Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het wereldje van Beer Ligthart (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het wereldje van Beer Ligthart
Afbeelding van Het wereldje van Beer LigthartToon afbeelding van titelpagina van Het wereldje van Beer Ligthart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het wereldje van Beer Ligthart

(1973)–Jaap ter Haar–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 149]
[p. 149]

10

‘Kan hij dicht?’ vroeg vader.

‘Ik geloof het wel,’ antwoordde moeder, terwijl ze nog een laatste blik door de kamer wierp.

De koffer lag gepakt op bed. Beer klapte het deksel dicht en vader bracht hem naar beneden.

‘Ik ga nog even m'n haren doen,’ zei moeder. Haar hand gleed even langs Beers wang, toen ze de kamer uitliep.

De laatste minuten thuis. Over enkele ogenblikken zou oom Ber hen met de auto komen halen.

Beer stond naast zijn bureau voor het raam. Hij dacht aan de weken die achter hem lagen en het kwam hem voor, alsof hij een reis had gemaakt naar een ander werelddeel. Of hij was beland in een leven, dat volslagen anders was. Het werelddeel van een blinde was misschien maar een klein werelddeeltje. Toch was de reis lang en inspannend geweest. Een reis door de grijze duisternis. Een tocht door de diepte van het bestaan. Maar bovenal toch een ontdekkingsreis, omdat hij in de afgelopen weken zoveel over zichzelf, de mensen en het leven had geleerd.

Toen vader en moeder van het Blindeninstituut waren thuisgekomen, had Beer hen opgevangen bij de deur. Na moeilijke momenten in het park had hij zich ten-

[pagina 150]
[p. 150]

slotte heilig voorgenomen, het onvermijdelijke rustig te aanvaarden. Door er geen drama van te maken, had hij zichzelf én zijn ouders voor veel verdriet bespaard. Heel merkwaardig was het komende vertrek naar Bussum - uiterlijk althans - voor Tjeerd het meest onverteerbaar gebleken. Hij had het eerst niet willen geloven en ontdaan geprotesteerd:

‘Nee Beer... nee, dat meen je niet!’

‘We zullen elkaar de weekends zien.’

‘Maar... maar dit kan toch niet. We schoten net zo lekker met het werk op. En wat moeten we nu met die krantenwijk?’ Was Tjeerd bang geweest terug te zakken in zijn vroegere isolement?

Die morgen aan het ontbijt had Annemiek het even te kwaad gekregen, toen ze afscheid moest nemen voordat ze naar school zou gaan.

‘Dag Beer, ik hoop...’ En opeens schoot een huilbui los.

‘Nou, nou, zo erg is het niet,’ had Beer haar gesust.

‘Welnee,’ was vader tussenbeide gekomen. ‘Ieder weekend komt hij thuis, net als de jongens die in dienst gaan.’

In dienst gaan, dacht Beer. Hoe goed drukte die woorden uit, wat er nu met hem te gebeuren stond. Het dekte ook wat hij met zijn verdere leven wilde doen. Niet in de militaire dienst maar in dienst van gekreukelde kinderen. En vooral: die geschonden kinderen als psy-

[pagina 151]
[p. 151]

choloog helpen op de weg naar een menswaardig bestaan. Dát was zijn doel. En wie een vast omlijnd doel had in zijn leven, die was zo ongelukkig nog niet.

Buiten klonk getoeter. Oom Ber was gearriveerd. Beer trok zijn haltertruitje recht. Het was een verschoten grijs, paars-bruin geval, maar hij was erop gesteld. Ondanks het aandringen van moeder, had hij zijn nette pakkie maar laten hangen in de kast. Hij wilde in het Blindeninstituut zijn opwachting maken zoals hij was. Niks meer, maar ook niks minder.

Pas later was het tot hem doorgedrongen, dat het geen enkel verschil zou maken: vrijwel geen van de kinderen daar zou zijn kleren kunnen zien.

‘Ber is er!’ riep vader van beneden.

‘Ik kom,’ antwoordde moeder uit de grote slaapkamer.

Beer voelde de zenuwen in zijn buik opeens heftig trekken.

Daar ging hij dan. Hij had het gevoel, dat hij opnieuw een episode in zijn leven had afgesloten. Toen hij het ziekenhuis verliet, leek er een eind gekomen aan zijn jeugd. En nu? Nu ging hij zijn toekomst tegemoet en stond hij voor een nieuw begin.

 

‘Zo, dan zal ik je nu maar eens naar je kamer brengen en je voorstellen aan de anderen uit het huis, voor zover die nu aanwezig zijn.’ De directeur was opge-

[pagina 152]
[p. 152]

staan. Dat hoorde Beer aan het schuiven van de stoel.

‘Zullen we hier dan maar afscheid nemen?’ vroeg Beer en even leek het, of er een onrustige kikker heen en weer sprong in zijn keel. Hoe eerder vader en moeder weggingen, hoe beter het was. Zo'n afscheid moest je niet rekken. Dat had geen enkele zin.

‘Dag Berebop,’ zei vader. Een naampje van heel vroeger en sinds jaar en dag niet meer gebruikt. Nu onderstreepte het opnieuw die nauwe verbondenheid tussen hen, zoals ook die klap op zijn schouder en die zoen op zijn wang.

‘Dag liefje. Tot zaterdag.’ Die laatste woorden moesten tonen, voor hoe tijdelijk dit afscheid was. Toch sprong er ook een kikker in moeders keel. Ze moest nu snel wegwezen, dacht ze. Want of ze zo rustig en flink kon blijven, wist ze niet.

De directeur hield de deur open.

‘U hoeft ons niet uit te laten. We weten de weg,’ zei vader.

‘Bedankt voor al uw hulp en goede zorg!’ De stem van moeder had gelukkig weer een wat steviger klank. In gedachten zag Beer zijn ouders de speelplaats oversteken en vaders arm lag nu vast en zeker om moeders schouder heen.

De directeur was de kamer weer ingekomen en scharrelde even tussen wat papieren op zijn bureau. Een goeie vent, dacht Beer. Vooral om de rustige, zakelij-

[pagina 153]
[p. 153]

ke manier, waarop hij het gesprek en dit afscheid had geleid. Geen drama. Het zieligste kind van de wereld was hij ook niet. Nog op geen stukken na.

‘Zullen we dan maar?’

‘Waar is mijn koffer?’

‘Die heb ik hier. Ja, toe maar. Houd mijn schouder maar vast.’

Ze liepen door een gang naar de deur en gingen naar buiten. Beer hoorde hoge, opgewonden kinderstemmen in de verte. Was het kleuterschooltje uitgegaan? De directeur hield zijn passen in.

‘Sorry, ik ben iets vergeten. Blijf hier even wachten, wil je? Ik ben zó terug.’

Daar stond Beer alleen op de speelplaats van het Blindeninstituut. Hij luisterde naar de joelende kinderstemmen. Ze klonken net als in het park, als het bewaarschooltje was uitgegaan:

‘Mijn vader heeft een zeilboot gekocht!’ ving hij op.

‘En mijn vader heeft een caravan. Da's veel fijner. Daarmee kan je overal naartoe!’

‘Met een zeilboot ook!’

‘Ja, maar die kan omslaan in een storm!’

‘Met een caravan kan je je doodrijden op een grote weg!’

Het was of Gijsje en Jantje de Koning daar in de verte stonden. Grinnikend in zichzelf bedacht Beer opgelucht, dat er tussen ziende en blinde kinderen wel

[pagina 154]
[p. 154]

niet zoveel verschil zou zijn. Waarschijnlijk evenveel vreugde en evenveel verdriet. Evenveel opschepperij, evenveel fantasie en evenveel angst.

‘Hallo, ben je hier nieuw?’ Een heldere meisjesstem vlakbij.

Hij had haar niet horen toelopen.

‘Ja, ik ben net gekomen. Ik ben Beer Ligthart.’

‘Ik heet Tinka.’ Dat klonk als een halfuurslag op het horloge van de student.

‘Naast me staat Molly, een kleintje van de kleuterklas. Zelf zit ik op de Mavo.’

‘Heb je gehuild?’ vroeg Molly.

‘Nee,’ zei Beer.

‘Ik wel, toen ik hier kwam. Ik heb ontzettend gehuild.’ Beer wist niet goed, wat hij daarop moest zeggen. Een hummeltje van vijf. Was hij zelf dan niet bevoorrecht, dat hij hier nu pas kwam?

‘Hoe wist je, dat ik hier stond?’ vroeg hij nieuwsgierig. ‘Kan jij dan zien?’

‘Nog een heel klein beetje,’ antwoordde Tinka en Beer was verrukt van haar stem. ‘Ik ben eerst op een school voor slechtzienden geweest, maar mijn ogen gingen steeds verder achteruit. Daarom zit ik al een half jaar hier. Misschien kan ik later een goed oog krijgen, heeft de dokter gezegd.’

‘Bevalt het je hier?’

‘Oh ja. In het begin moest ik natuurlijk wennen. Het

[pagina 155]
[p. 155]

is hier anders dan thuis. Maar weet je, je leert hier zoveel, waar je later wat aan hebt.’

Tot Beers spijt - hij had best wat langer met die Tinka willen praten - kwam de directeur hem halen.

‘Sorry, dat duurde even. Er kwam ook nog een onverwacht telefoontje uit Den Haag.’ Hij pakte de koffer op en Beer greep hem opnieuw bij de schouder beet.

‘Dag Beer,’ zei Tinka. ‘We zullen elkaar nog wel vaker tegen het lijf lopen.’

‘Vast wel,’ zei Beer. Hij hoopte het.

De directeur leidde hem over de speelplaats. Ze kwamen bij een huis naast het hoofdgebouw, waar hij een eigen kamertje zou krijgen.

Het ergste was nu achter de rug, dacht Beer. Hij zag een weg naar de toekomst voor zich. De eerste stappen op die weg waren reeds gezet, toen hij de hall van zijn tweede thuis betrad.

Tinka was een aardige naam, dacht hij.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken