Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beschaving (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beschaving
Afbeelding van De beschavingToon afbeelding van titelpagina van De beschaving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.01 MB)

XML (1.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beschaving

(1983)–J.P. Guépin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[17]
Onomacritus

Ik ga straks het aition voor de Dionysus-mysteriën weergeven. Ik volg de argumenten van de verlichte filoloog uit Königsberg C.A. Lobeck, die in zijn Aglaophamus van 1829 met ware veldheersblik eenheid in de verwarrende hoeveelheid materiaal heeft gebracht. Het is het enige boek waar ik nu echt voor mijn plezier en vol bewondering weer in gelezen heb. Lobeck heeft vooral verdienste omdat hij de neoplatoonse commentaren en de meest obscure kerkvaders of Byzantijnse geleerden heeft geëxcerpeerd. Helaas is door de historische kritiek dit materiaal verdacht geworden, zodat veel van zijn teksten als latere toevoeging wordt verworpen. Deze bronnen zijn te

[pagina 467]
[p. 467]

laat en te veel met abstracte overwegingen van neoplatoonse aard, of door unfaire polemiek, besmet. Het alternatief, concentratie op klassieke bronnen, levert echter verbrokkeling en daardoor voorbarig ongeloof op, en verliest de greep op het geheel. Het is verstandiger ervan uit te gaan, met Lobeck, dat ook late schrijvers uit de keizertijd meer wisten dan wij, omdat de antieke cultuur toen nog intact was. Voorts dat vooral zingeving veranderlijk is; de betekenis van het verhaal en de motivatie van de handelingen kan van schrijver tot schrijver wisselen, dat blijkt al uit de manier waarop bij voorbeeld de verschillende tragici de wraak van Orestes hebben gemotiveerd. Wat als kern overblijft is dat Orestes wraak nam op zijn moeder die zijn vader had gedood. Wat overblijft is dus de structuur, in dit geval een keten van moord en wraak. Die structuur vind ik terug in het Orphisch aition, benevens details als het koken in de ketel, de onderaardse donder en hemelse bliksem, die naar mijn gevoel ‘clues’ zijn die bij wijze van signalen naar het Orphisch aition verwijzen.

De methode van Lobeck bestaat hieruit dat hij alle teksten over één onderwerp, bij voorbeeld Zagreus, bij elkaar zet, door een kort commentaar verbonden, en alleen als de bronnen elkaar zodanig tegenspreken dat er niet van synonieme varianten kan worden gesproken, wordt er een keus gedaan. Zo worden die bronnen verworpen die Orpheus als de oudste dichter beschouwen; alles wijst erop dat de stortvloed van Orphische geschriften zijn oorsprong vindt in de tweede helft van de zesde eeuw, met als plaats, naast Zuid-Italië en Sicilië, Athene.

Met andere woorden, de Orphische geschriften waren niet oeroud, maar ze werden wel zo voorgesteld; eenvoudigweg, vul ik aan, omdat een theologie zich altijd op traditie moet beroepen, ook als zij vernieuwend is. Zo beroept de christelijke vernieuwing zich in de ogen van de joden ten onrechte op het Oude Testament, Jezus is niet meer dan een van de vele valse Messiassen, en de islam (dus Allah) vergist zich in de ogen van christenen in zijn interpretatie van het christendom; de koran is dus een vervalsing. Evenwel, de Orphici konden zich niet op een nieuwe openbaring beroepen, en moesten het dus wel zo voorstellen alsof de door hen gefabriceerde geschriften ouder waren. Ze mochten dus zo min mogelijk afwijken van wat Homerus en andere Epici, Hesiodus en de aan hen toegeschreven werken, ook de Eleusinische Demeterhymne, over de goden en helden hadden gezegd. Maar toch brachten ze aanzienlijke veranderingen teweeg.

[pagina 468]
[p. 468]

Volgens de Orphici was de heiland het kindje Dionysus dat door de Titanen was verscheurd. Hij werd de zoon van Kore/Persephone en Hades. Op die manier kon de verbinding met de mysteriën van Eleusis worden gelegd. Dat bracht met zich mee dat men rustig de oude Demeterhymne kon blijven lezen, men hoefde alleen de betekenis van het verhaal aan te vullen met wat men uit de Orphische hymne kende: het kindje Ploutos uit de Demeterhymne heet in waarheid Iakchos, en Iakchos is Bakchos; het is het kind van Kore/Persephone en Hades. Dionysus is de zoon van Zeus, dus is Hades een Zeus van de onderwereld. De moeder van Kore/Persephone wordt gelijkgesteld aan de Grote Moeder Kybele (al omstreeks 550 in Zuid-Italië) en met Rhea (via Kreta, Epimenides). De identificatie maakt het mogelijk de wilde dansen van de Korybanten en Koureten, die op de Bacchische orgia leken, in de mythologie van Demeter te introduceren. Aangezien volgens Hesiodus Rhea de moeder van Zeus is en volgens de Demeterhymne Kore de dochter van Zeus en Demeter, heeft Zeus dus twee keer incest gepleegd: eerst met zijn moeder om Kore/Persephone te verwekken, toen als Zeus/Zagreus met zijn dochter Kore/Persephone om het kindje Ploutus/Iakchos/Bakchos/Dionysus/Zagreus te verwekken. Dat heilkind was geofferd door de Titanen, waar wij mensen vanaf stammen.

Onomacritus is de uitvinder van de theologie van de erfzonde en die op zijn beurt is het gevolg van het doordenken van een aition voor een bezoedelde periode in een ritueel.

Daarom moeten wij ons in reinigingsceremonieën bevrijden van onze Titaanse dierlijke aard, door de wrok van moeder Persephone te stillen. Pas dan kunnen we hopen op een rein goddelijk leven, hetzij hier, hetzij na onze dood, het leven dat de Eleusinische mysteriën ons beloven. Immers, met de erfzonde is ook een goddelijk deel van de opgegeten Dionysus in ons overgeleverd, en dat blijft na de reiniging puur over. Hiermee is de scheiding tussen lage, dierlijke driften en in principe goddelijke geest gegeven, plus de noodzaak ons van het lagere te bevrijden. Hiermee wordt ook de reiniging, waaronder die van Eleusis, voor iedereen verplicht. Een goede manier voor een tiran om zijn onderdanen door schuld te binden.

Dat is uiteraard mijn versie, die echter uit de behandeling van het materiaal bij Lobeck te distilleren valt. Nu we de noodzaak van vervalsing hebben aangetoond wordt Onomacritus, een Orphicus aan het hof van de Atheense tiran Pisistratus, extra aanlokkelijk als auteur van althans een gedeelte van de aan Orpheus toegeschreven gedichten.

[pagina 469]
[p. 469]

Onomacritus is tijdens de regering van een van de zoons van Pisistratus ontmaskerd als vervalser van orakels die aan Orpheus' zoon Musaeus waren toegeschreven. Een stichter van een godsdienst, een theoloog, die op heterdaad betrapt wordt! Welk een historische gebeurtenis, welk een roem voor de dithyrambendichter Lasos die hem betrapte - diens andere titel is dat hij een dithyrambe zonder ‘s’ had geschreven.

Door die ontmaskering werd er uiteraard in het algemeen getwijfeld aan de echtheid van de Orphische gedichten, en gezocht naar de werkelijke auteurs. Onomacritus komt dan in aanmerking als auteur van een gedicht over de verscheuring van Dionysus, en wel omdat Pausanias dat zegt: hij zou de Titanen verantwoordelijk hebben gemaakt voor de misdaad. Dit zijn twee berichten in een: hij is degeen geweest die de verscheuring van Dionysus als misdaad heeft voorgesteld, en hij heeft de Titanen - een soort Giganten, behorend tot een oudere generatie van goden dan de Olympische - tot misdadigers gemaakt. Lobeck heeft gelijk als hij zegt dat alles erop wijst dat het verhaal van Pausanias betrouwbaar is. Uiteraard hoeft de naam Onomacritus niet meer te zijn geweest dan een aanvaardbare gissing: het was bekend dat hij een vervalser was, de Orphische gedichten waren vervalst. Welnu, dat is niet meer dan een stilistische aankleding: wie ‘waarschijnlijk Onomacritus’, ‘iemand als Onomacritus’ zegt, bedoelt toch dat er een aantal Orphici aan het hof van Pisistratus aan het werk is geweest. De reden van die activiteit is de religieuze politiek van Pisistratus, die blijkt uit een vergroting van het Telesterion, het Inwijdingsgebouw in Eleusis, en bij voorbeeld uit de instelling van de Grote Dionysia, waar de eerste tragediedichter Thespis omstreeks 534 de eerste prijs won. Omstreeks die tijd zien we op vazen voor het eerst de thyrsos opduiken, een ingewikkeld ritueel instrument, bestaande uit een stengel, narthex, van bereklauw met een top van ineengewonden wingerdbladen, die de Maenaden rondzwaaiden. Maar ook de verscheuring van Pentheus komt in die tijd voor het eerst op vazen voor. Pentheus wordt genoemd als titel van een van de tragedies van Thespis. De lijst van titels is onbetrouwbaar, maar de verscheuring van Pentheus, als tegenstander van Dionysus, onderwerp van Euripides' Bacchae, is een bij uitstek tragisch onderwerp, en tevens het onderwerp dat het meest direct met Dionysus te maken heeft. Het voorkomen van Pentheus in Athene voor het eerst omstreeks 540 kan dus heel goed aan een tragedie te danken zijn.

[pagina 470]
[p. 470]

Is de theologie van de Grote Dionysia Orphisch en omstreeks het midden van de zesde eeuw ontwikkeld door Onomacritus?

Er is een tijd geweest dat men de neiging had op grond van het feit dat de bronnen zo laat zijn, ook het verhaal van de moord van de Titanen laat, op zijn vroegst Hellenistisch, te dateren. Dat kan niet want Pindarus zegt in een door Plato geciteerd fragment (Fr. 133 s) dat de zielen van degenen wier ‘boete Persephone zal aanvaarden voor haar oude smart’ na acht jaar zullen worden herboren als koningen die als heroën zullen worden geëerd. Nu geloof ik persoonlijk niet dat de wedergeboorte Orphisch is, al is hij snel via het Pythagorisme in de theologie van de Orphici geïncorporeerd.

Maar de boetedoening voor de oude smart van Persephone is wel Orphisch, want kan niet anders zijn dan de smart om de dood van haar kind Dionysus. Dus ook de moord van de Titanen en de erfzonde zijn in deze uitdrukking voorondersteld. De periode van boetedoening bedroeg kennelijk acht jaar. Met Pindarus zijn we in de eerste helft van de vijfde eeuw gekomen, en dan ligt het voor de hand aan de tijd van Pisistratus als tijd van theologische systematisering te denken. Heel veel ouder kan ook weer niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken