Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de With (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de With
Afbeelding van Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de WithToon afbeelding van titelpagina van Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de With

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (12.62 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Editeurs

Georges Eekhoud

Wim J. Simons



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pathologieën. De ondergangen van Johan van Vere de With

(1975)–Jacob Israël de Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina VII]
[p. VII]

Voorrede van Georges Eekhoud.

Dit is een zeer belangrijk geschrift, waarin de Heer Jacob Israël de Haan, die een uitmuntend letterkundig kunstenaar is, en een psycholoog van een diep doordringensvermogen, over afwijkende gevoelsneigingen, dat wil zeggen over het uranisme geschreven heeft.

Reeds vroeger heeft de schrijver dit onderwerp behandeld in een boek ‘Pijpelijntjes’ waarvan het gebeuren voorviel in een van de meest eigenaardige wijken van Amsterdam. Met eene ontroerende waarheidsliefde en een groot kunstvermogen, maar ook met buitengewoon veel tact, die van maathouden weet, beschreef deze kunstenaar ons toen een deel van het leven van twee zenuw-ongezonde jonge mannen, die tot de groep van bijzonder verstootenen en misdeelden der liefde behoorden, te wier gunste de openbare meening, vóórgegaan door de wetenschap en vooral door de letterkunde, zich nu eindelijk iets meer billijk begint te toonen.

In dat verband herinner ik nu alleen aan de edelmoedige beweging in de Fransche pers, ten gunste van den uitmuntenden kunstenaar uit Engeland: Oscar Wilde, die door de bijbelsche rechters veroordeeld werd tot eene afschuwelijke straf, wegens daden, waardoor niemands vrijheid ook maar in het minst was geschaad. Daden, die in geen enkel opzicht minderwaardig waren, en waarmede hij zeker niemand had benadeeld van dat stel goede menschjes, die als zijne beschuldigers optraden. Meer in het bijzonder denk ik aan de artikelen van Octave Mirbeau, Henri Fouquier, en vooral aan die van Paul Adam en Henri de Regnier in ‘la Revue Blanche’ en van Hugues Rebell in de Mercure de France.

In de wereld der wetenschappelijke werkers, was het vooral de meening van den vrijheer Von Krafft Ebing, professor aan de Universiteit te Weenen en een van de grootste autoriteiten op het gebied van de psychiatrie, die heeft bijgedragen tot verruiming van het gezichtsveld, en die de ware zedelijke en lichamelijke aard heeft doen kennen van zoovele menschen, die zonder schuld verstooten worden en buiten het maatschappelijke leven gesteld.

In het voorwoord bij eene fransche uitgave van een geschrift van Dr. Albert Moll, ook eenen zeer bekenden geneeskundige, gewijd aan afwijkende gevoelsneigingen heeft Von Krafft Ebing het volgende geschreven:

[pagina VIII]
[p. VIII]

‘De wetten en de openbare meening zullen hiermede rekening hebben te houden, dat deze afwijkende gevoelsneiging niet is: “perversité” maar: “perversion”, dat wil zeggen, dat zij om zich te ontwikkelen eenen bepaald geaarden aanleg eischt, en in vele gevallen een ziekteverschijnsel is. Dit wetenschappelijk vaststaand feit moet ten slotte toch eens een einde maken aan het ingekankerde vooroordeel, waarmede menschen veracht worden en veroordeeld, wier eenige schuld is, dat het harde Lot hun homosexueele gevoelens en neigingen heeft toebedeeld. Ieder, die de gerechtigheid en de menschheid liefheeft zal met diepe voldoening hooren, dat de afwijkende in zijne neigingen naar Liefde, daarom nog geen misdadiger is, maar dikwijls wel ongelukkig. Hij is geen schenner van de menschheid, maar een minder door de stiefmoederlijke natuur bedeelde. Hij verdient evenmin minachting als iemand, die met eene lichamelijke afwijking geboren wordt.

De feiten van de geschiedenis en mijne eigene clinische ondervinding hebben voor mij voldoende vastgesteld, dat het dikwijls menschen zijn, die alle eerbied verdienen en op eene maatschappelijk nuttige wijze werkzaam zijn, en die alleen het ongeluk hebben, dat sommige hunner gevoelens afwijken.’

Volkomen hebben letterkundige kunstenaars, romanschrijvers of dichters of tooneelschrijvers het recht hun onderwerp voor een letterkundig kunstwerk aan de levenswijze van die ongelukkige lieden te ontleenen.

Dat, en niet iets anders, heeft de Heer De Haan gedaan. Toch haalde het verschijnen van zijn boek ‘Pijpelijntjes’ hem vrijwel onverwachte vijandelijkheden op de hals van vele zijner toenmalige staatkundige vrienden: de socialisten. Zij stelden zich erger aan dan de meest duffe dompers, en de meest bekrompen puriteinen. De ijveraars voor eene bijbelsche moraal meenden niet beter te kunnen doen, dan hunnen makker te verloochenen en te belasteren, eene laaghartigheid, waardoor de heer De Haan in vrij groote bezwaren geraakte, daar hij door hun gedrag van zijne bestaanszekerheid werd beroofd.

Dan toonde een van de groote mannen van het socialisme, een van zijne edelste en meestbegaafde aanhangers, Lassalle toch meer hoogheid van karakter.

Toen een voorman van de socialisten Dr. Schweizer, veroordeeld was wegens zoogenaamde onzedelijke handelingen, haastte zich de

[pagina IX]
[p. IX]

Arbeidersvereeniging te Frankfort aan de Main, waarvan Dr. Schweizer lid was, hem van de ledenlijst te schrappen. Toen schreef Lassalle, die den veroordeelde goed kende, eenen brief aan het bestuur van de genoemde vereeniging, en daarin keurde hij deze onverdragelijke bekrompenheid onvoorwaardelijk af. En hij betuigde den man, gebogen onder het juk van een onrechtvaardig recht, zijne hoogachting en zijne sympathie.

‘Zoo eene houding tegenover iemand van uw verstand,’ schreef Lassalle aan zijnen strijdmakker, ‘is alleen een bewijs, hoe bekrompen en valschaardig de meeningen van ons volk zijn, wanneer de politiek daaraan te pas komt.’

In ‘Pathologieën’, zijn nieuwe boek, beschrijft de heer De Haan ons hoofdzakelijk de levensverhoudingen van twee homosexueelen. Een van hen behoort misschien niet in ieder opzicht tot de élite tot hen, die men supérieure uranisten noemt, maar hij is toch een jongen van fijnen en kunstvollen aard, teeder en toegewijd voor hen, die hij liefheeft, hoewel zijne genegenheden al te sterk zijn, al blijven zij steeds zuiver.

Zijne homosexueele neigingen en zijne genegenheid brengen hem langzaam, maar met noodlottige zekerheid in geheele afhankelijkheid van eenen tweeden homosexueel. Deze, René, is een groot kunstenaar, maar verder een zuivere duivel, een zoeker naar nieuw genot, zooals men ook vindt bij hen, wier liefdeleven anders van aard is. De verlangens van René zijn bedorven en verscherpt door wreedheden van sadistischen aard en uiting.

Ten slotte kan de jongen Johan zijn leed, zijne mishandelingen en verfijnde kwellingen en zijne angsten niet langer verdragen. Zijn verstand, dat vroeger sterk genoeg was, vervalt, en hij eindigt met zelfmoord.

Het langzame verval van dien ongelukkigen jongen wordt ons verhaald op eene wijze, die bewijst, dat de heer De Haan sinds hij ‘Pijpelijntjes’ schreef als kunstenaar nog sterker is geworden. Hij heeft alles vermeden op te schrijven wat eene vuile en roestige pen in dat onderwerp zou hebben weten te vinden. Uitvoerig en met verfijnde zorgvuldigheid verhaalt de schrijver ons de verhouding van Johan met zijnen vader, en later met René Richell, de opofferingen van Johan, zijne onbaatzuchtige genegenheid, zijne pogingen om zijnen man tot eene minder martelzuchtige liefde te brengen, zijn onmacht om met hem te breken, de ondergang van zijne kunst-

[pagina X]
[p. X]

vermogens, van zijn hooghartige wilskracht, van zijn verstand en ten slotte van zijn leven.

‘Pathologieën’ is meer een zielkundig treurspel dan de beschrijving van gestoorde verlangens, en daardoor heeft dit zeer bijzondere geschrift die ernstige, smartelijke pracht van geheimnisvolle noodlottigheid, waardoor werkelijke meesterwerken zich dadelijk onderscheiden.

Om de tooneelen van de hoofdhandeling heen, groepeeren zich de kalmere gebeurtenissen. En behalve de twee hoofdfiguren heeft de heer De Haan met volkomen zorgvuldigheid zijne andere personen geteekend, vooral de vader van Johan. In uitmuntend proza verhaalt de schrijver ons de kindsheid van Johan, zijn bijzonder leven in hun huis met zijnen vader, zijne jaren met de jongens van de school; zijne levenswijze bij de twee oude menschen, waarbij hij later te Haarlem thuiswoont en waar hij den zuiveren duivel ontmoet, waardoor Johan ondergaat. Deze fijne beschrijvingen bedaren dikwijls de ontroeringen gewekt door de woedende liefde in dit innige treurspel beschreven.

Dus: dit is een boek, dat den naam van den schrijver als letterkundig kunstenaar voor altijd zal bevestigen.

 

GEORGES EEKHOUD.

 

Noot: Georges Eekhoud schreef deze voorrede te Brussel in de Fransche taal, terwijl Jacob Israël de Haan haar te Amsterdam in zijn Hollandsen overzette.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken