Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beschaving (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beschaving
Afbeelding van De beschavingToon afbeelding van titelpagina van De beschaving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beschaving

(1983)–J.P. Guépin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[16]
De juichkreet

Nu was Adam Smith, de grondlegger van de economie, tevens de grondlegger van de liberale economie, en dus van een politieke richting die zich afzet tegen andere opvattingen over de beste werking van de maatschappij. Adam Smith was ervan overtuigd, zoals zo veel achttiende-eeuwse filosofen en latere beoefenaren van de menswetenschap, dat hij voor de menswetenschap de principes en wetten had gesystematiseerd zoals Newton dat had gedaan voor de natuurwetenschap. De vergelijking zou dan moeten luiden: dank zij deze principes en wetten loopt de samenleving vanzelf, net zoals dank zij de newtoniaanse principes en wetten het heelal vanzelf loopt. Maar de samenleving loopt niet zo goed. De formulering wordt dan licht gewijzigd: is de economie eenmaal volgens deze principes ingericht, dan loopt de samenleving verder vanzelf. Voor het instellen van het goede mechanisme dat door Smith is ontdekt, is dus een politiek besluit nodig van mensen die zelf niet aan de wetmatigheden van de machine onderworpen zijn, net zoals God niet aan de wetmatigheden van het heelal is onderworpen: ‘To build the “economie machine” required for the attainment of the postulated goal is an act of political will. Once it operates it obeys, as does the Newtonian cosmos, nothing but the laws of deterministic order.’Ga naar eind1

Waar Newton de mogelijkheid niet wil ontkennen dat God als ingenieur nog eens zou moeten ingrijpen om het heelal bij te stellen - immers de banen van sommige planeten lijken niet helemaal naar

[pagina 211]
[p. 211]

behoren te lopen - is dat ingrijpen voor de menselijke machine essentieel. De juichkreet achteraf van Newton over de door hem ontdekte schoonheid van het heelal is niet essentieel. De liberale economen kunnen niet zonder, want in de samenleving is voortdurende waakzaamheid geboden tegen faliekant ingrijpen van mensen die, als slechte ingenieurs, de werking van de machine niet goed hebben begrepen, of die zelfs, als manicheïsche duivels, de werkzaamheid van de machine willen saboteren. Als het systeem van Adam Smith een echte analogie met het systeem van Newton vertoonde, zou elk ingrijpen in het marktmechanisme een ingrijpen binnen het mechanisme blijven, zoals iemand door een vliegmachine te bouwen niet de zwaartekracht overwint maar er, ten goede of ten kwade, met succes of niet, gebruik van maakt. Een dergelijk mechanisme kunnen we ontwaren in de ruil, als we de (moderne) economie daarvan als abstractie, misschien wel als een ‘alsof’ opvatten: laten we het menselijk bedrijf zo beschrijven alsof andere factoren als wellevendheid, zedelijkheid, gerechtigheid, billijkheid, medelijden, gewoonten, zeden en gebruiken geen beslissende rol zouden spelen en machtsverschillen wel.Ga naar eind2

Men kan in de mechanica van Newton geloven of niet geloven, daarmee stort het heelal nog niet in. Wie niet in de liberale economie gelooft kan wel proberen het liberale systeem ineen te doen storten. Vandaar de polemiek van Smith tegen de mercantilisten, en zijn algemeen wantrouwen tegen kapitalisten die maar al te graag hun invloed bij de overheid aanwenden om protectie en monopolie te verwerven. Met andere woorden, de scientia van Smith is door het feit dat de wetten tevens aanbevelingen zijn, een ars geworden, en een ars wordt om zijn pragmatisch nut bewonderd. De zelfde dubbelzinnigheid geldt ook voor de wetenschap die Marx heeft ontdekt.

Het valt mij nu op hoe sterk het systeem van Adam Smith, die zijn carrière begon met colleges over retorica, op dat van de retorica lijkt. Hij is behalve schrijver van The Wealth of Nations ook nog schrijver van A Theory of Moral Sentiments. Het is een probleem hoe die twee systemen aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Het principe van de ethiek van Smith is een ander terugkoppelingsmechanisme: dat van de wederzijdse hoogachting. Men doet het goede om daarmee de ‘sympathy’ van de ander te verwerven. Ook dit is uiteraard retorisch, ja, in de retorica, opgevat als concurrentiestrijd van meningen - waaronder meningen over goederen - maar ook als strijd om de

[pagina 212]
[p. 212]

instemming en hoogachting van de ander, het publiek dat men wil winnen, vinden de systemen van Adam Smith hun eenheid.

eind1
A.S. Skinner, Th. Wilson, eds. Essays on Adam Smith, Oxford 1975: J. Spengler, ‘Adam Smith and Society's Decision Makers’, blz. 423-5.
eind2
H. Vaihinger, Die Philosophie des Als Ob, System der theoretischen, praktischen und religiösen Fiktionen der Menschheit auf Grund eines idealistischen Positivismus, mit einem Anhang über Kant und Nietzsche, Berlin 19132, blz. 342-4. De economie is een abstractie, een ‘als-ob’, geen afbeelding van de werkelijkheid. Dat is mijn bezwaar tegen iedereen die opmerkt dat de economische wetenschap meer zou moeten omvatten dan datgene wat door middel van geld kwantificeerbaar is, en dat zijn tegenwoordig de neoliberale economen. Het lijkt mij het beste om omgekeerd de economie als abstractie op te vatten van een groter, niet kwantificeerbaar systeem. Het probleem van Adam Smith is dat hij in zijn Wealth of Nations het nut zo centraal plaatst, terwijl hij in zijn andere geschriften uitgaat van morele principes en het geld ziet als middel om macht uit te oefenen en status te verwerven. J.R. Lindgren, The Social Philosophy of Adam Smith, Den Haag 1973, blz. 82-3, vat dat op als retorische strategie. De kern van The Wealth of Nations is dan wellicht te vinden in deze samenvatting, in Lindgrens boek op blz. 119: ‘What he did intend was that the profound desire of ordinary men in many walks of life to achieve recognition by accumulating fortune is the most effective and certain basis of increasing national wealth in the intermediate term. His study of modern European economic history convinced him that it was the steady operation of this disposition and not the grandiose schemes of merchants and kings which had accounted for the increase of national wealth over the centuries since the decline of feudalism.’ Zie A. Smith, An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations, ed. E. Cannan, New York 1937, blz. 238. Ook hieruit blijkt dat de voorspoed een onbedoeld ‘epifenomeen’ is. Het is van belang dat voor Adam Smith de (morele) gewoontes van een samenleving bepalend zijn voor het ‘economisch’ gedrag.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken