Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken. Deel 1 (ca. 1880)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken. Deel 1
Afbeelding van Dichtwerken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

Scans (4.15 MB)

ebook (3.63 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken. Deel 1

(ca. 1880)–Bernard ter Haar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 249]
[p. 249]

Bij eene kunstplaat, voorstellende:
Jezus wandelende op de zee.

I.
De Heer.

 
Duisternis zweeft langs de waatren,
 
Hangt in grauwe neev'len neer,
 
En de storm vangt aan te klaatren,
 
En schiet snerpend uit langs 't meer,
 
Dat, van grimmigheid aan 't brullen,
 
Hoog zijn golven op doet krullen,
 
En ze brijzelt keer op keer;
 
Slechts haar witbeschuimde koppen
 
Geven licht in vuurge droppen,
 
En een flauwe nevelster,
 
't Scheurend wolkenfloers ontgleden,
 
Dat de lucht in 't zwart gaat kleeden,
 
Straalt als 't beeld der hoop van ver,
 
Voor wie naar den hemel staren. -
 
Maar wat zweeft ginds? - Wie is Hij,
 
Die dáár wandelt op de baren? -
 
Zee en winden, antwoordt gij!
 
Meldt Zijn naam ons - wie is Hij? -
 
Met eerbiedig stemgefluister
 
Spreekt bij elke stilte 't duister,
 
En met krachtig spraakgeluid
 
Roept de rukwind buldrend uit:
 
Die ginds wandelt in de stormen
 
over 't woest verbolgen meer,
 
't Is de Heer!
 
 
 
Siddert niet, Zijn welbeminden,
 
Bloode jongren, kleen van moed,
 
Die dáár, worstlend met de winden,
 
Zwalpt langs d'opgejaagden vloed!
 
Waant gij, dat de geest der stormen
 
Omdwaalt in die nevelvormen?
[pagina 250]
[p. 250]
 
En, door 't windgeloei ontwaakt,
 
En uit d'afgrond opgevaren,
 
Zelf gaat spoken langs de baren,
 
Dat gij zulk een angstkreet slaakt,
 
Dat de schrik rijdt door uw haren? -
 
't Is geen spooksel, wat gij ziet
 
Statig zwevend langs de stroomen
 
Tot uw hulkje dichter komen.
 
Hoort: ‘Ik ben het, siddert niet!’
 
Klinkt door 't golfgebruis u tegen.
 
Ziet, Zijn naadring spelt u zegen!
 
De eenge Redder in 't gevaar,
 
Jezus, aller hoop is daar.
 
Die ginds wandelt in de stormen
 
over 't woest verbolgen meer:
 
't Is de Heer!
 
 
 
Deedt gij Mozes' grootheid blijken,
 
Trotsche Schelfzee, toen uw vloed
 
Snel ineenkromp voor zijn voet,
 
En verschrikt terug ging wijken;
 
Toen gij, bevend voor Gods stem,
 
Als Jehova sprak door hem,
 
Wegdreeft op gespreide vleugels;
 
Toen gij, als een steigrend ros,
 
Strak gegrepen in zijn teugels,
 
Stilstondt in uw golfgeklots;
 
Toen uw waatren, eerst gevloden
 
Voor des Zieners wonderstaf,
 
Weer door hem terugontboden,
 
't Lijkkleed spreidden voor de dooden
 
Over 't wijd gedolven graf: -
 
Hij, die over 't vloertapeet
 
Der ontstoken waatren treedt,
 
Rustig wandelt in de stormen
 
langs de golven, Hij is meer:
 
't Is de Heer!
 
 
 
Deedt ge uw stroomnat rugwaarts keeren,
 
Heilge waatren der Jordaan!
 
Voor den afgezant des Heeren,
 
Dien gij droogvoets door liet gaan,
[pagina 251]
[p. 251]
 
Eer hij op zijn wolkenwagen,
 
Knetterend van donderslagen,
 
Als op een karos van vuur,
 
Werd van de aarde weggedragen:
 
Hij, die in dit nachtlijk uur,
 
Als Beheerscher der natuur,
 
Rustig wandelt in de stormen
 
langs de golven, Hij is meer:
 
't Is de Heer!
 
 
 
Driewerf heil uw oeverzanden,
 
Rotsig meer, Genezareth!
 
Roept Zijn glorie uit, gij stranden!
 
Nu Gods Zoon de voeten zet
 
Op uw schuimend waterbed,
 
En op 't deinend golfgewiegel
 
- Schoon de wind met dof gebrom
 
't Meer doe schudden in zijn kom -
 
Staat als vastgevrozen spiegel.
 
Stormen, die door 't luchtruim giert,
 
En, waar gij uw geesel zwiert,
 
't Zeenat opzweept uit de kolken!
 
Gij, die luistert naar Zijn stem,
 
Wijdt uw schorren lofzang Hem!
 
Roept ‘Hosanna’ in de wolken!
 
Snelt, ontroerde golven, aan,
 
Om Hem op de waterbaan,
 
Huiv'rend van ontzag, te groeten!
 
Waait uw pluimen tot Zijn eer!
 
Spreidt uw mantel aan zijn voeten!
 
Schudt uw paarlen voor Hem neer!
 
Hij, die wandelt in de stormen
 
over 't woest verbolgen meer:
 
't Is de Heer!

Petrus.

 
Driftige Petrus! waar zet gij uw treden?
 
Daalt gij van 't scheepken en waagt gij uw schreden,
 
Stout op uw moed, langs den bruisenden plas?
 
Hoort gij den storm en den afgrond niet loeien?
 
Waant gij uw enkels met vleuglen te schoeien?
 
't Lillende vocht te doen stollen als glas? -
 
 
[pagina 252]
[p. 252]
 
Hoog gaan de baren; luid gonzen de winden;
 
Wáár voor den voet thans een steunpunt te vinden?
 
't Zwelgende graf spart zijn kaken alreê;
 
Zwart is de Hemel; geen star ziet hij blinken.
 
‘Heere, behoud mij!’ zóó roept hij in 't zinken,
 
Half overstort door de zwalpende zee.
 
 
 
Kleine in 't geloove! wat hebt gij gewankeld?
 
Dooft reeds het vuur, dat uw adren doorsprankelt?
 
Driftige Jonger! wat was nu uw moed? -
 
Steigrende golven, die stuiven en jagen,
 
Rijzend en ebbend naar 't dwarlen der vlagen,
 
Bobbelend schuim op den hobb'lenden vloed!
 
 
 
Vat haar, de hand, die uw hand heeft gegrepen!
 
Houd haar met klemmende vingren omnepen,
 
Macht en ontferming omsluit zij te zaam.
 
Hij, die als Heer op den rug treedt der vloeden,
 
Weet in gevaar ook de zijnen te hoeden:
 
Helper en Redder blijft eeuwig Zijn naam!
 
 
 
Ziet hen 't geteisterde hulkje bestijgen,
 
Stilte gebiedt Hij - de rukwinden zwijgen,
 
Glinstrend als marmer en effen is 't meer.
 
't Koeltje draagt geuren hun toe van de stranden,
 
Waar met gejuich nu het scheepke gaat landen:
 
Golven en winden herkenden hun Heer!

III.
De kunstplaat.

 
Beminlijk beeld, 't is zoet u aan te staren!
 
Zweef altijd vóór en nevens mij!
 
Als 't driftig bloed me onrustig bruist in de âren,
 
'k Zie Jezus aan, dáár wandlend op de baren,
 
En 'k voel den storm der ziel bedaren:
 
Zóó kalm, zóó goed, zóó groot is Hij!
 
 
 
Doet 's levens zee mij door haar golfslag beven,
 
Bezwijkt mijn hart van vrees daarbij,
 
'k Zie Jezus aan, die zwakken kracht kan geven,
[pagina 253]
[p. 253]
 
Wiens hand met macht den Jonger houdt geheven;
 
En 'k hoor het fluistrend om mij zweven:
 
‘Kleine in 't geloof! wat wankelt gij?’
 
 
 
Zwak is mijn kracht en klein is mijn geloove,
 
Maar Gij, mijn Helper! vat mijn hand.
 
Ach, dat geen nacht dien lichtstraal voor mij doove;
 
Geen storm, die woedt, mij ooit dien troost ontroove,
 
Maar 'k U ook eens als Redder love,
 
Door U geleid naar 't veiligst strand!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken