Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

Het raadsel Ross

Er zijn mensen, wier magnetisme onverbrekelijk verbonden is met hun laatste adem; het spreekt niet (zoals bijvoorbeeld bij Stendhal wèl) uit hun nalatenschap. Voor mij althans was Oscar Wilde zo iemand en Frank Harris. Deze figuren stellen de biografen, die hen persoonlijk gekend hebben, voor extra problemen. De biograaf is namelijk gewoonlijk nog geheel in de ban van de te beschrijven persoonlijkheid; diens dynamiek evenwel op de platte bladzij te krijgen voor een neutraal publiek is een moeilijke taak en leidt bijna altijd tot wijdlopigheid: komt het niet uit de diepte dan maar uit de lengte. Hierdoor mankeert er gewoonlijk iets aan de eenheid van het beeld. Een goed voorbeeld van dit getheoretiseer was H.W. Ross, zevenentwintig jaar lang hoofdredacteur van The New Yorker. De door mij gesignaleerde zware taak omschrijft James Thurber, die hem bijna al die jaren van nabij heeft meegemaakt, in zijn boek The Years With Ross (1959) als: ‘There were so many different Rosses, conflicting and contradictory, that the task of drawing him in words sometimes appears impossible, for the composite of all the Rosses should produce a single unmistakable entity: the most remarkable man I have ever known and the greatest editor.’ Zijn boek nu, amusant en afwisselend als het is, is geen ‘entity’. Van dat vat vol tegenstrijdigheden H.W. Ross zien we wel de tegenstrijdigheden, maar niet het vat. Dat blijkt uit het feit, dat ik soms op termen stuitte, die mij verrasten. Thurber plaatst een keer het woord ‘genie’, maar kan het niet geloofwaardig maken en zo verbaasden mij de woorden ‘love’ en ‘affection’, die hij aan het eind van zijn boek gebruikt en de mededeling dat Ross de ‘star patient’ was in ieder ziekenhuis waar hij verpleegd werd; ik had, na een paar honderd bladzijden ‘profile’ van Thurber, geen idee dat de grote donderaar Ross een ‘lovable man’ was. Thurber beschrijft hem als een krachtfiguur, een man zonder de gave der verbeelding, een scherpschutter met een dozijn ‘blind spots’ en ‘strange areas of ignorance’ - zijn fameuze notitie in de marge ‘who he?’ verscheen zelfs bij een naam als William Blake - soms een warhoofd, altijd een ploeteraar en piekeraar, maar ik kreeg uit

[pagina 90]
[p. 90]

Thurber's boek niet de indruk dat Ross ook een bekwaam man was, terwijl 27 jaargangen van zijn weekblad dat toch bewijzen. Hij zette het in 1925 op: ‘The New Yorker will be the magazine which is not edited for the old lady in Dubuque’, sleepte het door de crisisjaren heen en maakte er een blad van dat zich de weelde kan veroorloven jaarlijks een kwart miljoen dollar aan advertenties te weigeren, die niet ‘up to New Yorker standards’ zijn.

Ross had een hartstocht voor exactheid. Spottend heeft men gezegd, dat als je over de Empire State Building schreef, hij op liet bellen om te vragen of het er nog wel stond. Ross en de komma is een hoofdstuk apart: ‘This magazine is in a commatose condition’ is een vondst van Thurber. Aan de andere kant was het die hartstocht ook, die maakte dat Ross geen notie had van poëzie, die hem verwarde: ‘I know, I know, it's poe tic licence - White has told me all about that-But I don't think there should be a licence, even in poetry, to get a thing wrong.’ Zijn droom was een Centraal Bureau, waaraan een Alwetende zou zitten, die zonder moeite alles zou controleren, die altijd wist waar iedereen was en die iedere donderdag een magazine zou baren ‘at once funny, journalistically sound, and flawless’. Thurber verhaalt uitvoerig over de figuren, die de droom tot werkelijkheid zouden maken. De een na de ander heeft aan dat Centraal Bureau plaats genomen, werd als ‘Miracle Man’ door Ross aanbeden, al spoedig tot menselijker proporties gereduceerd en altijd na laaiende ruzies, waarbij soms met de telefoon werd gesmeten, ontslagen. Ross is driemaal getrouwd geweest en slechts éénmaal, ‘for keeps’ met The New Yorker. Een van de keren dat E.B. White er weer eens genoeg van had en de jas al aan, schreeuwde Ross hem toe: ‘You can't quit. This isn't a magazine - it's a Movement.' Ondanks al dat gehuw was Ross zo groen dat hij, toen hij van de eerste zwangerschap van zijn vrouw vernam, naar de telefoon ijlde en de gynaecoloog liet komen voor een ‘spoedgeval’. ‘Judas, I didn't know, Ross told me the next day. I thought you had to act fast.’ Hij was een fanatieke puritein, die geen ‘sex’ in zijn

[pagina 91]
[p. 91]

blad duldde en zijn angst voor een dubbelzinnigheid, die hem zou ontgaan, was een levenslange gezel. Toen een sollicitante voor een baantje tegemoetkomend zei: ‘Of course, I realize what would be expected of a girl in a place like this - I mean in addition to her regular work’ ging Ross daadwerkelijk op de vlucht en nadat hem eens enkele ‘facts of life’ waren uitgelegd, zei hij: ‘Goddam it, I hate the idea of going around with female hormones in me.’

Thurber beschrijft het raadsel Ross van alle kanten, maar vermag het niet op te lossen. Hij komt de oplossing misschien het dichtst nabij waar hij schrijft: ‘The New Yorker was created out of the friction produced by Ross Positive and Ross Negative.’ Een conclusie van Dale Kramer in zijn boek Ross and The New Yorker, dat eerder is verschenen en dat Thurber nergens noemt, lijkt mij nog juister: Kramer zegt daar: Ross wist nooit wat hij wilde, alleen wat hij niet wilde en volgens hem zou Ross gezegd hebben dat er eenvoudigweg niet genoeg goed spul in Amerika geschreven werd om er een weekblad mee te vullen. ‘We'll just have to print what we dislike the least.’

The Years With Ross wordt opgeluisterd met een keur uit de beste tekeningen van Thurber. Die zijn onmogelijk te beschrijven voor wie ze niet kent. Het is ondoenlijk er iets verstandigers over te beweren dan wat White zei toen hij zag dat Thurber probeerde zijn ‘techniek’ te verbeteren: ‘Don't do that. If you ever got good you'd be mediocre.’ Ondanks mijn indruk van brokkeligheid vormen deze tekeningen met een tekst van een uitzonderlijke figuur als Thurber over een ongewone als Ross een onweerstaanbaar geheel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken