunst und Literatur ii, Berlin 1967, blz. 21.
eind4
P. Demetz, Marx, Engels und die Dichter, blz. 226 e.v.
eind5
De brief van Engels aan Miss Harkness, ÜKL i, blz. 157-9
eind6
P. Demetz, Marx, Engels und die Dichter, blz. 233: ‘In evidentem Widerspruch zu Engels’ Behauptung bewundert Balzac weder die republikanische Jugend von St. Merri noch den abstrakten Republikanismus: seine Bewunderung gilt einzig dem Individuum Michel Chrestien, dessen Energie und Reinheit er als beispielhaft rühmt.’
eind7
G. Lukács, Der Historische Roman, Probleme des Realismus iii, in: G. Lukács, Werke 6, Neuwied etc., 1965, blz. 441.
eind8
L. Goldmann, Structures Mentales et Création Culturelle, Paris 1970, blz. 300-1, id. Pour une Sociologie du Roman, Paris 1964, blz. 27.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken