Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen
Afbeelding van LiederenToon afbeelding van titelpagina van Liederen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen

(1917)–Jacob Israël de Haan–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Tijdzangen.

[pagina 3]
[p. 3]

In den wreeden zomer.

 
Nu doet het zoet van den zomer mij weenen
 
En haatlijk is mijn hart zijn milde lust,
 
Want braakte en brand zijn op de aarde verschenen,
 
En alle volken kampen verwilderd ontrust.
 
 
 
Avond: de kleuren van de late lucht
 
Verinnigen zich tot één teedre tint
 
Van bleekend blauw, de sterrennacht begint
 
Zijn toovertochten zonder één brekend gerucht.
 
 
 
Maar ach: in hoeveel oogen breken kleuren
 
Des zoeten hemels voor de laatste keer?
 
Hoeveel makkers schenden met scherpe scheuren
 
Uitsplijtende kogels het lijf tot heilloos zeer?
 
 
 
Hoeveel makkers liggen machtloos ter aarde
 
Wier ellende niets meer dan sterven hoopt,
 
Onder 't bonkend kanon of onder paarden
 
Razend vluchtend worden zij neergetrapt, gesloopt.
 
 
[pagina 4]
[p. 4]
 
Zij vielen in de kracht van hunne dagen
 
Geslagen op het bloedbedronken veld,
 
Makker noch Moeder hoort hun laatste klagen
 
Terwijl de dorre dorst tot het wreed eind hen kwelt.
 
 
 
Menig mond, die feestelijk heeft gezongen
 
In den zaaitijd toen zon ging naar zijn hoogst,
 
Bloedt schuimend, zijne lippen wrang gewrongen,
 
De Doodsmaaier haalt lachend zijn overrijke oogst.
 
 
 
Geen zaaier zal dit jaar zijn oogst gewinnen,
 
Hij valt of legers vertreden zijn veld.
 
Beroofd van recht, van vrede en blijde zinnen
 
Weten der volken harten niets meer dan geweld.
 
 
 
Geen winter heeft ooit de aarde zóó vervloekt
 
Met overmacht van nacht en barre naakte
 
Als de milde zomer, die wreed bezoekt
 
Elk bloeiend land tot het uiterst met brand en braakte.
 
 
 
Zomer, hoe ging mijns harten blij verlangen
 
De Lente door naar uwe lusten uit,
 
De vogels zongen en mijn lichte zangen
 
IJverden blijde met hun zalig-blij geluid.
 
 
[pagina 5]
[p. 5]
 
Als knaap heb ik zomer en zon bemind,
 
De Zomer was de God van mijne jeugd,
 
Nu nog, bewuster, sterker dan een Kind
 
Voelde ik elk jaar dieper, krachtiger zijne vreugd.
 
 
 
En dit jaar, mijne makkers zouden komen
 
Uit menig streek naar 't minlijk bloeiend land
 
Van Holland en wij zouden samen droomen
 
Saam lachen en samen ijveren in verstand.
 
 
 
En met elk Vriend zoude ik hartverheugd reizen
 
Naar ieders land, naar ieders dorp of stad,
 
Elk zou zijn eigen land gelukkig prijzen,
 
Maar niet min genieten van aller landen schat.
 
 
 
En thans: verdeeld in vijandlijke legers
 
Kampen allen den verwilderden strijd,
 
Of overwonnenen of trotsche zegers
 
In elk hart wijkt Vriendschap voor norsche bare nijd.
 
 
 
Hun bloeiende landen liggen geslagen,
 
En Holland leeft beklemd, met strijd bedreigd,
 
Het woest geweld versmoort al smartlijk klagen
 
En bedwingt de harten, dat elk man lijdt en zwijgt.
 
 
[pagina 6]
[p. 6]
 
O, wreede Zomer, wreeder dan één winter,
 
Lach niet, lach niet, bij 't woedend onverstand,
 
Laat uwen hemel rouwen, want wie vindt er
 
Geen haat in lach des hemels boven 't helsche land?
 
 
 
In den winter zou mijn hart lichter dragen
 
't Helsch leed, dan in den zoeten zomertijd
 
Als de avonden zóó stil zijn en de dagen
 
Lachen bij woede die elk bloeiend erf ontwijdt.
 
 
 
O, kon ik met mijn handen u verscheuren
 
Zomerhemel met uw zalige lach,
 
Dat gij niet minder dan de Aarde zoudt treuren
 
Om 't verbijsterd geweld, het zinneloos bejag.
 
 
 
Zomer: ik haat u met uw bloeiend schoon,
 
Hemel: ik haat u met uw sterrenvreugd
 
Want vreugd en zomer zijn een helsche hoon
 
Waar de Aarde nacht en dag der volken hartbloed teugt.
 
 
 
Rouw met mijn liederen, o, blijde lucht.
 
Zomer, dek als een Moeder het gelaat
 
Wier liefste zoon geslagen in de vlucht
 
Van zijn schuldlooze jeugd op 't bloedend veld vergaat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken