Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtwerken. Deel 2 (ca. 1880)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtwerken. Deel 2
Afbeelding van Dichtwerken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Dichtwerken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.69 MB)

Scans (4.05 MB)

ebook (3.73 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtwerken. Deel 2

(ca. 1880)–Bernard ter Haar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Ophelderingen,
behoorende tot de voorgaande dichtstukken.

Bl. 62
Het laatst vaarwel.

Bij den dood van mijn dierbaren en onvergetelijken vader Barend Ter Haar, ontslapen 11 Juli 1828.

 
Bl. 65.
 
't Rust dáár zacht in kalme dreven,
 
Waar de zee de stranden kust.

Velen mijner lezers zullen in deze beschrijving het kerkhof te Muiderberg herkend hebben, waar, nevens het overschot mijns vaders, ook dat mijner moeder en van andere geliefde afgestorvenen rust.

Bl. 67.
Voor bedroefden.

Aan dit stukje, oorspronkelijk voor de nagelaten betrekkingen van mijn waardigen behuwdvader, den Heer H. Van Woudenberg, in leven predikant te 's Gravenhage, bestemd, heb ik hier, door het eenigszins te bekorten en te veranderen, een nog algemeener strekking trachten te geven.

Bl. 69.
Goeden nacht aan mijn zoontje.

Den jongsten onzer lievelingen, ons, na een kortstondig bezit van zeven maanden, te Arnhem door den dood ontvallen en dáár begraven.

Bl. 72.
Elegie aan een spelend kind.

Dit stukje werd bij den dood eener onvergetelijke zuster vervaardigd, en haren bedroefden echtgenoot gewijd.

Bl. 74.
Vreugde en rouw.

De bruid, aan welke deze regels gericht waren, was in onze woning opgevoed, en door mij en mijne gade, welke weinige maanden vroeger gestorven was, als een pleegdochter beschouwd en bemind.

Bl. 77.
Bedroefd en krank.

Aan mijne gade toegezongen, bij den dood van haar eenigen broeder, den Heer J.G. Roering, overleden te 's Gravenhage, 30 April 1856.

[pagina 87]
[p. 87]

Bl. 79.
Bij het graf van den dichter De Génestet.

Dit gedicht is vermoedelijk alreede aan velen mijner lezers bekend. Niet enkel toch is het in de Aurora van 1862 opgenomen, maar ook door den hoogleeraar Van Vloten in zijn ‘Dicht en ondicht der negentiende eeuw’ voor het grootste gedeelte overgenomen, en als proeve van mijn dichttrant meegedeeld. Voor de talrijke vereerders des vroeg ontslapenen, ook door mij innig geliefden en bewonderden dichters zou het geheel overbodig zijn naar de talrijke zinspelingen op de De Génestet's eigene gedichten te verwijzen, die in dit gedicht worden aangetroffen. Slechts een paar aanhalingen, die voor de diepe opvatting van De Génestet's karakter het sterkst sprekend zijn, wil ik mij hieronder veroorloven.

 
Bl. 79.
 
Uw mulle grafterp nadert.

Een jaar later was hier een nederig en toch schoon en waardig gedenkteeken verrezen.

 
Bl. 80.
 
Een heldre glimlach en een traan.

Ziedaar het beeld des dichters! Verg. uit zijne Leekedichtjes: XCVIII.

 
Daar is een glimlach gul en goedig,
 
Een lachje geestig, schalk en fijn,
 
En toch sóó grensloos diep weemoedig,
 
Dat zuchten daarbij vroolijk zijn.
 
Bl. 83.
 
't Mysterie van den dood en 't wonder van het leven
 
Zijn thans voor mij verklaard.

Vergel, uit dezelfde Leekedichtjes: XC.

 
Ziet welk een wonder is het leven,
 
En wat Mysterie is de Dood!

Bl. 83.
Aan eene jonge weduw.

Aan mijne eenige dochter toegezongen, op den sterfdag van haar echtgenoot, mijn veelgeliefden schoonzoon H.W. Terpstra, overleden als predikant te Zaandijk, 8 April 1864.

 
Bl. 84.
 
Dien kansel in 't zwart.

De lijkbaar, door een kleinere schaar gevolgd, werd, voordat zij naar het kerkhof grafwaarts werd gedragen, vóór het doophek in het ruim der kerk nedergezet, waar intusschen een groot deel der gemeente zich had verzameld. De predikstoel was op eenvoudige maar indrukwekkende wijze met rouwfloers omhangen. Te midden van den breeden kring, die hier zich vormde, werd door mij een toespraak gehouden, die vóór een zestal nagelaten leerredenen van mijn schoonzoon is geplaatst.

 
Bl. 84.
 
Want zijn God bleef toch Koning.

‘Rust mijn ziel, uw God is Koning!’ waren de laatste woorden des ontslapenen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken