Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het joodsche lied (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het joodsche lied
Afbeelding van Het joodsche liedToon afbeelding van titelpagina van Het joodsche lied

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het joodsche lied

(1915)–Jacob Israël de Haan–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

Paaschavond

 
Mijn moeder maakte elk jaar de seiderschaal
 
Met vreugde en vrome wijding weer gereed,
 
's Avonds zongen we in onze moedertaal
 
't Lied van ons volk, dat in Egypte leed.
 
 
 
Drie brooden liggen onder de schaal, want
 
Een voor de Priesters, één voor de Levieten
 
Een voor het veldvolk, dat tienden moest schieten
 
Van de overoogst, die God gaf aan ons land.
 
 
 
Op de schaal een gebraden been: het Lam
 
Waarvan het bloed kleurde iedere deurpost,
 
Dat de Doodsengel, die 't Volk heeft verlost
 
Uit onze woningen geen dooden nam.
 
 
[pagina 36]
[p. 36]
 
Er is, met bittre kroon, een wrange wortel,
 
Bitter dreef Egypte ons tot werk en draven,
 
Twee steden bouwden wij machtlooze slaven,
 
Bloed en tranen mengden zich met de mortel.
 
 
 
Er is een ei: zonder begin of eind,
 
Gelijk geen man aan zulk wreed lijden zag,
 
Tot God het wendde en met één wonderslag,
 
lsrel uittrekt, Egypte in zee verdwijnt.
 
 
 
Daarom is er een schaal vol zoete vruchten,
 
In wijn geweekt, want vreugde komt na 't leed,
 
God, die hoogten van trots en diepten meet
 
Van elken val, geeft zegen of doet vluchten.
 
 
 
Mijn Vader hief het ongezuurde brood,
 
‘Dit is 't brood, dat onze voorouders aten,
 
Toen zij reisree, gepakt en gehaast zaten
 
En geen tijd hun voor 't gisten overschoot.
 
 
[pagina 37]
[p. 37]
 
Dat ieder, die honger heeft binnentrede
 
Neme zijn spijze van ons heilig feest
 
Want hongrende slaven zijn wij geweest
 
Wij herdenken het in werk en gebeden.’
 
 
 
Wij dronken zoeten wijn uit zilvren beker,
 
Spraken aandachtig Vaders bede na:
 
‘Heden in Holland: met Gods wil weldra
 
Te Jeruzalem, onvervolgd en zeker.
 
 
 
Dat iedereen, die dorst heeft binnentrede,
 
Zwervend leden wij zóó vaak wrange dorst,
 
Verjaagd door wreed volk of geldgierig vorst
 
Wij herdenken het in werk en gebeden.’
 
 
 
Altijd verheugd of wij 't verhaal nooit zagen
 
Lazen wij weder wat de wijze vraagt
 
Wat de eenvoudige, wat die spot en plaagt
 
En van den man, die nooit iets weet te vragen Ga naar voetnoot1.
 
 
[pagina 38]
[p. 38]
 
De wijze vraagt: ‘Waarom is het u recht
 
En wet van avond deze Orde te lezen?’
 
En 't antwoord: ‘Omdat God ons heeft bewezen,
 
Zijn macht toen wij machtloos werden geknecht!’
 
 
 
De spotter smaalt: ‘Bewees u waarlijk God
 
Dien goeden dienst en viert gij daarom feest?’
 
En 't antwoord: ‘Ja: waart gij met ons geweest
 
Wellicht leefden wij nog onder 't slaafsch lot.’
 
 
 
De eenvoudige vraagt enkel: ‘Wat is dat?’
 
En niet: ‘waarom geschiedt het,’ als de wijze,
 
En het antwoord: ‘Daar wij den Eeuwge prijzen
 
Die wondren deed, als geen volk gezien had.’
 
 
 
En dan de man, die nooit iets heeft te vragen
 
Als wijzen doen, maar ook niet spot en haat,
 
Spreek zelf tot hem, gelijk geschreven staat:
 
‘Leert vriend en vreemd de schoonheid uwer Dagen.’
 
 
[pagina 39]
[p. 39]
 
Later aten wij 't eerst ongezuurd maal
 
Als toen in Egypte, na 't dankgebed
 
Zongen wij weer liedren in de eigen taal
 
Herdenkend hoe wij werden uitgered.
 
 
 
't Lied van de wondren midden in de nacht,
 
En van al wat op Paschen is geschied,
 
Dan 't lied, dat over aard- en zeegebied
 
Slechts éénen God erkent in eeuwge macht.
 
 
 
En 't laatst het lied van 't Lam zoo zeer bemind,
 
De kat, den hond, den stok, het vuur en 't water,
 
Den os, den slager en den Dood, den Hater
 
Van al wat leeft, dien God slechts overwint.
 
 
 
Dan voor wij rusten gingen, zette Vader
 
Gezegend brood en zoeten wijn gereed,
 
Hij kan komen, Elia, de Profeet,
 
Die voert verspreiden van ons volk te gader.
 
 
[pagina 40]
[p. 40]
 
Hij kan elk jaar komen: Een weet zijn Tijd,
 
Die wendt wat wreedaards wikten, en wiens wegen
 
Rechtvaardig zijn, dus houd uw hart genegen
 
Als een feestlijk huis voor zijn heerlijkheid.
voetnoot1
Vier symbolische mannen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken