Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen
Afbeelding van LiederenToon afbeelding van titelpagina van Liederen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.44 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen

(1917)–Jacob Israël de Haan–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Aan den Dood.

 
Dood, naar het Raadsel van uw verklaarde oogen
 
Smeken de beden van mijn weenend lied:
 
‘Betoon het stervend Leven mededoogen,
 
Verwoest schatten van zooveel eeuwen niet.’
 
 
 
Ik heb u nooit gehaat als velen haten,
 
Het gras groeit hoog over mijn Moeders graf,
 
Wat is haar lot en 't lot van mijne Maten,
 
Die daalden langs uw donkre wegen af?
 
 
 
Als ik herdenk de Makkers van mijn jeugd,
 
Als ik herdenk mijn Moeders min en lied,
 
Al verloren liefde en verloren vreugd
 
Dan breekt mijn hart, en toch haat ik u niet.
 
 
 
Ik heb de ruimten van mijn jeugd genoten,
 
En menig vreugd heeft mij wroegend berouwd,
 
Maar zonder haat en vrees was ik besloten
 
Te gaan met u, wanneer gij komen zoudt.
 
 
[pagina 26]
[p. 26]
 
Men beeldt u gelijk een rammlend geraamte
 
Met een kakebek en een snerpe zeis,
 
Die levens afmaait zonder schroom of schaamte,
 
En breekt der moeders min, der zangers wijs.
 
 
 
Ik niet, ik zag zóó menigmaal gebogen
 
Over mijn oogen in een kalme slaap,
 
Het schaduwlooze wonder van uw oogen,
 
Gij waart zoo schoon en schuldloos als een Knaap.
 
 
 
En uw schoonheid maakte mijn hart geruster,
 
Ik dacht aan u bij 't drijven van de nood,
 
Des Levens vreugden genoot ik bewuster
 
Sinds ik niet meer vreesde, goede Dood.
 
 
 
Het gras groeit over mijn Moeders graf hoog,
 
Ik vroeg geen rekenschap, ik hield geen haat,
 
Maar thans, mijn oogen bevend in uw oog
 
Vraag ik U rekening van uwe Daad.
 
 
 
Dit: alle landen bloeiden rijk in vrede,
 
Een steun des vredes scheen het krijgsgeraad,
 
En thans, op uw bevel liggen vertreden
 
De landen en branden harten van haat.
 
 
[pagina 27]
[p. 27]
 
En thans: op uw bevel kampen gescheiden
 
Die Makkers waren in vijandig heir,
 
Men acht geen rede meer, geen medelijden,
 
Geen goede trouw, geen schoon, geen teedere eer.
 
 
 
Het Leven was een trouw en eerlijk werker
 
Wij genoten zijn goedheid hartverheugd,
 
Gij beveelt volken en hun haat is sterker
 
Dan alle liefde en alle levensvreugd.
 
 
 
Thans kampt gij wreed met het Leven, uw helden:
 
Woedend geweld, Honger, Koorts, Bonte Pest
 
Strijden genadeloos op de open velden
 
En binnen de muren van elke vest.
 
 
 
Gij strijdt zonder ontzag en 't heilloos winnen
 
Valt u thans licht, waar volk tegen volk woedt,
 
Gij verbijsterd elk vreedzaam volk de zinnen
 
En zet zijn landen onder stroomend bloed.
 
 
 
't Leven heeft menigmaal met u gestreden
 
Zijn helden waren Wetenschap en Kunst,
 
De kans keert fel: het Lot geeft u zijn gunst
 
En 't Leven ligt machteloos neergetreden.
 
 
[pagina 28]
[p. 28]
 
Zijt gij de schoone schuldelooze Makker,
 
Die zóó vaak in mijn droom verlokkend riep?
 
Hoe raast gij dan elk rauwe hartstocht wakker,
 
Die in de harten der volkeren sliep.
 
 
 
Of zijt gij toch het wreed rammlend geraamte
 
Met zijn kakebek en zijn snerpe zicht,
 
Die levens afmaait zonder schroom of schaamte,
 
Voor wiens woeden al Jeugd en Schoonheid zwicht.
 
 
 
En was het lokken in mijn klare slaap,
 
Niet anders dan een zinneloos verraad?
 
Gij waart zoo schoon en schuldloos als een Knaap,
 
Die thans met breuk en brand het Leven slaat.
 
 
 
Het gras groeit over mijn Moeders graf hoog,
 
Ik vroeg geen rekenschap, reeds menig Maat
 
Gedenk ik, die uw wegen nedertoog.....
 
Maar thans vraag ik rekening van uw Daad.
 
 
 
Ik heb u nooit gevraagd, wie van uw wegen
 
De maten meet over de bloeiende aarde,
 
Het Leven werd mijn hart tot kalmer zegen
 
Sinds ik getroost uw klaar geheim aanvaardde.
 
 
[pagina 29]
[p. 29]
 
Maar thans: der steden afgeraasd geraamte
 
Heft zijn ellenden naar de zonnelucht
 
Uw wil, uw werk, dat volken zonder schaamte
 
Elkaar berooven van hun rijkste vrucht.
 
 
 
En naar het Raadsel van uwe klare oogen
 
Schrijnt het schreien van mijn ellendig lied:
 
‘Betoon het stervend leven mededoogen
 
Verwoest schatten van Jeugd en Schoonheid niet.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken