Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beschaving (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beschaving
Afbeelding van De beschavingToon afbeelding van titelpagina van De beschaving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beschaving

(1983)–J.P. Guépin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 451]
[p. 451]

[14]
Onthouding van bezield voedsel door ritueel slachten

Als we de Bouphonia beschouwen als allegorie voor de instelling van het moordproces zijn de paradoxen gladgestreken. Kenmerkend voor het aition van Theophrastus is echter dat de tegenstellingen zo kras mogelijk zijn uitgewerkt. Het aition is paradoxaal.

Het begint met een paradijselijke voortijd. De terminologie is hier Orphisch-Pythagoreïsch gekleurd, door de gelijkstelling van slachten van dieren met moorden op mensen. De beste parallel voor de beginsituatie levert de vroeg vijfde-eeuwse ziener uit Sicilië, Empedokles in Fr. 129 d-k: in de oertijd bestonden Ares en de Olympische goden nog niet, alleen Kupris, Liefde, was koningin. De mensen verzoenden zich met haar door vrome wijgaven, waaronder offergaven van loutere mirre en geurige wierook en het plengen van blonde honing: ‘en het altaar werd niet bevochtigd door de ongemengde moorden op stieren, want dat was voor de mensen de grootste bevlekking, om leven af te rukken en edele ledematen te eten.’

Ik denk dat de formulering van Empedokles de bron van het aition tegenspreekt, want ook hier wordt een oorspronkelijke idylle verstoord door de moord op een stier, maar het vleeseten blijft een kwaad, het wordt niet door ritueel slachten verzoend. Het lijkt dan of Empedokles het meest gelijk heeft, want onthouding van bezield voedsel is de enige logische consequentie. Empedokles was, als andere zieners, vegetariër. Door onbezield voedsel te eten verheft de rein levende ziener zich als god boven de mensen (Fr. 112 d-k). De vegetariër neemt geen deel aan de offers van de polis, hij leidt dus een onmenselijk leven, zo goed als degeen die zich op de manier van de wilde dieren met rauw vlees voedt onmenselijk is, maar dan in de zin van ondermens.

Het vegetarisme is een aan zieners voorbehouden asociale uitweg. Het door Theophrastus aangehaald aition dat zich nadrukkelijk richt tot de leden van de gemeenschap, waarvoor de polis van de Atheners als voorbeeld dient, slaat de andere weg in. Dat levert een paradox op. De eerste rundermoord verstoort de idylle, de paradijselijke toestand is doorbroken. De enige verstandige les lijkt ook hier te zijn: dit is een afschrikwekkend voorbeeld, dus nooit meer doen. Zo begint het verhaal dan ook: men moet de altaren niet met bloed bezoedelen en zich onthouden van dergelijk voedsel. Maar betekent

[pagina 452]
[p. 452]

dat onthouding van vlees, of onthouding van niet ritueel geslacht vlees?

Het blijkt dat de reinheidsvoorschriften van de Pythagoreeërs sterk wisselen. Er waren kennelijk ook hier twee richtingen mogelijk. Men onthield zich geheel van dierlijk voedsel, of alleen van dat van sommige aardige dieren, waaronder het wollige schaap en de ploegstier. De geit mag geofferd worden omdat hij gestraft wordt, hij heeft immers van de wijnstok gesnoeptGa naar eind1. Mij interesseert nu de stroming die vlees van geslachte dieren aanbeveelt. Ik zoek eerst naar een meer algemene Griekse offertheorie. Tijdens het Olympisch spijsoffer eet iedereen of alleen de priester de splanchna op het moment dat de meria voor de goden verbranden. Dat is het eigenlijke offermoment. Daarna wordt de rest van het vlees gebraden of ook gekookt. Het eigenlijke offer is nu afgelopen, iedereen neemt deel aan de vrolijke vleesmaaltijd. Over het algemeen neemt men het vlees mee naar huis, en wanneer wordt voorgeschreven dat het vlees ter plekke moet worden opgegeten, dan hebben we te maken met mysterieuze reinigingsoffers.

Welnu, de splanchna zijn de edele ingewanden, als hart en lever. Ze zijn, denk ik, de zetel van de psyche. Maar dat zou kunnen betekenen dat de rest van het vlees dank zij de offerhandeling ontzield is geraakt. Het is overigens de vraag hoe men ooit bezield vlees kan eten, het verbod zou strikt genomen alleen kunnen slaan op het eten van nog levend vlees in de omophagie. Onthouding van bezield voedsel is een afgekorte uitdrukking voor het verbod bezielde wezens te doden om ze daarna op te eten. Bij het Homerische offer verlaat op het moment van het verdoven door de slag met de bijl of daarna bij het doorsnijden van de keel de thymos of de psyche van het beest de ledematen. Het moment waarop men samen met de goden eet van de splanchna is echter toch het gevaarlijke moment van sacralisatie. Door die handeling wordt de rest van het vlees daarna gedesacraliseerd. Deze gedachte, die op zich al een expliciet getrokken consequentie uit details van het traditionele ritueel is, wordt dan uitgewerkt in het Pythagoreïsch verbod om de baarmoeder en het hart, zetels van leven, op te eten. In zijn algemene vorm komt het erop neer dat de sociale Pythagoreeërs gewoon aan offermaaltijden deelnamen, alleen rund- en schapevlees vermeden, en de meest vitale edele ingewanden niet meeaten. Deze opvatting valt zonder veel moeite met het gewone offer te combineren; de verschillen zijn net groot genoeg om de eigen identiteit van de sociale Pythagoreeër te waarborgen.

[pagina 453]
[p. 453]

Ik heb al bladerend in mijn Athenaeus (xiv, 661 b-d) een nieuwe parallel gevonden. Het is een komisch pedante toespraak van een kok uit een komedie van de mij verder onbekende Anthenion. De komedie zal wel niet voor niets De Samothrakiërs heten, want Samothrake was het eiland van de mysteriën. Deze kok spreekt een lof uit op de ontwikkeling van de kookkunst als beschavingsgeschiedenis: ‘De kookkunst heeft de grootste bijdrage geleverd voor eusebeia, vroomheid, want hij heeft ons bevrijd van het beestachtige en verdragloze leven, van walgelijk elkaar opeten en hij heeft orde gebracht, want in een tijd waarin kannibalisme en allerlei kwaad bestond heeft een niet onverstandig man het eerst een offerdier geslacht en vlees gebraden.’

Empedokles en het aition van de Bouphonia hadden gemeen dat de afgrijselijke rundermoord een vleesloze idylle verbrak; Anthenion en het aition hebben gemeen dat de beschaving ontstaat door ritueel slachten. Voor Empedokles, die het offer verwerpt, is het offer zelf een geval van kannibalisme, bij Anthenion gaat het kannibalisme aan het geordend leven vooraf. Het verschil tussen Anthenion en het aition is dat in het aition de rundermoord volgt op een vegetarische, wellicht ideale, periode, terwijl bij Anthenion het offer een duidelijke vooruitgang biedt op ongeordende verwantenmoord. Het aition van de Bouphonia had er wat minder paradoxaal uitgezien als het de idylle had overgeslagen: de rechtsorde maakt een eind, niet aan een Gouden Tijd, maar aan een periode van wetteloos elkaar doden.

De schildering van de Gouden Tijd levert een sterk contrast op met het moorddadig karakter van de rundermoord. Die moord wordt gevolgd door een tweede contrast: dat van het door een juridisch proces geordend leven van de burgers in de polis. We hebben dus drie momenten: 1. een idylle, gekenmerkt door de reine vruchten van de landbouw, 2. de moord op nota bene de ploegstier, 3. orde door ritueel slachten en juridisch proces.

Zowel Empedokles als Anthenion schilderen een periode van allelophagie, vaak vertaald met kannibalisme, maar het is duidelijk dat daaronder ook wordt verstaan het verslinden van dieren, die immers zo sterk verwant zijn dat ook het doden van dieren als moord wordt opgevat.

Allelophagie is kenmerkend voor het roofdierachtig leven. De omophagie, het rauw opeten, is daar ook een kenmerk van. Aan die staat van dierlijkheid wordt een einde gemaakt door de uitvinding

[pagina 454]
[p. 454]

van technai, als die van het vuur en door uitvinding van nomoi, wetten. Welnu, een dergelijke opvatting is Orphisch. Orpheus leerde de mensen zich te onthouden van moord, dat wil alweer zeggen van kannibalisme of van vleeseten in het algemeen, en hij deed dat als stichter van mysteriën. Er was een tijd dat de mensen elkaar opaten en de sterkere man de zwakkere doodde. Aan die situatie hebben Demeter en Kore een eind gemaakt als Thesmophorai Theai, als Instellingen-brengende Godinnen. Hun gaven bestaan uit landbouw en wetten. Demeter schonk de gave van de landbouw aan de Eleusinische Triptolemos met de opdracht de landbouw over de hele wereld te verbreiden. Athene wordt hiermee verheerlijkt als oorsprong van de beschaving. Aangezien Triptolemos in zijn rol van verbreider van de zegeningen van de landbouw op Attische vazen sinds de tweede helft van de zesde eeuw frequent voorkomt, wordt deze hervorming van Orpheus dus zonder moeite in deze tijd gedateerdGa naar eind2. Alweer Onomacritus dus.

eind1
M. Detienne, Les Jardins d'Adonis, Paris 1972, blz. 78 e.v.
eind2
F. Graf, Eleusis und die Orphische Dichtung, Berlin/NewYork 1974, blz. 158 e.v., laat goed het verschil zien tussen de situatie zoals die in de Eleusinische Demeterhymne wordt geschilderd: de oogst mislukt, en de situatie in de Orphische versie: de landbouw wordt door Demeter als dank voor hulp aan de Atheners geschonken, en Triptolemos verbreidt de landbouw over de wereld. Graf denkt nu dat het voorkomen van Triptolemos op vazen sinds 550 nog niet absoluut zeker Orphisme vooronderstelt, en de Triptolemos van Sophokles uit 468 is ook niet Orphisch. Want, zegt Graf, het is Orphisch om de landbouwloze tijd als tijd van dierlijke wildheid voor te stellen. Dat was niet zo bij Sophokles. Nu zijn de behouden fragmenten van de Triptolemos erg mager, niet meer dan dit: gezouten vis, Charnabon koning der Geten en Carthago werd gesticht.
Gezouten vis kan zonder vuur worden bereid, de Geten zijn een wild extatisch herdersvolk en de missie van Triptolemos valt samen met de stichting van Carthago. Daar is geen argumentum ex silentio op te bouwen. Dit is hyperkritiek. De normale kritiek zegt dat als de missie van Triptolemos later duidelijk Orphisch wordt genoemd, men deze visie kan aanhouden tot het tegendeel is gebleken. Op blz. 34 e.v. spreekt Graf over de twee zegeningen van Orpheus (= de zegeningen die volgens de gedichten van Orpheus waren bewerkstelligd): invoering van mysteriën en beëindiging van moord. Zo'n beeld van de geschiedenis is typisch iets voor de sofisten, vindt Graf, en hij verwijst onder andere naar F. Heinimann, Nomos und Physis, Basel 1945, blz. 147, en naar W.K.C. Guthrie, A History of Greek Philosophy, iii, Cambridge 1969, blz. 60 e.v. Maar Heinimann denkt juist dat de Orphische gedachte dat de mens zich dank zij wetten en instellingen (nomoi) heeft kunnen verheffen boven zijn oorspronkelijke dierlijke aard de sofisten heeft beïnvloed, en Guthrie denkt op blz. 62 aan Xenophanes als bron voor de gedachte van vooruitgang, en Xenophanes was een langlevende tijdgenoot van Onomacritus.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken